Proloog
Russell begon harder in het stuur te knijpen toen hij het opgegeven adres naderde.
‘Mr. Power is vandaag niet op kantoor,’ had hij te horen gekregen toen hij een halfuur eerder Power Mortgages binnen was gestormd en een gesprek met Alistair Power had geëist. Eerst had de receptioniste geweigerd te vertellen waar Power was. Ongetwijfeld had ze nattigheid gevoeld bij het zien van zijn radeloze blik. Toen hij echter had uitgelegd dat hij haar baas dringend moest spreken in verband met de tragische dood van een zakenpartner – wat ironisch genoeg nog waar was ook – had hij uiteindelijk de gewenste informatie gekregen. Mr. Power en zijn vrouw waren op het bouwterrein van hun nieuwe huis in de exclusieve buitenwijk Belleview Hill in Sydney.
Nu stond hij zwartgallig te kijken naar wat duidelijk een imposant herenhuis zou worden. Wat je toch allemaal niet kon kopen met geld van anderen! Hij reed met zijn oude roestbak over de oprit tot pal voor het drie verdiepingen tellende gebouw. Het casco was af; het dak zat erop, en het bordes lag er al. Daarop stond een middelbare man in een strak gesneden maatpak, met naast zich een langbenige blondine – zijn pronkpoes, zo te zien.
Haatgevoelens laaiden op toen Russell de man zag wiens hebzucht zijn vader tot een zodanige wanhoop had gedreven, dat deze uiteindelijk zelfmoord had gepleegd. Hij stormde de auto uit en beende woest en met gebalde vuisten het bordes op. ‘Alistair Power!’
Kille grijze ogen namen hem op. Power leek nauwelijks in verwarring gebracht. ‘Ja, kan ik u helpen?’
Russell begreep niet dat de man zo kalm kon blijven. Zag hij dan niet dat hij moordneigingen had? Hij bedwong de aandrang om hem ter plekke in elkaar te slaan. Eerst wilde hij die gluiperd duidelijk maken wie hij was en waarom hij hier was. ‘Ik dacht dat je wel zou willen weten dat mijn vader vorige week zelfmoord heeft gepleegd.’
Power trok zijn wenkbrauwen op. ‘En wie is uw vader dan wel?’
‘Keith McClain.’
‘Die naam zegt me niets. Ik ken geen Keith McClain.’
Allemachtig, hij kon zich de naam niet eens meer herinneren! Toch wist Russell dat zijn vader, zijn verlegen maar trotse vader, zelf naar Power toe was gegaan om uitstel te vragen van het terugbetalen van de lening. ‘Je kende hem goed genoeg om hem twee hypotheken op zijn boerderij te laten afsluiten, terwijl hij die onmogelijk kon aflossen. Door de droogte van de afgelopen tien jaar had hij geen geld, geen oogst en geen inkomen. Maar zijn land was geld waard, dus stortte je hem in de schulden, en vervolgens pikte je alles in.’
‘Ik dwing mensen niet om een hypotheek af te sluiten.’
‘Je moet geen lening verstrekken als je weet dat mensen die niet kunnen terugbetalen,’ ging Russell verhit verder. ‘Maar dat is wel jullie manier van werken. Ik heb namelijk inlichtingen ingewonnen over Power Mortgages.’
Power vertrok geen spier. ‘Ik heb niets illegaals gedaan. Het was je vaders fout. In plaats van meer geld te lenen had hij zijn land moeten verkopen.’
‘Maar dat was al generaties lang in de familie. Hij was een boer in hart en nieren, iets anders kon hij niet.’
‘Daar kan ik niets aan doen.’
‘Daar kun je wél iets aan doen. Alleen heb je geen gevoel in je donder, geen mededogen. Het enige waar je je druk om maakt, is geld verdienen.’
‘In de zakenwereld is weinig ruimte voor mededogen, mijn jongen.’
‘Ik ben je jongen niet, schoft,’ beet Russell hem toe, en in een rood waas van verdriet schoot hij naar voren.
De pronkpoes wierp zich tussen de twee mannen. ‘Hou op! Zo maak je het alleen maar erger, en je vader krijg je er niet mee terug.’
In haar opvallende groene ogen starend, besefte hij dat ook zij geen mededogen voelde. Haar levensstijl beschermen, daar ging het haar om. Op dat moment kiemde er een ander soort wraak in hem, dat veel meer voldoening zou schenken dan moord. Hij rukte zich los en liep het bordes af. Beneden draaide hij zich om, en hij keek Power woest aan. ‘Wacht maar, ik ga je kapotmaken. Ik zweer op mijn vaders graf dat ik je alles zal afpakken wat je dierbaar is, zoals jij hém alles hebt afgepakt.’