6

Het is zaterdagochtend en ik zit vol verwachting aan het ontbijt. Chris is er ook al met een big smile op zijn gezicht.

“Heb je enig idee wat we gaan doen?”

“Nee, natuurlijk niet, wanneer ga je het me vertellen?”

“Straks,” zegt hij vaag. “Hoeveel tijd heb ik om te ontbijten?”

“Alle tijd. Zodra je klaar bent, gaan we.” Na het ontbijt stappen we in de auto. Op de vraag wat ik mee moet nemen, heeft hij alleen gezegd: casual kleding en een tandenborstel. We rijden met de auto naar het zuiden en op een gegeven moment verlaten we de snelweg, in de richting van een vliegveld.

Ik kijk hem aan. “Je gaat me toch niet vertellen…” Weer kijkt hij me lachend aan. “Ik heb je toch gezegd dat je ook je tandenborstel mee moest nemen?”

“Waar gaan we naartoe?”

“Dat merk je vanzelf.”

We draaien de parkeerplaats op van een klein vliegveld. Hij kijkt op zijn horloge. “Precies op tijd.”

“Hoezo, precies op tijd? Ik had toch alle tijd om te ontbijten?”

“Ik weet inmiddels wel hoe lang je daarover doet.”

“Ben ik echt zo voorspelbaar?”

“Zo zou ik jou niet willen omschrijven, maar je hebt wel bepaalde vaste rituelen.”

Wanneer hij de auto geparkeerd heeft, stappen we uit. Ik kijk om me heen. Waar is de vertrekhal? Intussen haalt Chris onze koffers en mijn beautycase uit de achterbak.

“Hé, hallo, zijn jullie er klaar voor?” Ik kijk om en zie een lange man met blonde krullen op ons afkomen. Wie is dat?

“Catharina, ik wil je graag voorstellen aan een goede vriend van mij. Dit is Roderick.”

Roderick schudt enthousiast mijn hand, terwijl hij me ondertussen van top tot teen opneemt. Het is leuk om een keer een vriend van Chris te ontmoeten, maar ik begrijp niet helemaal waarom nu. Ik dacht dat we dit weekend iets met z’n tweeën gingen doen.

Roderick neemt een koffer van Chris over en samen lopen we naar een klein kantoortje. Ik zie nu dat er overal kleine vliegtuigjes geparkeerd staan. We gaan toch zeker niet in zo’n klein vliegtuigje zitten? Is dat wel veilig? “Eh, Chris, misschien moet je me nu maar eens vertellen wat we gaan doen?” vraag ik.

“Nou, dat lijkt me duidelijk. Roderick heeft een klein vliegtuigje en gaat ons naar onze eindbestemming brengen.”

“Je bedoelt de hemel?”

Roderick moet hard lachen. “Maak je geen zorgen. Sinds gisteren heb ik mijn vliegbrevet, het enige wat ik nu nog moet doen is vlieguren maken.”

“Nee, dat meen je niet!” roep ik geschrokken. “Catharina, maak je niet ongerust. Roderick kon eerder vliegen dan lopen, zijn vader is gezagvoerder op een Boeing. Hij heeft kleine Roderick al van jongs af aan vliegles gegeven. Geloof me, je zit liever bij hem in een vliegtuig dan bij mij in de auto.” Ik kijk Roderick even doordringend aan. “Klopt dat?”

“Helemaal waar. Ga hier rustig zitten, dan breng ik de papierhandel in orde en dan kunnen we vertrekken. Ik moet je wel waarschuwen. Het is maar een klein vliegtuigje, dus het duurt wat langer dan een lijnvlucht en turbulentie voel je ook wat duidelijker. Ik hoop dat je een sterke maag hebt?”

Even denk ik dat hij weer een grapje maakt, maar nu lijkt hij echt serieus. Wat denken ze wel? Ik ben zwanger. Normaal kan ik veel hebben, maar nu is een autorit eigenlijk al te veel. Waarom niet gewoon een groot vliegtuig? Gaan we nu ineens beknibbelen? Blijkbaar kijk ik nog steeds een beetje angstig, want Chris vraagt heel bezorgd: “Je vindt het toch wel leuk, hè? Het leek me wel grappig om het zo te doen, dan hoef je je niet te haasten om op tijd het vliegtuig te halen.” Als dat het enige voordeel is. Ik kijk hem aan en hij kijkt heel erg beteuterd. Meteen lach ik mijn meest stralende lach.

“Ik vind het hartstikke leuk. Wat lief dat je dit allemaal voor me georganiseerd hebt. Je hebt me nog helemaal niet verteld waar we naartoe gaan.”

“Ik had het willen vertellen zodra we om de Eiffeltoren zouden cirkelen…”

“De Eiffeltoren? Gaan we naar Parijs? O, wat fantastisch!” Deze keer ben ik wel enthousiast. Wat loop ik toch te zeuren. Hoe erg kan een tochtje in zo’n klein vliegtuigje zijn? We gaan zomaar een weekend naar Parijs, cool!

Anderhalf uur later zit ik vastgesnoerd in mijn stoel en het enige wat ik nu nog wil, is dit overleven, zodat ik Chris ongelooflijk op zijn sodemieter kan geven. Al mijn ingewanden zijn door elkaar geschud en we zijn pas halverwege. Ik ben kotsmisselijk. De enige reden dat ik niet hoef te spugen, is dat alles er al uit is. Chris zit een beetje sip te kijken en heeft me intussen al honderd keer zijn excuses aangeboden. Ik probeer te bedenken dat hij het zo goed bedoeld heeft, maar dat wordt steeds moeilijker. Eindelijk, eindelijk staan we weer veilig op de grond. Een lachende Roderick bevrijdt me uit mijn stoel. “Ging het een beetje? De turbulentie was wat zwaarder dan ik had verwacht en in zo’n klein vliegtuigje voel je dat altijd dubbel zo erg. Ja toch, Chris?”

“Wat zeg je?” vraag ik. “Dit is niet jouw eerste keer in zo’n zeepkist met vleugels?”

“Eh, nee, Roderick en ik hebben al heel vaak samen gevlogen. Ik heb me alleen nooit zo gerealiseerd hoe erg het op en neer gaat. Sorry. Ik bel meteen Air France om een lijnvlucht terug naar huis te boeken, oké?” Ik kijk nog steeds dreigend en zeg: “Wat dacht je van de trein?”

“De trein?” vraagt Chris met een vies gezicht. “De trein is heel comfortabel, zeker nu.” Chris zucht. “Natuurlijk, lekker met z’n allen in een veel te kleine coupé.”

Ik wil nog iets zeggen, maar Roderick komt er snel tussendoor.

“Chris, ik moet nog terug naar huis en voordat ik alles geregeld heb…Als je het niet erg vindt?” Roderick is duidelijk blij dat hij een goed excuus heeft om deze arena te verlaten.

“Nee, natuurlijk niet, en zoals je al gehoord hebt, gaan wij met de trein terug naar huis.”

“Natuurlijk, snap ik. Nou, veel plezier dan maar en tot volgende week.” En weg is hij.

“Kom, er staat een auto voor ons klaar die ons naar het hotel brengt.”

“Je bedoelt een normale auto, of komt er een andere vriend dadelijk met paard-en-wagen aanhobbelen?”

“Nee, natuurlijk niet.”

Hij pakt de koffers en mijn beautycase en loopt naar een gereedstaande taxi. De hele weg naar het hotel zwijgen we. Pas wanneer ik zie in welk hotel we slapen, ontdooi ik een beetje. Mijn ingewanden zitten inmiddels weer op hun vertrouwde plek. En Chris heeft ergens een broodje vandaan getoverd, zodat mijn maag ook weer wat gekalmeerd is.

“Wauw, Chris. Het hotel ziet er fantastisch uit.” De kamer is geweldig. Het is een balzaal, voorzien van alle luxe-extraatjes die je in een vijfsterrenhotel mag verwachten, inclusief bubbelbad. Eindelijk voel ik me weer een beetje enthousiast worden. Chris kijkt nog steeds ontzettend schuldbewust en ik besluit het hem te vergeven. Hij bedoelde het goed en hij kon toch ook niet weten dat je zoiets niet met een zwangere vrouw moet doen?

“Chris, ik vind het heel erg lief dat je dit allemaal voor mij geregeld hebt. Ik moet zeggen, het vliegtuig was een kleine miscalculatie, maar de rest is echt fantastisch.” Eindelijk zie ik weer een kleine lach op zijn gezicht. “Wat gaan we hier allemaal doen? Bungeejumpen van de Eiffeltoren?”

Chris lacht als een boer met kiespijn. “Laten we dat maar niet doen. Ben je al eens eerder in Parijs geweest?”

Ik knik. “Dat is al wel heel lang geleden.”

“Het is nu vier uur. Zullen we een beetje rondwandelen? De Eiffeltoren is hier vlakbij en daarna zoeken we in Montmartre een leuk restaurantje om te eten. Wat denk je ervan?”

“Klinkt prima. Vind je het goed als ik me eerst een beetje opfris?”

“Tuurlijk, neem je tijd.”

Een halfuur later lopen we door de straten van Parijs op weg naar de Eiffeltoren. We besluiten niet naar boven te gaan, gezien de staat van mijn maag eerder op de dag. We slenteren langs de Seine en eten uitgebreid in een typisch Frans restaurantje.

“Heb je er al over nagedacht wat je nu wilt? Ik bedoel met je zwangerschap?” vraagt hij tijdens het eten.

“Ja, de klok begint te tikken en ik heb altijd al kinderen gewild. Ik had nooit kunnen dromen dat het zo zou gaan. En de kans dat het in één keer raak is, is ook erg klein. Ik geloof in het noodlot. Blijkbaar heeft het zo moeten zijn, dus ja, eigenlijk wil ik dit kindje heel graag houden. En jij?”

“Jij moet de beslissing nemen, dat kan ik niet voor je doen.”

“Dat weet ik, maar wat zou je willen dat ik zou doen?”

“Kaatje, dit heeft helemaal geen zin. Ik respecteer je keuze en zal je daarbij zo goed mogelijk helpen.”

Ik wil zo graag horen dat hij ons kindje ook graag wil houden. Het zou me een stuk minder onzeker maken over deze keuze.

Ik speel een beetje met mijn eten.

“Hoe nu verder?” vraag ik zachtjes, terwijl ik mijn ogen op mijn eten gericht houd.

“Ik denk dat we het maar beter aan iedereen kunnen vertellen. Een zwangerschap verberg je niet zo makkelijk.”

“Op het werk, bedoel je?”

“En aan vrienden en familie. Ik weet zeker dat je het heel graag aan Nadien en Ellen kwijt wilt.”

“Je moest eens weten hoe vaak ik niet al op het punt heb gestaan om het er maar gewoon uit te gooien.”

“Dat dacht ik wel.”

“En mijn ouders natuurlijk ook.” Ineens bedenk ik me iets. “Wat ga ik aan mijn moeder vertellen?”

“Hoe bedoel je?”

“Ze is nogal ouderwets. Ik kan toch moeilijk vertellen dat ik zomaar met mijn baas in bed gedoken ben en nu per ongeluk zwanger ben. Wat zal ze wel niet denken?”

“Dat zal toch wel meevallen?”

“Jij kent mijn moeder niet.”

“Misschien wordt het weleens tijd om mij aan haar voor te stellen.”

“Als wat? De vader van mijn kind en tevens mijn baas?”

“Wat dacht je van als je vriend?” Ik kijk hem verbaasd aan.

“Kom op, Kaatje. We zien elkaar bijna elke dag. We wonen praktisch samen. Hoe zou jij het noemen?”

“Ellen en Nadien zullen het een tijdelijke verstandsverbijstering noemen.”

“Kaatje, alsjeblieft.”

“Sorry. Ik dacht gewoon dat…”

Heel eerlijk gezegd was ik een beetje bang dat ik niet meer dan een tijdelijke flirt voor hem was. “Maakt niet uit wat ik dacht,” zeg ik daarom maar. Langzaam begint er zich een gelukzalig gevoel door mijn lichaam te verspreiden. Het gaat helemaal goed komen. Ik heb een vriend en ben zwanger en in die volgorde ga ik het ook aan mijn moeder vertellen.

“Vertel eens iets over je familie. Ik weet niet eens of je broers of zussen hebt,” vraagt hij belangstellend. Ik begin te vertellen over mijn ouders, het dorp waar ik ben opgegroeid. Mijn twee zussen, beiden met man en kind. Mijn jeugd, vrienden, alles eigenlijk. “En nu jij, uit wat voor nest kom jij?” vraag ik. “Ken jij de winkelketen De Gaper?”

“Natuurlijk, wie kent die niet? Je vindt ze tegenwoordig in elke stad.”

“Mijn opa heeft de eerste drogisterij opgericht en mijn vader heeft het bedrijf verder uitgebouwd.”

“Dat wist ik niet.”

Hoewel ik begrepen had van Nadien dat hij goed in de slappe was zat, had ik dit niet verwacht. Zijn familie is hartstikke rijk. Zijn naam had natuurlijk een belletje kunnen doen rinkelen, maar wie verwacht dat nou? Nu word ik wel heel nieuwsgierig naar zijn familie. “Heb jij nog broers of zussen?”

Nu begint hij te vertellen over zijn jeugd. Over zijn vader, altijd druk met zijn werk, en hoe zijn moeder de scepter zwaait over het huishouden. Over zijn oudere broer, die zijn vader op gaat volgen.

Wanneer hij uitverteld is, kijk ik om me heen en zie dat het restaurant bijna leeg is. Het bedienende personeel is al bezig om alles klaar te zetten voor morgen. “Volgens mij is het tijd om terug te gaan naar het hotel.”

In het grote hotelbed vrijen we als nooit tevoren. Het lijkt wel of het intenser is dan anders. Na afloop leg ik mijn hoofd in het holletje net onder zijn schouder. Dat past precies en ligt heerlijk.

“Ik heb nog eens nagedacht. Over hoe het nu verder moet en over wat we vertellen op het werk. Een van ons zal moeten stoppen met werken. We kunnen niet samenwerken als iedereen weet dat we iets met elkaar hebben,” zeg ik.

“Dat klopt.”

“Wie gaat dat worden?”

Chris draait zich op zijn zij. “Ik denk dat dat degene wordt die ook minder gaat werken. Jij dus.” Dat gaat wel heel snel. Hoezo ik?

“We leven niet meer in de vorige eeuw,” zeg ik verbouwereerd.

“Nee, dat klopt, dan waren we nu allang getrouwd.” Ik negeer zijn opmerking.

“Dus jij gaat ervan uit dat ik mijn carrière opgeef om voor ons kind te zorgen.”

“Zie je mij gelukkig worden met een parttimebaan? Dat lukt in mijn huidige functie niet eens.”

“Lekker makkelijk.”

“Ik weet het, ik ben niet erg geëmancipeerd.” Ik kijk hem even aan of hij misschien een grapje maakt. In deze tijd is het absoluut not done om zoiets zelfs maar te denken, laat staan hardop te zeggen, maar hij is bloedserieus. Echt een verrassing is het nou ook weer niet. Hij is een workaholic, wat had ik dan verwacht? Als ik heel eerlijk ben, vind ik het niet eens zo erg. Ik heb mezelf nooit als een carrièrebitch gezien en was al helemaal niet van plan om mijn hoofd te stoten aan het glazen plafond. Dat laat ik liever aan een ander over. Niet dat ik dat ooit hardop tegen een van mijn vriendinnen zou durven zeggen.

“Zullen we gaan samenwonen?” vraagt Chris ineens spontaan. “We zijn nu al praktisch elke dag bij elkaar.”

“Samenwonen?” vraag ik een beetje bedenkelijk. “Is dat niet wat snel?”

“Jij bent zwanger, dat is ook wat sneller gegaan dan gepland. En dan kan ik je ook beter helpen met je zwangerschapskwaaltjes. Emmertjes halen voor wanneer je weer eens misselijk bent en zakdoeken aangeven wanneer je weer een zielig kindje op de televisie ziet.”

Dat klinkt zo gek nog niet.

“Zorg je dan ook voor voldoende chocolade?”

“Natuurlijk.”

“Welk huis gaat het worden?”

“Mijn appartement natuurlijk. Jouw huisje is toch veel te klein?”

“Het heeft wel een tuin.”

“Die drie stoeptegels zou ik geen tuin willen noemen. Maar je hebt wel gelijk. Op termijn zullen we een echt huis moeten zoeken. Voorlopig kun je bij mij intrekken. Je kunt je huis in eerste instantie ook onderverhuren en je spulletjes ergens opslaan.”

“Sommige meubels hebben een hoge emo-waarde, die ga ik niet in een of andere kille opslagruimte zetten,” zeg ik verontwaardigd.

“Nou, neem ze dan maar mee. We vinden er wel een geschikt plekje voor in de logeerkamer.”

“De woonkamer,” beding ik.

“Oké.”

“En de slaapkamer.”

“Prima, als je de studeerkamer maar met rust laat.”

“Geen probleem, daar kom ik toch nooit.”

Ik moet gapen.

“Zullen we gaan slapen?”

Ik draai me op mijn zij en nestel me lekker tegen hem aan.

Jeetje, samenwonen. Dat is toch wel een hele stap. Zou ik daar niet wat langer over na moeten denken? Het verbaast me een beetje dat Chris zelf met het idee is gekomen.

Maar hij heeft wel gelijk, we zien elkaar bijna dagelijks en niet alleen op het werk. Als hij er een avond niet is, dan mis ik hem. Eigenlijk is het gewoon heel gezellig samen, denk ik nog net voordat ik in slaap val.

“Kaatje?”

Ik word wakker van een mannenstem die me zachtjes uit een heerlijke droom wil halen.

“Mmmhgg,” murmel ik.

“Heb ik je wakker gemaakt?”

“Wat denk je zelf?” vraag ik een tikkeltje humeurig. “Ik ben gisteren vergeten te zeggen dat het ontbijt hier op de kamer wordt geserveerd. Vanaf het balkon heb je een geweldig uitzicht over de stad.”

“Hoe laat is het?”

“Tien uur.”

“Zo laat al?” Ik hoor het rammelen van een serveerwagentje op de gang en begrijp dat het eten is gearriveerd. “Vind je het heel erg als ik me eerst een klein beetje optut? Ik ben helaas geen natural beauty, daar heb ik hulp bij nodig. Ga jij maar vast genieten van het uitzicht, ik kom eraan.”

Een kwartier later zitten we samen op een smal maar authentiek balkon, terwijl we uitkijken over Parijs. Het uitzicht is inderdaad adembenemend. “Wauw, wat is dit mooi. Wist je dit van tevoren?”

“Ja, ik heb hier vaker gelogeerd.”

“O.” Dat is een kleine domper. Hij is hier blijkbaar al een keer met een vrouw geweest. Alsof hij mijn gedachten kan raden zegt hij meteen: “En nee, niet met een andere vrouw, behalve met mijn moeder, maar dat telt niet, toch? We gingen hier vroeger regelmatig als gezin naartoe. Op weg naar het zuiden sliepen we altijd in dit hotel. Mijn ouders namen standaard deze kamer.”

“Dat dacht ik al.”

“Dat dacht je niet, maar dat geeft niet. Wat wil je vandaag gaan doen?”

“Weet je wat mij wel leuk lijkt?” vraag ik. “Nee.”

“Om naar het Louvre te gaan en de Mona Lisa te bekijken,” zeg ik enthousiast.

Chris kijkt verbaasd. “Goed idee, ik wist niet dat je musea leuk vindt.”

Ik ben beledigd. “Zo oppervlakkig ben ik toch niet? Ik ga wel vaker naar een museum.”

Chris knikt. “Sorry. Ik vind je niet echt het type dat in haar vrije tijd musea afstruint.”

“Dan heb je dat dus verkeerd ingeschat,” zeg ik vinnig. Ik wil voornamelijk naar het Louvre vanwege het boek De Da Vind Code. Met zo’n boek maak ik bij hem vast geen indruk.

Chris snijdt subtiel een ander onderwerp aan. “Ik heb voor vanavond een plek gereserveerd in de Thalys. Het blijkt dat dat ook eersteklas kan.” Chris klinkt opgelucht.

“Gelukkig maar, dan hoeven we niet bij elkaar op schoot te zitten,” zeg ik nog steeds een beetje kriegel.

In het Louvre probeer ik stiekem een boekje te kopen over het Louvre en De Da Vind Code. Chris betrapt me. Als hij ziet waar het over gaat, begint hij heel erg hard te lachen.

“Ik wist het wel, misschien ken ik je nog niet zo lang, maar geef toe dat ik je op dit punt goed heb ingeschat.”

Ik haal mijn schouders op. “Ik was gewoon nieuwsgierig, ik heb veel over dat boek gehoord en wilde even kijken wat er nu van waar is.”

“Jij geeft niet graag je ongelijk toe, hè?”

“Ik ben het niet zo gewend. Ik heb meestal gelijk, ook op dit punt trouwens. Ik ga regelmatig naar een museum.”

“Regelmatig als in: één keer in je leven?”

“Alsof jij zo vaak gaat.”

“Nee, dat klopt. Ik heb er niet zoveel tijd voor, ik heb een drukke baan.”

“Ik ook.”

“Misschien moeten we wat vaker vrij nemen om er samen naartoe te gaan.”

“Ja, gezellig,” zeg ik zo overtuigend mogelijk.

Chris lacht.

“Kom maar hier met dat boekje. Ik moet zeggen dat ik ook wel nieuwsgierig ben.”

“Heb jij het dan ook gelezen?”

“Wat?”

“De Da Vind Code?”

“Natuurlijk, wie niet?”

Ik ben helemaal verbaasd, niet alleen dat hij tijd heeft om te lezen. Ik dacht dat, als hij het al zou doen, het alleen zware literatuur zou zijn.

“Zullen we in de coffeeshop wat drinken, dan bekijken we eerst dit boekje en gaan daarna op stap,” stelt Chris voor.

Het blijkt dat hij ongelooflijk snel kan lezen. In no time heeft hij de essentie van het boekje te pakken en hij kan het vervolgens ook nog aan mij uitleggen. “Goh, wat makkelijk,” merk ik op.

“Ja, wat dacht je? Als je eens wist hoeveel rapporten en notities er wekelijks op mijn bureau belanden. Dan is het essentieel dat je alles snel door kunt lezen.”

“Jij leest ook echt alles?”

“Ja, natuurlijk, jij niet?” Ik voel dat ik rood word. “Natuurlijk wel,” lieg ik.

“Catharina, dit is ons weekendje weg, niet een beoordelingsgesprek.”

“Ik lees vooral de belangrijke stukken, bovendien heb ik ook nog een team dat ik moet leiden.”

“Natuurlijk. Kaatje, je hoeft jezelf niet te verdedigen, het kan me echt niet schelen.”

“Nou, mij wel.” Ineens voel ik de tranen in mijn ogen springen.

“Waarom moet je nu huilen?” vraagt Chris geschrokken. “Omdat jij vindt dat ik achterlijk ben.” Chris kijkt me verbaasd aan. “Dat heb ik toch helemaal niet gezegd?”

“Niet letterlijk, maar ik kan prima tussen de regels door lezen,” zeg ik snikkend. “De manier waarop je zegt dat het je niet kan schelen. Dat is typisch zo’n opmerking waarmee je eigenlijk wilt zeggen dat je het niet de moeite waard vindt.”

“Ik vind het wel de moeite waard.”

“Zie je wel. Je vindt het wel belangrijk dat je alle stukken doorleest en je vindt mij een achterlijk trutje, omdat ik dat niet altijd doe.” Ergens in mijn achterhoofd weet ik dat ik onredelijk ben, toch kan ik er niet mee ophouden. “Kaatje, alsjeblieft.” Hij wil een arm om me heen slaan, maar die duw ik weg.

“Ik heb ook gestudeerd, hoor, misschien wel niet twee studies tegelijk en misschien heb ik er wat langer over gedaan, maar dat zegt niets over mijn intelligentie.”

“Dat klopt,” zegt Chris uiteindelijk maar. “En ga me nu niet overal gelijk in geven. Ik kan best tegen kritiek. Ik ben niet ziek en ook niet zielig, alleen maar omdat ik door die stomme hormonen mijn tranen niet meer in bedwang heb.”

Chris kijkt intussen erg ongelukkig en weet niet meer wat hij nog kan zeggen. Aan het tafeltje naast ons zit een wat ouder Frans stel geamuseerd naar ons te kijken. Ik pak mijn tas en ga op zoek naar een zakdoek. De man buigt zich voorover naar Chris en begint in rap Frans tegen hem te praten. Ik zit nog steeds met mijn hoofd in mijn tas, maar vanuit mijn ooghoeken zie ik Chris knikken. Af en toe zegt hij iets terug. Nee, het moet niet gekker worden. Hij spreekt natuurlijk vloeiend Frans. Is er iets dat hij niet kan? Om moedeloos van te worden. De man heeft zijn zegje gedaan, glimlacht even en gaat dan weer recht zitten. “Hier.”

Ik kijk naar Chris, hij houdt een schone witte zakdoek voor mijn neus.

“Dank je,” zeg ik zachtjes. “Wat zei hij?” en ik knik naar het echtpaar aan het andere tafeltje.

“Dat Parijs de stad is van de liefde en dat een beetje kibbelen erbij hoort, dat geeft je ook de kans om het weer goed te maken. Hij zei ook dat je heel mooi bent en er ontzettend intelligent uitziet.”

Ik kijk hem dreigend aan. “Ik versta heus wel een paar woordjes Frans en intelligente heeft hij niet gezegd.”

“Nou, dat misschien niet, maar hij zei wel dat je er stralend uitzag.”

“Echt?”

“Echt,” en hij zegt het nu hardop in het Frans richting het echtpaar en ze beginnen enthousiast te knikken. Ik knik een beetje verlegen terug. Wat aardig van die mensen. “Gaat het weer een beetje?” vraagt hij voorzichtig. “Ja, ik geloof het wel.”

“Ik vind je echt niet dom. Je bent een flapuit en soms misschien een tikkeltje naïef.” Ik kijk weer dreigend. Snel zegt hij: “Ik bedoel dat je af en toe in je enthousiasme doorslaat, maar je kunt ook heel erg rake dingen zeggen, die mensen aan het denken zetten.”

“Noem eens een voorbeeld.”

“Nou, de manier waarop je Alex tijdens een overleg op zijn plaats zet bijvoorbeeld.”

“Alex is een eikel, die heeft dat soms nodig.”

“Inderdaad, en jij neemt die taak ook met verve op je.”

“Nou, oké dan.” Ik ben nog niet helemaal overtuigd, maar besluit het onderwerp te laten varen. “Waar heb je zo goed Frans geleerd?” vraag ik nieuwsgierig.

“Ik zei toch al dat ik met mijn ouders regelmatig in Parijs kwam? Dat was meestal wanneer we op doorreis waren naar onze villa in Zuid–Frankrijk. Daar heb ik vele zomers met de Franse kinderen uit het nabije dorp gespeeld.”