11

Het was middag toen Thea wakker werd in haar vroegere meisjeskamer in Wellesley, een kamer die haar in veel opzichten herinnerde aan haar vroegere problemen met zogenaamde uitvoerende functies. Posters van rocksterren, supermodellen en Star Wars-figuren bedekten vrijwel de hele muur en een deel van het plafond, zaten in rare hoeken vastgeplakt.

De enige ingelijste dingen (afkomstig van haar moeder) waren kopieën van diploma’s van diverse zomerkampen en scholen en later, toen de individuele therapie en de groepstherapie van dokter Carpenter aansloegen, rapporten met hoge cijfers. Er waren pluchen dieren en een paar poppen, maar er waren vooral boeken, planken vol boeken. Er lagen ook stapels boeken langs de plinten, in de hoeken en zelfs onder het bed: romans, biografieën, handboeken, stripboeken, manga, gebruiksaanwijzingen, zelfhulpboeken.

Een tijdje lag ze in bed, waarbij de beelden in haar hoofd heen en weer stuiterden van haar vader naar zijn ophanden zijnde overlijden, naar de tweeling en hun woede, naar het vreemde, happige driemanschap Amy Musgrave, Sharon Karsten en Scott Hartnett, de animatie van Dimitri en zijn ongewenste theorie van een moordaanslag, en ten slotte naar haar eigen behoefte om dokter Carpenter nog eens op te zoeken voordat ze terugging naar Congo.

Maar de verbinding tussen al die rondzwervende gedachten werd gevormd door de herinnering aan Dan Cotton. Om het gewoon te zeggen: ze mocht hem, ze mocht hem heel graag. De zorg waarmee hij die jonge dief had omgeven, de verbijstering op zijn gezicht toen zij meer oplepelde dan iemand ooit zou willen weten over het woord ‘verschut’, de triestheid waarmee hij antwoordde op haar vraag of hij ooit agent was geweest; hij was interessant en verwarrend, zelfverzekerd en kwetsbaar, en heel, heel erg aardig.

Lieve Dan.

Ze hadden nog geen echte afspraak gemaakt, maar hij had gezegd dat hij het graag wilde, en zij wist zeker dat het zou gebeuren. Nu begon ze zich af te vragen of ze een poging moest doen hem te helpen haar asperger te begrijpen voordat zij onverhoeds iets zei of deed wat hem tegen haar in het harnas zou jagen. Het zou niet de eerste keer zijn dat dat met een jongen gebeurde. Zoals zo vele Aspies gebruikte ze als ze sprak zonder het te willen woorden die niet echt thuishoorden in een alledaagse conversatie en die vaak klonken alsof een hoogleraar zich tot zijn studenten richtte, en ondanks het feit dat ze boeken verslond, was haar woordgebruik niet altijd adequaat.

Mannen vielen op haar uiterlijk, maar werden dikwijls geïntimideerd door haar intelligentie, of ze ergerden zich aan wat op hen als overdreven overkwam. Ondanks wat vroege pogingen bij improvisatiegroepen, was het haar nooit goed gelukt dat trekje te maskeren, hoewel sommige van haar zeer intelligente ‘gewone’ vriendinnen gemakkelijk en met opzet hun vocabulaire beperkten als er mannen in de buurt waren.

Ze stond op, maakte het bed op en nam een douche. Daarna trok ze een versleten spijkerbroek en een turquoise blouse aan, bekeek zichzelf van alle kanten in de spiegel die ze als kind al had gebruikt en ging toen nog een paar minuten op bed liggen nadenken, starend naar een twintig jaar oude poster van KISS aan het plafond. Ze was, dat wist ze, geïntrigeerd door de relaxte manier van doen van Dan Cotton, en zijn ruige, knappe uiterlijk, vooral zijn ogen. Hoe dan ook, als hij onverhoeds van het soort zou blijken te zijn dat haar niet het voordeel van de twijfel gunde en die met zijn oordeel direct klaarstond, dan wilde ze hem ook niet echt.

Maar ze wilde hem wél.

Met een kop koffie in haar hand liep Thea over de binnenplaats naar het koetshuis. Ze wilde de toestemming van Dimitri om Dan Cotton erbij te halen om de mogelijkheid van een opzettelijke aanrijding van hun vader te bespreken. Natuurlijk was het feit dat ze toestemming vroeg aan haar broer geen garantie tegen een uitschieter van een of andere aard, maar ze voelde dat Dan bijna alles aankon en Dimitri vragen was gewoon een begin. Ze wilde hem ook overreden met haar mee te gaan naar het ziekenhuis. Zich schrap zettend tegen weer een sessie van Die Walküre, zette zij haar handen tegen haar oren en opende voorzichtig de zware eikenhouten deur.

De stilte werd verbroken door het thema van Zorba de Griek, dat door hightech speakers klonk, maar op een acceptabele geluidssterkte.

‘Een paar jaar geleden heb ik een kast vol traditionele kostuums op de derde verdieping gevonden. Volgens mij moet de Leeuw daarin hebben rondgelopen als er niemand thuis was. Die rare Grieken.’

‘Dimitri, moet ik jou eraan helpen herinneren dat jíj een van die rare Grieken bent.’

‘Heel grappig. Ik vind het leuk zoals papa de traditie volgt.’

‘Zoals de oude Griekse traditie om de ego’s van je kinderen aan mootjes te hakken,’ zei Thea.

‘Oké, oké, hij is niet volmaakt.’

‘Dus wil je met mij meekomen naar het ziekenhuis?’

‘Ik ben al geweest.’

‘Ja, dat is net zoiets als zeggen: koop maar geen boek voor Kerstmis, want ik heb al een boek.’

‘Je moet me niet kwalijk nemen dat ik zo logisch denk, maar als hij in coma ligt, wat voor verschil maakt het dan of ik er ben of niet? De laatste keer dat ik er was liep tante Mary de hele tijd rond het bed, gebukt, en mompelde dat ze de man moest bevrijden van het boze oog.’

‘De mati.’

‘Ze heeft een van die rare snoeren met oogkralen achter gelaten.’

Vaskania.’

‘Ik weet niet waar je dat allemaal geleerd hebt. Voor mij is het allemaal Grieks.’

‘Heel grappig, deel twee.’

‘Is die oude Mary echt onze tante?’

‘Als zij zegt dat ze onze tante is, dan is ze onze tante.’

‘En hoe zit dat dan met al die andere tantes Mary?’

‘Dat zijn ook onze tantes. Het is volstrekt niet van belang of hier genetica aan te pas komt of niet.’

‘Ik denk dat ik dit maar laat schieten, zusje. Ik heb een paar groene gemeneriken die ik de baas moet worden.’

Een kind met een IQ van honderdtachtig, gevangen in een volwassen lijf. Thea keek naar de schermen en het kostuum, naar de werkbank en het onopgemaakte bed. Het zou erger kunnen, dacht ze. Het had erger gekund.

‘Oké, nog één ding. Je weet dat Niko en Selene jouw theorieën over dat ongeluk niet erg serieus namen.’

‘Ze hebben niets van mij ooit erg serieus genomen.’

‘Ik heb iemand ontmoet in het ziekenhuis, een veiligheidsbeambte, die vroeger politieagent was.’

‘Alcoholprobleem?’

‘Ik… ik weet het niet. Maar ik denk het niet.’

‘Heeft hij iemand per ongeluk doodgeschoten? Of heeft hij iemand met opzet doodgeschoten? Heeft hij de bewijskamer uitgeruimd? Heeft hij met de dochter van de commissaris in bed gelegen? Heeft hij verteld wie Batman was?’

‘Dimitri! Er is iemand die naar jou wil luisteren. Waarom daag je hem uit als je hem niet eens kent?’

‘Je vindt hem aardig?’

‘Ik heb hem net ontmoet.’

‘Je vindt hem aardig. Ik zal met alle plezier je nieuwe vriendje vertellen wat ik weet en wat ik denk dat ik weet.’

‘Dat vind ik fantastisch. Ik zie wel wat ik ervan vind als ik hem aan jou blootstel. Laatste kans om mee te komen, cowboy.’

‘Doe de groeten aan tante Mary namens mij.’