1
“Kun je niet een beetje uitkijken!? Je reed me bijna omver!”
“Ga aan de kant, ik heb voorrang, het licht staat op groen.” De man, die fronsend uit het raampje van zijn auto hangt, klinkt geïrriteerd.
“Dat is nog geen reden om iemand aan te rijden.” Ik merk dat ik bozer word.
“Er is helemaal niets gebeurd. Kom op, loop door. Ik heb haast.”
“Alsof ik geen haast heb. Ik loop zeker voor mijn plezier door de stromende regen.”
“Die paar druppels kun je nauwelijks regen noemen.”
“Dat is nogal makkelijk praten wanneer je hoog en droog in een warme auto zit.” Ik wijs naar de dreigende grijze wolken boven ons. “Zo meteen komt het met bakken uit de lucht.”
“Dan stel ik voor dat je vlug doorloopt.” Ik wil nog wat zeggen, maar kan zo snel geen passend antwoord bedenken, dus recht ik mijn rug en loop met opgeheven hoofd verder. Wat een eikel! Op de achtergrond hoor ik het zoemende geluid van een autoraampje dat automatisch weer dichtglijdt.
Ik loop stevig door. Niet alleen vanwege de regen, ik ben ook nog eens hartstikke laat. Mijn fiets staat thuis met een lekke band. Al een paar weken. Gisteren heb ik mijn vrije zondagmiddag opgeofferd om de band zelf te plakken, zonder succes. Vanochtend was hij weer zo plat als een dubbeltje. “Het is toch belachelijk dat ik zelf mijn band moet plakken,” mopper ik hardop. Daar heb je mannen voor. Alle geëmancipeerde prietpraat ten spijt, ik kan het niet en ik wil het ook helemaal niet kunnen. Ik ben een moderne vrouw met een redelijke carrière, die er geen moeite mee heeft wanneer een man haar koffers sjouwt of de deur voor haar openhoudt. Een beetje parttime geëmancipeerd, zeg maar. Maar waar vind je een vent die niet schrikt van een beetje ambitie en daarnaast niet te beroerd is om een band te plakken én de was te doen? In ieder geval niet in de kroeg en zeker niet op kantoor. Dromerig denk ik na over mijn ideale man. Hij is natuurlijk galant en lief, maar geen doetje. Intelligent en ambitieus, maar niet té. Inhoud is belangrijk, maar het oog wil ook wat. Kortom, een leuke vent waar je mee thuis kunt komen. Door de jaren heen zijn de nodige vriendjes de revue gepasseerd, maar mister right zat er niet bij. Het lijkt wel of er altijd iets mis is met hen. Ik denk even aan Wim. Hij was sportleraar en zag er dus erg goed uit, zoende heerlijk en ik kon eindeloos met hem kletsen over van alles en nog wat. Helaas voor mij kwam hij erachter dat hij toch liever een vent in zijn bed wilde. Voor me doemt het gebouw op waar ik werk. Het is hoog—twintig verdiepingen—en erg modern met veel spiegelende ramen. Zuchtend keer ik terug naar de alledaagse werkelijkheid en loop naar binnen. John, de receptionist en tevens bewaker, is een kalende man met een buikje, gekleed in een donkerblauw uniform dat iets te strak zit. Hij zit zo dat hij niet alleen goed zicht heeft op alle mensen die binnenkomen, maar dat hij het ook buiten goed in de gaten kan houden.
“Goedemorgen, Kaatje, is je fiets nog steeds kapot?” Ik haal mijn schouders op. “Ik heb het zo ontzettend druk.”
Ik ga hem niet aan zijn neus hangen dat het me niet lukt om mijn band te plakken. “Dan laat je het toch je vriendje doen?” Quasiboos kijk ik hem aan. “John, je weet toch dat ik een geëmancipeerde vrouw ben, daar heb ik geen man voor nodig.”
John moet hard lachen. “Er is dus geen vent in je leven?” Ik lach nu ook. “Nee, helaas. Kun jij je vrouw niet dumpen?”
“Dat zal ze nooit goedvinden.” Hij kijkt somber. “Ik zal het maar bekennen, ik zit verschrikkelijk onder de plak.”
“Jammer! Nou, dan zal ik nog een tijdje moeten lopen. Nu moet ik snel verder, want ik ben al laat.”
John knipoogt even. “Als mijn vrouw me ooit verlaat, ben jij de eerste op mijn lijstje.”
Ik lach terwijl ik naar de lift loop. Er zijn op kantoor een paar mensen die je te vriend moet houden. De receptionist schuine streep bewaker is er daar één van.
“Hallo allemaal, sorry dat ik zo laat ben, maar ik heb een goed excuus. Ik kwam een of andere eikel tegen en die wilde me niet voor laten en dat terwijl het regent, ongelooflijk, hè?”
Ik word weer boos wanneer ik eraan denk. Ellen en Nadien moeten hard lachen.
“Kaatje, niemand heeft voorrang enkel en alleen omdat het regent,” zegt Ellen voor de zoveelste keer. Ellen en Nadien zijn niet alleen twee onder mijn supervisie werkende collega’s, het zijn ook mijn beste vriendinnen. Tijdens onze studie zijn we hier op de salarisadministratie gestart. Wat begon als bijbaantje is nu onze vaste baan. Ellen is een nuchtere brunette met mooie bruine ogen. Zij heeft door omstandigheden nooit haar studie afgemaakt. Dat doet ze nu in de avonduren, want zonder diploma is het lastig om binnen dit bedrijf op te klimmen. Nadien is klein, fijn en blond. Elke man valt doorgaans als een blok voor haar en het is nauwelijks bij te benen wie haar laatste aanwinst is. Ze is op de hoogte van alle roddels en niet te beroerd om er ook een paar te verspreiden. Het gerucht gaat dat ze haar diploma alleen heeft gekregen doordat ze de gewoonte had de leraren te verleiden. Ze heeft het nooit ontkend.
In geuren en kleuren vertel ik wat er vanochtend gebeurd is. Terwijl ik laat zien hoe ik de man tot stoppen heb gedwongen, stoot ik tegen de arm van Nadien, waardoor haar koffie op de grond valt.
“Oeps, sorry, ik ga meteen een doekje pakken.” Ik loop naar het keukentje, waar ik op zoek ga naar een dweil. Terug op de gang bots ik bijna tegen Pieter op. Pieter is mijn afdelingshoofd. Hij heeft me destijds de kans gegeven om door te groeien tot supervisor. “Catharina, ik zocht je al.”
Ik geloof mijn ogen niet. Naast hem staat dezelfde man als die van vanochtend. Wat doet hij hier? “Catharina, zoals je weet ga ik binnenkort met pensioen.” Ik knik, natuurlijk weet ik dat.
“Ik wil je graag voorstellen aan mijn opvolger, Christopher van Beekhuizen.”
Even weet ik niet wat ik moet zeggen. Ik probeer hem een hand te geven zonder dat hij de vieze dweil ziet, die ik nog steeds in mijn handen heb. “Aangenaam kennis te maken,” mompel ik. Zal ik nog een opmerking maken over vanochtend? Zal ik het als een soort anekdote aan Pieter vertellen, of kan ik beter mijn excuses aanbieden? Ik weet het niet en dus houd ik mijn mond. Christopher zegt ook niets, hij geeft me alleen heel koel zijn hand. Zou hij me niet herkend hebben? Hij is er arrogant genoeg voor. “Zullen we naar jouw afdeling gaan?” stelt Pieter voor. Terwijl Pieter zich omdraait, zegt Christopher zachtjes: “Ik begrijp dat het toch harder regende dan ik dacht.” Hij wijst naar de natte doek in mijn handen. Hij heeft me dus wel herkend. “Dat is voor de koffie.” Hij trekt verbaasd zijn wenkbrauwen op. “Ik bedoel, ik heb koffie gemorst en was juist bezig om het weer schoon te maken.”
Zenuwachtig loop ik voor hem uit naar mijn afdeling. Pieter heeft intussen de aandacht van iedereen gevraagd en begint te vertellen dat hij hen wil voorstellen aan zijn opvolger. Nadien en Ellen werpen mij veelbetekenende blikken toe, blij als ze zijn dat er eindelijk een jonge en knappe vent in dit bedrijf komt. Na de introductie van Pieter vertelt Christopher kort iets over zichzelf. Zijn naam is Christopher, maar we mogen hem Chris noemen. Toe maar! Terwijl hij iets over zijn achtergrond vertelt, probeer ik hem ongemerkt wat beter te bekijken. Ik sta vlak naast hem, dus dat valt nog niet mee. Vanochtend in de regen was het me al opgevallen dat hij koele, grijze ogen heeft. Nu zie ik dat hij ook heel erg lang is. Zijn haar is donkerblond en hij draagt een donkergrijs kostuum met krijtstreep, dat hem nog langer maakt. Ik verwacht dat de meeste vrouwen als een blok voor hem zullen vallen. Jammer dat hij zich daar ook zo bewust van is. Naast hem lijkt Pieter nog kleiner, een klein rond mannetje met bruine pretoogjes. Christopher sluit zijn verhaal af door aan te kondigen dat hij met een aantal van ons een een-op-eengesprek wil voeren. Hij kijkt me recht aan en ik schrik op uit mijn gedachten. Op de achtergrond hoor ik gegiechel van Ellen en Nadien en ik kijk hen vermanend aan. Samen met Pieter verlaat Chris onze afdeling. De deur is nog niet achter hem dichtgevallen of een waterval van klaterende vrouwenstemmen vult de ruimte. “O, wat een stuk,” verzucht Nadien. “En die ogen,” zwijmelt Ellen.
“Jongens, kom op, hij is je baas, een beetje dimmen,” zeg ik waarschuwend.
Ze zijn niet te stuiten. Alles wordt besproken: zijn kleren (duur), zijn schoenen (Italiaans), ja zelfs zijn aftershave (sexy doch subtiel). Wanneer ze eindelijk een beetje tot rust komen, valt het Ellen op dat ik helemaal niet meedoe. “Kaatje, is er iets?”
“Hij is die eikel van vanochtend.”
Het duurt even voordat het tot Ellen en Nadien doordringt. Daarna volgt er weer een opgewonden gefluister—nee, dat kan toch niet!—en nog wat later een meelevende arm om mijn schouders.
“Schat, je bent de klos,” concludeert Ellen nuchter. “Weet je zeker dat het dezelfde man is?” probeert Nadien nog.
“Je hebt hem gezien, daarvan lopen er echt geen twee rond op deze wereld,” zeg ik verhit. “Wat ga je doen?” vraagt Ellen.
“Ik weet het nog niet. Misschien kan ik tijdens het kennismakingsgesprek nog wat schade herstellen?” Iedereen is een beetje uit het veld geslagen. Ik herinner me weer waarom ik nog steeds een natte, vieze dweil vastheb. Ik doe een vruchteloze poging om de intussen opgedroogde koffievlek uit de vloerbedekking te krijgen. Jammer, niets aan te doen. Daarna ga ik aan het werk. Naast Ellen en Nadien werken er ook vijf grijze muizen op mijn afdeling. Enigszins kleurloze, stille krachten, die meestal zonder klagen hun werk doen. Je vergeet soms dat ze er zijn, maar vergis je niet, hun oren zijn altijd gespitst. Zuchtend zit ik achter mijn computer, werken lukt niet. Het liefste zou ik naar zo’n banensite op internet gaan. Kijken of er nog wat voor me bij zit, maar dat zet ik snel uit mijn hoofd. We zijn allemaal volwassen mensen en iedereen schiet weleens uit zijn slof. Hij had ook best iets rustiger kunnen reageren. Als ik mijn kennismakingsgesprek met hem heb, zal ik het aan hem uitleggen. Bij deze gedachte voel ik me alweer een beetje beter.
Op vrijdag sta ik even met Ellen en Nadien te kletsen. Ik leg hun uit hoe je een tampon ongezien mee naar het toilet kunt nemen zonder broekzakken of tasje. “Zo, Catharina.”
Verbaasd kijk ik om en zie dat Christopher achter me staat. Ik voel dat er langzaam een blos over mijn wangen glijdt.
“Je bent dus niet alleen van suiker, maar ook erg inventief.”
“En sinds wanneer sluipt het management hier door de gangen?” De woorden floepen zomaar uit mijn mond. Jeetje, deze man brengt echt het slechtste in me boven. Hij kijkt me even geringschattend aan en weet zichzelf wel te beheersen.
“Ik wilde graag een afspraak met je maken, maar ik zie dat je het veel te druk hebt. Ik zal mijn secretaresse sturen. Ik zal haar vragen of ze haar bergschoenen aan wil doen, zodat je haar duidelijk door de gangen hoort klossen.” Terwijl Christopher zich omdraait en de deur nadrukkelijk zacht achter zich dichtdoet, is er op mijn afdeling een ijzige stilte gevallen. Alleen Nadien en Ellen durven me nog aan te kijken en hun blikken zeggen me wat ik zelf ook al weet. Nu is het goed mis. Het enige verstandige wat ik op dit moment kan doen, is snel naar hem toe gaan en mijn excuses aanbieden.
“Ik ga even naar Christopher toe. Ik ben zo terug.” Niemand antwoordt.
Snel loop ik de gang door naar het kantoor van Christopher, dat hij de komende maand nog met Pieter moet delen. Nederig klop ik op de deur, bereid om door het stof te gaan. “Binnen,” roept hij. Hij lijkt niet verbaasd me te zien.
Zenuwachtig probeer ik een geschikte openingszin te bedenken.
“Dat van daarnet, dat was niet zo’n handige opmerking,” begin ik hakkelend. “Het zal niet weer gebeuren.” Ik zie hem bedenkelijk kijken. Misschien had ik beter even kunnen wachten, zodat ik rustig had kunnen nadenken over wat ik wilde zeggen. Daar is het nu te laat voor en dus ga ik verder.
“Ik geloof dat we afgelopen maandag helemaal verkeerd begonnen zijn. Het regende en ik had haast en dan ga ik ervan uit dat iemand die lekker warm en droog in de auto zit, mij voorlaat.” Hij fronst. “Geheel ten onrechte,” voeg ik er snel aan toe. “Jij had voorrang en natuurlijk had ik je niet tegen moeten houden. Mijn excuses daarvoor.” Zo, dat is beter. Als ik toch door het stof moet, dan ook maar meteen goed.
“Weet je, Catharina, maandagochtend kan mij niet zo veel schelen. Als ik door een paar regendruppels verrast zou worden, zou ik misschien ook onredelijk reageren.” Hij klinkt neerbuigend. Heel zijn houding straalt uit dat hij zich in nog geen honderd jaar zo zou gedragen. Bovendien lijkt hij me niet iemand die zich laat verrassen en zeker niet door zoiets banaals als regen.
“Het gaat mij om je reactie van daarnet. Jij kunt je duidelijk niet beheersen, en dat past een supervisor niet. Hoe doe je dat met je medewerkers? Kaffer je die ook zomaar uit?”
Wat is dit nou? Eén stomme opmerking en nu ben ik ineens een hark in de sociale omgang? “Natuurlijk kaffer ik niet zomaar iemand uit. En als je de moeite had genomen om mijn laatste beoordeling te lezen, dan zou je weten dat ik mijn afdeling prima leid,” zeg ik boos.
“Ik heb je beoordeling gelezen en tussen de regels door lees ik ook dat je heel impulsief bent. Dat werkt misschien voor een oud baasje als Pieter, maar bij mij kom je daar niet mee weg.”
Even weet ik niet wat ik moet zeggen. Hoe durft hij op zo’n denigrerende toon over Pieter te praten? “Pieter is misschien wel oud, maar hij heeft ontzettend veel ervaring. Ik heb heel erg veel van hem geleerd.”
“Dat blijkt wel. Ga vooral zo door en dan kunnen jullie samen met pensioen.”
Ik voel mezelf naar adem happen, zo verontwaardigd ben ik. Met heel veel moeite houd ik een boze opmerking binnen. Met samengeknepen lippen pers ik er zo netjes mogelijk een groet uit. Ik draai me om en loop terug naar de deur, die ik overdreven zachtjes achter me dichtdoe.
De volledige afdeling bestaat uit zeven teams met boven elk team een supervisor. Het is een facilitaire afdeling, wat betekent dat we allemaal een ondersteunende rol hebben: salaris uitbetalen, IT, postkamer, financiën, helpdesk en ga zo maar door. Eén keer in de twee weken hebben alle supervisors overleg met het afdelingshoofd. Hoewel dit overleg nuttig is, kost het ook veel tijd. Mijn collega’s hebben de neiging om, in hun enthousiasme, nogal uit te weiden. Pieter doet zijn best om het geheel in goede banen te leiden zodat we aan het einde van de middag toch alle punten hebben behandeld en niet ‘s-avonds door hoeven te gaan. Vandaag is Pieter er niet en zal Christopher de vergadering voorzitten. Gelukkig weet ik dat van tevoren en dus zorg ik dat ik ruim op tijd aanwezig ben. Claire is er ook al. Ze is een pittige dame met kort, donker haar en felle, groene ogen. Ze staat aan het hoofd van de postka-mer, niet het makkelijkste team. Ik leg al mijn spullen klaar en ga daarna samen met Claire voor het raam staan. We zitten op de vijftiende verdieping en hebben vanaf hier een mooi uitzicht over de stad. “Hoe gaat het ermee?” vraag ik belangstellend. “Het kan beter.”
“Hoezo?”
“Mijn verzuimcijfers zijn echt dramatisch. Van de acht medewerkers zijn er drie langdurig ziek en twee hebben zich deze week ziek gemeld. Als het zo doorgaat kan ik beter bij het uitzendbureau gaan werken, aangezien daar al mijn mensen vandaan komen,” zegt Claire gelaten. “Dat is toch niets nieuws?”
“Nee, maar nu Pieter weggaat, maak ik me een beetje zorgen. Heb jij ons nieuwe afdelingshoofd al gesproken? Hij schijnt echt spijkerhard te zijn.”
Ik denk aan mijn eerste kennismaking, niet erg leuk. Ik zou haar graag vertellen dat het allemaal wel mee zal vallen, maar heel eerlijk gezegd ben ik zelf ook bezorgd. Om haar toch wat gerust te stellen, zeg ik: “Je weet hoe mannen zijn. In het begin brullen ze van alles, om even te laten zien dat ze niet met zich laten sollen. Daar moet je gewoon doorheen prikken. Wat sta je nu raar te kijken?” Claire kijkt alsof ze een citroen heeft ingeslikt. Een fractie van een seconde later weet ik waarom. Christopher staat weer achter me zonder dat ik het gemerkt heb. Hoe lukt het hem toch elke keer om zo zachtjes naar me toe te sluipen?
“Zo, Catharina,” zegt hij bars, “dat is een heldere analyse van de man. Vertel eens, hoe zit dat bij vrouwen?” Ik en mijn grote mond. Hulpzoekend kijk ik naar Claire, maar die is ook niet gek. Die denkt: ieder voor zich en God voor ons allen, en gaat er snel vandoor. Ik draai me om en zeg zo rustig mogelijk: “Dag Christopher, vrouwen zijn veel socialer. Zij vinden het belangrijk om eerst contact te maken, maar ik geloof niet dat ik dat aan jou hoef uit te leggen. Ik heb zo’n vermoeden dat jij prima contacten hebt met het andere geslacht.” Ik kijk hem recht in de ogen. Ik weet dat ik weer veel te brutaal ben, maar deze keer vertik ik het om er ook maar iets van terug te nemen. Hij vraagt zelf om mijn mening, nou, dan krijgt hij die ook. Christopher glimlacht even, maar al snel heeft hij zijn gezicht weer in de plooi. Zonder iets te zeggen loopt hij door naar de vergadertafel en opent de vergadering. We bespreken elk agendapunt kort en zakelijk. Alex, de supervisor van het IT-team, wil breed uitweiden over opleidingen. Alex is midden dertig, met blond haar en blauwe ogen. Hij weet dat hij er goed uitziet, want hij zal geen spiegel voorbijlopen zonder er even in te kijken. Het is zo’n vent die voor een belangrijke afspraak even van dat frisse ademspul in zijn mond spuit. Hij voelt zich ver verheven boven de andere supervisors en vindt dat zijn team het enige intelligente werk van onze afdeling doet. We zijn een keer samen gaan eten. Hij raakte maar niet uitgepraat over zichzelf. Toen hij me thuisbracht was hij ervan overtuigd dat ik hoteldebotel verliefd op hem was. Het viel dus vies tegen dat hij niet mocht blijven slapen, een kus was hem zelfs niet gegund. Sindsdien behandelt hij me alsof ik een tweederangsburger ben. Ik geef toe, de salarisadministratie is niet erg dynamisch en mijn grijze muizen zijn erg kleurloos, maar de computernerds in zijn team zijn zo mogelijk nog erger.
Alex vindt dat zijn budget omhoog moet. Hij heeft extra trainingen nodig, anders zal het niveau van zijn mensen dalen en dat kan echt niet. Zo wil hij nog even doorgaan, maar Christopher kapt hem af. “De budgetten zijn drie maanden geleden vastgesteld, die gaan we nu niet openbreken.”
“Klopt, maar in de IT-sector gaat alles zo snel. Wat nu nieuw is, is morgen alweer vergane glorie. Ik heb nog eens even gekeken. Het budget van de salarisadministratie kan best nog wat lager. Ik bedoel, daar verandert toch nooit wat.”
“Natuurlijk wel,” zeg ik boos, “nieuwe regelgeving en al die nieuwe systemen die jullie steeds verzinnen.”
“Dat vergat ik helemaal, die kneusjes van jou moeten bij elke minieme aanpassing een training volgen.”
“Graag wat meer respect voor elkaar,” zegt Christopher, “de term kneusjes wil ik hier niet horen. Zoals ik al een keer gezegd heb, en deze keer je oren goed openhouden, Alex: de budgetten zijn verdeeld en daar gaan we niet meer aan tornen. We gaan verder met het volgende punt.” Christopher klinkt streng en ik begrijp dat er zojuist een minnetje achter de naam van Alex is gezet. Dat heeft die opgeblazen kwal wel verdiend. Bovendien vind ik het leuk dat ik niet de enige ben die dit soort aanvaringen met Christopher heeft. Triomfantelijk kijk ik naar Alex. Hij kijkt verontwaardigd terug. De rest van de vergadering gaat snel. Elk punt op de agenda wordt binnen vijftien minuten besproken. Na twee uur zijn we klaar. Iedereen kijkt verbaasd op zijn horloge.
Christopher sluit af. “Als het goed is, heb ik met ieder van jullie een kennismakingsgesprek gepland. Als dit niet zo is, neem dan even contact op met mijn secretaresse. Dat was het wat mij betreft. Zijn er nog vragen voor de rondvraag?” Iedereen schudt zijn hoofd, behalve Alex, die wil nog iets weten over de aanschaf van nieuwe computers. Zijn budget laat dat niet toe en weer wil hij van andermans budget snoepen. Werkelijk, die man heeft een plank van massief eikenhout voor zijn kop.
Ik zie een rimpel in het voorhoofd van Christopher verschijnen.
“Alex, voor de derde keer, de budgetten zijn vastgesteld. Over drie maanden hebben we een tussenrapportage, dan gaan we opnieuw hierover in gesprek. Is dit nieuw voor jullie?”
Hij kijkt even vragend rond. Er wordt fanatiek nee geschud.
“Nee hoor,” zeg ik, “elk jaar worden de budgetten besproken en vastgesteld. Na een halfjaar is er een eerste verantwoording en na een jaar volgt de afsluiting en worden de nieuwe budgetten vastgesteld.” Ik kijk Alex zo onschuldig mogelijk aan. “Ik weet het, in de IT gaat alles razendsnel, maar deze regels zijn al zo oud als de weg naar Rome. Dat is toch niet zo moeilijk bij te benen? Als ik het nog een keer aan je moet uitleggen, laat het me dan even weten,” voeg ik er liefjes aan toe.
Ik zie Alex denken: stomme trut. Het kan mij niet schelen. Dit had hij nog verdiend, omdat hij mijn medewerkers kneuzen heeft genoemd. Voorzichtig kijk ik naar Christopher, maar die heeft een ondoorgrondelijke blik in zijn ogen. Iedereen staat op en loopt al pratend naar de gang. Ik zie dat Alex nog een beetje treuzelt. Hij wil waarschijnlijk nog een onderonsje met Christopher. Ik heb geen zin om me te haasten. Rustig pak ik mijn spullen en drink mijn water helemaal op. Ik wil juist naar de deur lopen, wanneer Christopher de stilte verbreekt. “Voordat jullie weggaan, wil ik nog iets zeggen.” Hij staat op en loopt naar de deur om hem te sluiten, daarna kijkt hij ons allebei even aan. “Wat was dat zojuist tijdens de vergadering?”
Alex speelt de vermoorde onschuld. “Chris, ik begrijp wat je bedoelt. Catharina kan soms ontzettend kinderachtig zijn, dat zul je nog wel merken.”
“Ik had het niet alleen over haar gedrag. Wie noemt zijn collega’s nu kneuzen? Dat kan echt niet en dat zal ik ook niet tolereren.” Alex wil er wat tegen inbrengen, maar Christopher gaat onverstoorbaar door. “Wanneer er iets speelt tussen jullie dat nog uitgepraat moet worden, dan stel ik voor dat jullie dat snel doen. Zulke acties als zojuist in het overleg wens ik niet nog een keer mee te maken.” Christopher opent de deur weer. Voordat hij weggaat, draait hij zich nog één keer om.
“Catharina, kan ik je zo nog even spreken?” Daarna loopt hij rustig naar buiten.
Ik krijg de zenuwen, want ik heb al een vermoeden waar dat over zal gaan. Zorgen voor later, eerst het akkefietje met Alex oplossen.
Ik kijk hem aan. “Vertel maar, wat heb je op je hart?”
“Ach, mens, donder toch op.” Knarsetandend pakt Alex zijn spullen en loopt boos weg. “Dan niet, eikel,” zeg ik zachtjes in mezelf. Buiten op de gang staat Christopher nonchalant tegen de muur geleund.
“Dat ging niet erg lekker. Ik had van jou een socialere houding verwacht. Of geldt dat niet voor ex-vriendjes?”
“Alex is geen ex van mij,” zeg ik korzelig. “Misschien noem je het anders, maar je maakt mij niet wijs dat er nooit iets tussen jullie is gebeurd. Je had daarstraks gelijk, ik heb voldoende contacten met het vrouwelijk geslacht om zoiets te herkennen.”
“Luister, je vroeg naar mijn mening, dan geef ik die ook.”
“Dat is je goed recht. Of het verstandig is, is een tweede.” Met heel veel moeite houd ik een boze opmerking binnen. Ik gun hem het plezier van zijn gelijk niet. Dus zeg ik alleen: “Ik heb het druk. Wil je nog meer aan me kwijt?”
“Nee, dat was het. De rest komt wel tijdens het kennismakingsgesprek.” Christopher klinkt opgewekt en dat irriteert me mateloos. Ik vraag me af of een kennismakingsgesprek nog nodig is. Ik heb het idee dat hij al precies denkt te weten wie ik ben.