34
•
Het masker valt
De Salon de Thé in het Petit Trianon deed Corradino erg aan de Cantina Do Mori denken, en op het moment dat hij de theesalon binnenging voor zijn afspraak, werd hij overweldigd door een gevoel van heimwee naar Venetië. Op weg naar de beslotenheid van het achterste vertrek, zoals Duparcmieur hem had opgedragen, passeerde hij de vaste klanten die de nieuwste oosterse mode in hun kleding hadden overgenomen; vooral de Byzantijnse stijl was zeer in zwang, en het opzichtige fluweel deed deze deftige Parijzenaars op Venetianen lijken. Het afgeschermde en exclusieve achtervertrek van de salon was rijk versierd met fresco’s en spiegels.
Het lijkt erop dat de Fransen al hun ideeën uit Venetië stelen. Ze hebben zelfs mij gestolen.
Onder het wachten vroeg hij zich opnieuw af waarom Duparcmieur hier had willen afspreken, in een getrouwe weergave van de ruimte waar ze hun eerste gesprek hadden gehad. Tot nu toe was Duparcmieur meestal naar Corradino’s huis gekomen of had hij in het paleis zelf met hem gesproken. Het was voor zijn collega’s geen geheim dat Duparcmieur zijn beschermer was en dat Corradino via hem een nog voornamere opdrachtgever had: de koning zelf.
Misschien moesten er gevoelige besprekingen worden gevoerd die om een informele sfeer vroegen. Het was per slot van rekening bijna een jaar geleden sinds Corradino naar Frankrijk was gekomen, en het afgesproken tijdstip van Leonora’s komst kwam naderbij. Corradino zette zich schrap. Hij zou voet bij stuk houden als het om Leonora ging. Hij dacht iedere dag aan haar en vroeg zich af hoe het zou zijn wanneer ze eindelijk samen zouden zijn, als hij haar lieve gezicht in zijn handen kon houden, als ze in de paleistuin speelde terwijl hij aan het werk was, als ze hun vingers op hun speciale manier tegen elkaar aan zouden houden, dit keer zonder het traliewerk van de Pietà ertussen. Onbewust spreidde Corradino zijn vingers verlangend; hij kon bijna haar zachte kussentjes tegen zijn harde, vereelte vingertoppen voelen.
Ik hoop dat ze het niet is vergeten. Ik kan niet wachten.
Hij voelde dat iemand met zijn rug tegen de zijne ging zitten, de botjes van een ruggenwervel onder de vleug van fijn fluweel.
Duparcmieur.
‘Waarom hier?’ vroeg Corradino.
‘Waarom niet?’
De stem was niet Frans. Niet die van Duparcmieur, maar het volmaakte Venetiaans van een aristocraat. Net zoals hij een jaar geleden in de Cantina Do Mori had gedaan, keek Corradino snel in de spiegel opzij van hem. Zijn ingewanden verschrompelden in zijn lijf.
‘Excuseert u mij voor deze onconventionele bijeenkomst,’ zei Baldasar Guilini poeslief. ‘Omdat we al eens hebben kennisgemaakt, dacht ik dat deze feestelijke omgeving u niet zou grieven. Herinnert u zich onze ontmoeting nog?’
Corradino slikte. Zijn gedachten fladderden als motten in een fles. Hij mocht zichzelf niet blootgeven.
‘Op het paleis, excellentie?’
‘Ja. Maar ook veel vroeger, lang geleden. Bij het Arsenale. U was met uw vader meegekomen, hij moest een handelsverdrag met de Dardanellen ratificeren. Saffraan, was het niet? Of zout? Neem me niet kwalijk, ik ben de details kwijt. Maar ik herinner me uw vader, een edele vent, Corrado Manin. Wat uiterlijk betreft lijkt u op hem, en dat is uw geluk.’ De ambassadeur ging verzitten. ‘Het is natuurlijk minder gelukkig dat u ook op hem lijkt in uw neiging de Republiek te verraden.’
Corradino voelde zich vanbinnen ijskoud worden. Hij wist dat het voorbij was.
Ik ben ontmaskerd. Moet ik wegrennen?
Corradino wierp een snelle blik naar links en rechts op de lachende klanten. Ieder van hen kon een moordenaar zijn, een agent van de Tien. Het had geen zin.
Alsof de ambassadeur doorhad dat hij in zijn lot berustte, ging hij verder: ‘Voor u is het natuurlijk te laat. Maar als u bereid bent een soort schadevergoeding te betalen, kunt u misschien uw dochter nog redden.’
Een wurgende angst greep Corradino bij de keel.
Hoe kunnen ze dat weten? Lieve God, alstublieft, niet Leonora.
‘Wat bedoelt u?’ zei hij verstikt in een laatste, wanhopige poging de vraag af te weren. ‘Welke dochter?’
‘Signor Manin, alstublieft. Die in de Pietà natuurlijk. Leonora. Het product van uw amour met haar moeder, Angelina dei Vescovi. We wisten natuurlijk van de affaire. Maar niet van het kind. Ik vermoed dat de oude prins Nunzio zich ervoor schaamde, wat begrijpelijk is. Nee, we zijn uw mentor Giacomo Del Piero erkentelijk voor die informatie. Voor hem is het natuurlijk ook te laat.’ Baldasar Guilini snoof verachtelijk, alsof hij een lijkenlucht rook.
Corradino voelde zijn bloed in water veranderen. Giacomo dood! En hij had hem verraden, net zoals Corradino hem eigenlijk verraden had! Hij stelde zich de hellepoel voor die Giacomo tot een dergelijke daad moest hebben gedreven en vocht tegen zijn afgrijzen. Hij moest Leonora tot elke prijs redden. ‘Wat moet ik doen?’ fluisterde hij.
‘Er is slechts één manier om haar veiligheid te garanderen. Als u dat doet, zal haar geen kwaad overkomen en kan ze haar dagen in alle rust in de Pietà slijten, of in een huwelijk.’
‘Wat? Lieve God, zeg me wat, ik doe alles.’
‘We weten natuurlijk ook dat u hier een deel van uw specialistische kennis hebt doorgegeven aan een leerling. Met hem rekenen we vanzelfsprekend ook af.’
Jezus, niet ook nog Jacques. Hij is jong; Giacomo was tenminste al oud. Twee beklagenswaardige mannen, respectievelijk aan het begin en aan het eind van hun levenspad, die hun naam gemeen hadden, hun vakmanschap, en hun vriendschap voor mij: de man die hen allebei de dood heeft ingejaagd.
‘Wat moet ik doen?’ schreeuwde Corradino bijna uit. Hij was de vertoning beu en keek woest in de spiegel.
De ambassadeur vouwde zijn handen voor zijn gezicht en knipperde met zijn neergeslagen ogen. ‘U moet terugkeren.’