PROLOOG

Ik voel me beroerd. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Die vraag blijft maar door mijn hoofd spoken. “Wat wil je?” vraagt een verveeld kijkende serveerster. Verstoord kijk ik op. Wat ik wil? Ik wil in een groot, diep gat verdwijnen.

In plaats daarvan zeg ik: “Doe maar een kopje thee en een glas water.”

De serveerster krabbelt mijn bestelling op een bierviltje. “En een schep om een groot, diep gat te graven,” voeg ik er zonder na te denken aan toe. “Wat?” vraagt de serveerster chagrijnig. “Laat maar. Graag ook een broodje gezond.” Ze krabbelt nog wat op haar viltje en sjokt dan terug naar de keuken.

Het is tien uur in de ochtend en het is rustig in de lunchroom. Alleen rechts naast me zitten twee meiden te giebelen. Lusteloos blader ik door een glossy damesblad. Ik kan me niet concentreren.

Een flinke tijd later zet de serveerster met veel gerinkel mijn bestelling voor me neer. Het kassabonnetje legt ze er nadrukkelijk naast.

“Is het goed als ik dadelijk alles in één keer betaal?” Ik heb zo’n vermoeden dat ik hier nog wel even zit. De serveerster knikt onwillig. Ze is niet echt het meest vriendelijke type.

Na een uur piekeren ga ik in mijn tas op zoek naar mijn mobiel. Hij ligt helemaal onderin met een lege batterij. Het zit me vandaag niet echt mee. Ik loop naar de serveerster en vraag of ik gebruik mag maken van de telefoon. “Tegen betaling,” voeg ik er snel aan toe, wanneer ik haar zie fronsen. Snibbig zegt de serveerster: “Dat kost vijftig cent per minuut.”

Wat een afzetters, maar ik heb niet zoveel keus. Ik knik. “Prima.”

Ik loop achter haar aan naar de toonbank, achter in de zaak. Ik toets het nummer in en wacht. De telefoon gaat een aantal keer over en net voordat het antwoordapparaat aanslaat, wordt er opgenomen. Snel hang ik op. Ik voel mijn hart in mijn keel bonzen.

“Dat is dan vijftig cent,” zegt de serveerster met haar snerpende stem.

“Zet het maar op mijn rekening,” antwoord ik bits. “En graag nog een kopje thee.”

Dit is in ieder geval de laatste keer dat ik hier een broodje eet. Ik ga op mijn plek zitten en blader weer door het tijdschrift. Mijn oog valt op een item over hoe belangrijk een eerste indruk is. Mijn gedachten dwalen af naar die regenachtige maandagmorgen, nu zo’n vier weken geleden, waarop ik voor het eerst kennismaakte met Christopher. En weer vraag ik me af: Hoe heeft dit kunnen gebeuren?