3

‘En als je nou eens de precieze dag en het uur wist waarop je ging sterven?’

De ironie van die gedachte ontging dominee Gideon Bohannan niet. Die frase was de titel van zijn meest geliefde en meest gevraagde preek en ook zijn persoonlijke favoriet.

Als je nou eens de precieze dag en het uur van sterven zou weten? Het precieze ogenblik, vrienden. Wat zou je dan anders willen doen? Aan wie zou je gaan vertellen dat je van hem of haar houdt? Tegen wie zou je gaan zeggen dat het je speet? Hoe zou je vrede sluiten met de Heer?

Nou ja, dat was dan ook een hele goeie preek.

Deze woorden speelden door zijn hoofd als de beurskoersen toen hij achter de schoenen op zijn kastplank zocht, en er de .38 Smith and Wesson uit haalde waarvan hij bijna het bestaan was vergeten. Tot vorige week woensdag. Patronen lagen in een envelopje naast het wapen. Er waren er zes, maar Bohannan dacht dat hij er maar twee nodig zou hebben, hooguit drie.

Het was vrijdag. Caroline en de kinderen waren voor het weekend naar haar moeder. De gedachte dat hij haar nooit meer zou zien was niet zo moeilijk te verdragen, maar de meisjes zou hij missen. Ze zouden het wel begrijpen. Het briefje dat hij voor ze had achtergelaten zou daar wel voor zorgen.

Met een onwerkelijk gevoel, buiten zichzelf, sloot Bohannan de grote automatische gordijnen die de zuidwand van hun huis bedekten, met de ramen die uitzagen op het interieur van de immense All Praise the Lord Sanctuary. Ver onder hem strekten zich de 7.500 zitplaatsen van het heiligdom uit, onder een enorme geodetische koepel, in perfecte symmetrie. Het ontwerp was van hemzelf en de opmerkelijke gouden koepel de droom van zijn leven vanaf de dag dat hij in Toronto het gebouw van de Royal Bank of Canada had gezien, met zijn 27.000 goudkleurige reflecterende ramen. Dat was zijn visioen, zijn gouden heiligdom.

Over een uur zou die hele godvergeten bedoening in handen zijn van Glenn Lovering, de lul. Lovering. Zelfs de gedachte niet meer te zullen bestaan was makkelijker te verwerken dan dat.

Als Bohannan het idee had gehad dat hij maar één procent kans had om het schandaal te overleven van een diagnose van aids – laat staan de bekendmaking van zijn homoseksuele affaire -, zou hij proberen het uit te zingen, al was het alleen maar om die slijmbal van een assistent-dominee ervan te weerhouden zijn lieveling over te nemen, die goed was voor honderd miljoen per jaar. Maar die kans van één procent bestond niet. Er was geen kans. Daar had de harde conservatieve lijn van Bohannan zelf wel voor gezorgd.

Het publiek had Swaggart en Bakker en een aantal zingende evangelisten wel kunnen vergeven, maar voor Gideon Bohannan zou geen warmte in hun hart bestaan. En al zou die bestaan, dan gaven de artsen van de Beaumontkliniek hem weliswaar een kans om het virus te remmen, maar vrijwel geen kans op genezing.

Het gerucht zou zich verspreiden. Het was hem gelukt zijn affaire met Race DuPre verborgen te houden, maar Race was hem ontrouw geworden en sliep met anderen. Het gerucht zou zich verspreiden en hij zou uit zijn kerk en zijn huis worden gezet, om langzaamaan zieker te worden en te sterven, alleen en in ongenade verschrompelend.

Bohannan stak de revolver in de zak van zijn colbertje.

Als je het zou weten…?

De middaghitte in de woestijn was al voelbaar en Bohannan, die tien kilo te zwaar was, zweette tegen de tijd dat hij de garage en zijn Mercedes had bereikt. Race zou gaan smeken, dacht Bohannan, maar dat zou niet helpen. Als die klootzak zou smeken om zijn leven zou hij misschien loslaten wie hém het virus had bezorgd; wie DuPre zo geil had gekregen dat hij roekeloos was geworden en onbeschermd seks had gehad.

Stom… gewoonweg stom.

DuPre, bassist van een jazzcombo dat overal in de regio in clubs had gespeeld, was een fantastische minnaar en vriend geweest.

Dominee Gideon Bohannan had zijn auto geparkeerd op de oprit van zijn bescheiden huis in ranchstijl aan Briarcliff Road 10. In een bijna dissociatieve staat opende hij de cilinder van zijn pistool en controleerde of hij het goed had geladen. Toen stak hij het weer op zak en opende de achterdeur met zijn sleutel, zoals hij dat al vijf jaar lang had gedaan.

En als je nou eens de precieze dagen het uur wist waarop je ging sterven?

Zoals verwacht ontkende Race zijn ontrouw, overtuigend ook nog.

Zelfs toen hij de laboratoriumrapporten had gezien en de nieuwe rapporten van het ziekenhuis in New England, sloot hij bedrog uit. Bohannan voelde zich smelten.

‘En ook al heb je het, dan blijven we toch samen,’ had DuPre gezegd. ‘Mensen doen dat de hele tijd. Je bent gewoon voorzichtig. Ik hou van je, Bo. Echt. We kunnen dit wel aan. Samen kunnen we dit aan.’

Bohannan liet zijn revolver zakken. Herinneringen aan Swaggart, Bakker en anderen vervulden zijn gedachten. Misschien kónden ze hier doorheen komen.

De keukendeur ging open en weer dicht. Voetstappen klonken over de tegelvloer. Nog voordat Bohannan iets kon doen stond er een man in de kamer; pikzwart haar, olijfkleurige huid, kille donkere ogen. Hij droeg dunne zwarte handschoenen. Het pistool dat hij in de hand had leek ermee vergroeid.

‘Het wapen,’ blafte hij. ‘Leg het op tafel daar. Nu!’

Dodelijk verschrikt en verward deed Bohannan wat hem werd opgedragen.

De indringer tilde het even op, en toen, zonder verder een woord te zeggen, schoot hij Race DuPre dwars door zijn hals. Binnen een seconde greep hij Bohannan met één hand zo krachtig achter in zijn nek, dat deze onmiddellijk viel en geluidloos door zijn knieën ging. Het eerste schot doorboorde Bohannans hoofd, van slaap tot slaap. Het tweede, met de hand van de nu dode dominee rond het pistool, kwam precies tussen de wenkbrauwen van DuPre terecht.

Eén minuut en twintig seconden later forceerde Gerald Prevoir het slot van de achterdeur van Briarcliff Road 10 en liep weer naar buiten. En vijf minuten daarna had hij een cola light en een sandwich met gegrilde kip zonder mayonaise te pakken, in een McDonald’s drive-in langs de snelweg. Terwijl hij at, aan het andere eind van de parkeerplaats, belde hij zijn baas.

‘Ik moest de goede dominee een handje helpen,’ zei hij, tussen twee happen door, ‘maar ten slotte deed hij uitstekend zijn werk. Dat hebben ze allebei gedaan. Doe de groeten aan dominee Lovering en feliciteer hem met zijn nieuwe baan.’