Epiloog

Om klokslag tien op de eerste zomerdag, parkeerde Thea haar drie jaar oude tweedeurs Volvo voor het elegante verpleeghuis Point of Pines. Ze liet haar corsage van wilde bloemen in de auto en betrad de ruime, aangename hal. Voor haar bruiloft droeg zij een cadeautje van Dan: een Afrikaanse kente-rok, vuurrood met bruin, en een witte boerenblouse, allebei gekocht in een wereldwinkel in Cambridge. Dan, die met zijn zoon Josh op weg was naar het park aan zee waar de kleine ceremonie plaats zou vinden, zag er meer dan knap uit in zijn witte jacquet, met een dikke ketting van Mauritaanse amberkralen in plaats van een das.

Petros was nog zoals hij de afgelopen tien maanden was geweest sinds hij bij was gekomen na de aanrijding. Hij had weer beweging in zijn rechteroog gekregen, de beweging in zijn linkeroog was versterkt, maar in alle andere opzichten bleef hij totaal locked-in. Privéverpleegsters en regelmatige fysiotherapie hadden hem in een zo goed mogelijke lichamelijke conditie gehouden, maar Thea deelde nu met enige tegenzin de mening van haar broer en zus, namelijk dat er verder weinig hoop was op herstel.

Zij hadden Petros niet verteld dat Dimitri verantwoordelijk was voor het ongeluk, ook niet dat hij daarna tragisch aan zijn eind was gekomen, en voor zover zij wisten, meende de Leeuw nog steeds dat zijn oudste zoon leefde.

Thea begroette haar vader met een kus op het voorhoofd, terwijl ze de nu routinecontrole van zijn toestand uitvoerde en de instellingen van zijn beademing nakeek. Zijn pols voelde ietsje minder krachtig dan drie dagen geleden, hoewel zijn hartslag was verhoogd van zestig naar zesenzeventig. Ze gebruikte de stethoscoop van de verpleegster en meende dat ze iets van vocht in de longen hoorde; het begin van een longontsteking of toenemende hartzwakte. Ze was van plan later op de avond terug te komen om alles nog eens na te lopen. Toen ze de stethoscoop teruggaf, stuurde ze de verpleegster de kamer uit. Toen ging ze op een plek staan waar Petros haar kon zien.

‘Papa, vandaag is mijn trouwdag. Twee keer knipperen als je dat begrijpt… Goed zo. Ik ben heel opgewonden. We gaan trouwen op Worlds End in Hingham, op een heuveltje met uitzicht op de oceaan. Weet je nog wel dat jij daar met ons ging wandelen? Daarom hebben we die plek uitgekozen. Er komen een man of twintig, vijfentwintig, vrienden en familie, meer niet. En dan, volgende week zaterdag, stuurt onze vriendin Hayley, over wie ik je verteld heb, wier leven je hebt helpen redden, ons een weekje met vakantie op haar eigen boot. We hebben een kapitein, een bemanning, en ook een kok. Ik vraag me af of hij macaroni met kaas voor me wil maken.

Dus, ik wilde alleen even langskomen om je te vertellen hoe blij ik ben dat ik Dan heb gevonden en je te bedanken voor alles wat je in de loop van de jaren voor me hebt gedaan. Ik weet dat het niet gemakkelijk voor je is geweest sinds mama dood is. Twee keer knipperen als je dat allemaal begrijpt… Goed zo. O ja, dat was ik bijna vergeten. De blauwe sjaal die ik draag is van haar. Dat is mijn blauwe noot. En deze ring was van Dans moeder. Dat is iets ouds, en deze Afrikaanse rok van Dan is iets nieuws… Nou, het is tijd. Blijf maar op de klok daar kijken. Om precies twee uur weet je dat je kind is getrouwd. S’agapo, mpampa. Ik hou van je, papa.’

Thea kuste haar vader en liep toen weer terug naar haar Volvo. Op de rechtervoorbank, onder haar corsage van wilde bloemen, lag een witte fluwelen beurs. In die beurs zat iets wat ze had geleend: een versleten knuffelleeuwtje, met de manen en het kwastje aan de staart er nog bijna helemaal aan.

Om drie uur die middag, in kamer 110 van Point of Pines, werd de pijn onder zijn borstbeen die Petros Sperelakis de hele dag al had gevoeld erger en begon uit te stralen naar zijn kaak en zijn linkerarm. Hij had dit verpletterende gevoel de hele dag al af en aan gehad, sinds ongeveer een uur voordat Thea was gekomen. En nu was de kracht ervan in plaats van vijf op tien wellicht acht of negen op tien.

Maar dat gaf niets.

Ik ben klaar, dacht hij. Mijn kind zegt dat ze van me houdt en ik weet dat dat zo is. Ze is een goeie arts. Nee, een fantastische arts. S’agapo, Alethea. Ik hou van je. Je vader houdt van je.

Een paar seconden later klom de pijn naar tien. En toen opeens was hij weg.