44
•
Het hart van Leonora
De bevalling was zwaar geweest. Leonora had tegen haar zin nog een dag langer in het ziekenhuis moeten blijven en was dan ook dolblij toen ze eindelijk weg mocht. Met z’n drieën namen ze een boot vanaf het ziekenhuis, Leonora keek naar de paleizen en bruggen en genoot met volle teugen van de stad. Haar hart stond weer open om van deze stad te houden, en Venetië hield ook van haar. Ze hoorde hier thuis. In deze stad had ze ervaren hoe het was om een kind te baren. Ze had La Serenissima een nieuwe zoon geschonken. En wat Corradino betrof, ze had hem vergeven. Het was Carnevale, de winter was voorbij. Ze verlangde naar haar appartement. De rommel die haar verwelkomde toen ze de deur opendeed was nog veel aangenamer: al Alessandro’s spullen stonden in de hal opgestapeld. Hij was de afgelopen nacht verhuisd. Haar blik viel op de robijn aan haar hand en ze dacht terug aan dat ene moment van rust in het ziekenhuis toen hij haar ten huwelijk had gevraagd en zij ja had gezegd. Alessandro liep achter haar aan de trap op met hun kostbare vracht in een reiswiegje, dat hij voorzichtig naast haar bed zette. Hun bed. De Madonna van het Heilig Hart glimlachte hen alledrie vriendelijk toe. Het hart dat ze vasthield gloeide in haar handen, en eindelijk begreep Leonora het: het hart was de Zoon van de Maagd.
Tijdens die eerste hectische weken van voortdurend voeden en gebroken nachten was Alessandro thuis met ouderschapsverlof, en hij was er ook toen zich op een dag een onverwachte bezoeker aandiende. Adelino sloop achter een zee van bloemen het appartement binnen, kuste de moeder en de vader op beide wangen en bewoog zijn vingers voor de zoon op en neer. De baby lag op een schaapsvacht in de woonkeuken geboeid te kijken naar het kristallen filigreinwerk van het water dat op het plafond glinsterde, net als zijn moeder en grootmoeder dat ooit hadden gedaan. Hij greep een van Adelino’s knokige vingers en hield die tevreden vast.
‘Hij is heel sterk,’ verklaarde Adelino, ‘heel goed voor zijn latere beroep.’ Adelino blies zijn wangen op alsof hij een paraison aan het blazen was, en liet ze toen ploffen om het kind te vermaken. Hij nam plaats op de stoel bij het bed die hem beleefd was aangeboden door Alessandro, die zelf op het bed was gaan zitten. ‘Nou, ik heb twee cadeaus meegenomen,’ zei de oude man. ‘Een voor de moeder en een voor de zoon. Voor de vader heb ik niets, maar ik geloof dat hij al alles heeft wat hij zich maar kan wensen. Daar gaan we, dames gaan voor.’ Hij haalde een opgevouwen krant uit zijn zak en gaf die aan Leonora. Ze nam hem in ontvangst en dacht met een schok terug aan somberder tijden.
Il Gazzettino.
Ze keek Alessandro net op tijd aan om de twee mannen een samenzweerderige glimlach te zien wissselen. ‘Toe dan,’ zei Alessandro. ‘Lees het maar.’
Ze sloeg de krant open om de kop te kunnen lezen:
MAESTRO EN MARTELAAR Corradino Manin ging uit liefde voor zijn buitenechtelijke dochter zijn dood tegemoet. Lees het verbijsterende waargebeurde verhaal van de zelfopoffering van een van de grootste zonen van onze stad.
Haar ogen gleden naar beneden naar de eerstvolgende regel:
Een exclusief artikel door Vittoria Minotto.
Leonora trok een wenkbrauw op. ‘Vittoria?’
Alessandro glimlachte. ‘Ik heb haar Corradino’s notitieboekje gestuurd. Met toestemming van de koster natuurlijk. Het ligt nu weer veilig in de Pietà. Ik wilde je ermee verrassen.’
‘Dat is gelukt. Ze slaat wel een andere toon aan!’
Alessandro ging naast zijn zoon zitten en kietelde de baby op zijn buikje. ‘Niet echt. Als je de pech had gehad haar even lang te kennen als ik, zou je beseffen dat het enige wat Vittoria belangrijk vindt een exclusief artikel is. Ze is geen slecht mens, maar ze ziet er geen been in over te lopen naar een andere partij als dat het beste verhaal oplevert. Daarom is het ook nooit iets tussen ons geworden. Ze heeft haar werk altijd belangrijker gevonden dan mensen.’
Adelino had het fatsoen om schaapachtig te kijken toen het over werk ging. ‘Nu we het toch over werk hebben, we willen… ík wil je graag terug hebben zodra je gezin je kan missen.’
Leonora sloeg haar ogen even neer terwijl de herinneringen aan dat onverkwikkelijke moment terugkwamen.
‘We hebben je nodig. We krijgen het behoorlijk druk. Dat artikel is vanmorgen verschenen en er is al honderden keren naar de Manin-lijn geïnformeerd. Het publiek is onvoorspelbaar; ze vinden Corradino een held. We denken erover om de advertentiecampagne naar landelijk niveau te tillen. Chiara en Semi zijn in alle staten.’
Leonora moest lachen. ‘Dat geloof ik graag.’ Maar ze begon zich ook andere dingen te herinneren: de geur van de oven, het hete glas dat door haar adem groeide en in haar handen vorm aannam. Ze had ervan genoten, maar ze wilde niet meteen toegeven. ‘Hoe weet ik dat je me terug wilt als glasblazer, en niet alleen maar als boegbeeld voor je wereldveroverende campagne?’
‘Ach, laat me je mijn tweede cadeautje geven,’ zei Adelino, die deed alsof hij al zijn zakken nazocht, waarmee hij Leonora een aarzelende glimlach ontlokte. Uit de laatste zak trok hij als een goochelaar een blauw lint tevoorschijn dat er bekend uitzag. Leonora’s mond viel open toen het glazen hart uit Adelino’s zak floepte. Volmaakt van vorm hield het het licht gevangen in zijn kern. Leonora keek naar Alessandro, die verbaasd met zijn hoofd schudde.
‘Maar hoe heb je… Wanneer heb je…’
‘Hoe heb je het uit het kanaal gevist?’ Ze praatten in de haast door elkaar.
Adelino trok zijn witte wenkbrauwen samen. ‘Wat bedoel je?’
Alessandro vertelde het verhaal, beschaamd om de rol die hij daarin gespeeld had. ‘Begrijpt u, het hart ligt… lag… ergens onder de Brug der Zuchten. Ik ben heel verbaasd dat het is gevonden.’
Adelino glimlachte. ‘Nee, nee. Dit is niet Corradino’s hart. Dat heeft zijn rustplaats gevonden. Laat het daar maar liggen totdat de stad of de zee het opeist.’
Zoals die ook Corradino heeft opgeëist. Ja, het is een passend einde.
‘Dit,’ zei Adelino, zwaaiend met het hart dat twinkelde in de zon, ‘is een van de harten die je in de fonderia hebt gemaakt, Leonora. Dáárom wil ik je terug. Als je je eigen werk voor dat van je voorvader verslijt, ben je toch een betere glasblazer dan je denkt.’ Hij lachte breed.
Leonora bekeek het hart aandachtig en kon de onvolkomenheden die ze eerder had gemeend te zien niet terugvinden. ‘Goed dan,’ zei ze. ‘Ik kom terug. Maar nu nog niet. Nu moet ik eerst voor mijn zoon zorgen. Geef me een paar maanden. In de tussentijd kun je me het advertentiemateriaal sturen.’ Ze glimlachte. ‘Maar ik weet zeker dat je dat toch wel had gedaan.’ Adelino’s grijns, de grijns van een koopman, een piraat, een boekanier, was weer terug op zijn gezicht.
Ze keek naar het hart dat in haar hand lag te glinsteren. ‘Ik zal het goed bewaren, zoals je hebt gevraagd,’ zei ze zachtjes, een fluistering tegen een man die allang dood was en die ook van zijn kind had gehouden. Ze wilde het hart om haar hals hangen, op zijn oude plaats, maar Adelino hield haar tegen.
‘Hé, hé, dat gaat zomaar niet! Het is niet voor jou!’
‘O nee?’
‘Nee, het is voor Corradino,’ zei Adelino, en hij wees op de baby.
Leonora en Alessandro wisselden een blik. En moesten toen glimlachen.
‘Hier, Corradino,’ zei Leonora, en ze liet het hart boven de schaapsvacht bungelen. ‘Wat vind je van je geboorterecht?’
Een klein handje reikte omhoog naar het heldere glas, pakte het vast, en liet niet meer los.