11

De koopman van Venetië

Zodra Leonora het kantoor van Adelino binnenkwam en op zijn uitnodiging ging zitten, voelde ze dat er iets op til was. Om te beginnen stond er een grote witte flip-over die het geliefde uitzicht op de lagune aan het zicht onttrok. Ten tweede werden de twee andere stoelen bezet door twee tamelijk ongewoon uitziende en volslagen onbekende personen. Adelino stelde hen voor als ‘Chiara Londesa en Semi, van het agentschap Attenzione! in Milaan’. Bij het horen van het woord ‘agentschap’ begreep Leonora dat ze zich dat uitroepteken niet verbeeld had. Die lui zaten in de reclame.

Behoedzaam bestudeerde ze de onbekenden, die haar op hun beurt bekeken als een stel dat een stuk vlees keurt voordat ze tot de aankoop overgaan. Chiara Londesa droeg een kort, krap T-shirt met een bijna pornografische Manga-opdruk. Haar donkere kleren en berekenende schuinstaande ogen vormden een scherp contrast met haar ultrakorte, geblondeerde haar. Haar collega Semi, die geen achternaam leek te hebben, zag er nog merkwaardiger uit. Van top tot teen was hij gekleed als de Engelse gentleman bij uitstek: jagersjasje, keurig geknoopte stropdas en glanzend gepoetste schoenen met een gesp. Toen hij vooroverleunde zag Leonora – hoe kon het ook anders? – de glinstering van een zakhorloge met ketting uit zijn zak steken. Ze kon met moeite haar lachen inhouden.

Tijdens de lange stilte stond Semi op en liep om Leonora’s stoel heen, waarbij hij over zijn kin streek met een geaffecteerd gebaar dat regelrecht uit een film met James Mason leek te komen. Op de toon van iemand die zijn dochter aan handelaars in blanke slavinnen verkocht, zei Adelino: ‘Zie je wel? Ik zei het toch?’

Semi, die om haar heen bleef lopen, knikte. Voor Leonora, die een deftig Brideshead-accent had verwacht, was zijn vloeiende Italiaans een schokkend geluid. ‘Si. Perfetto.

Hoezo perfect?

Semi en Chiara hadden niet langer oog voor Leonora en begonnen druk te praten in het Milanees. Te midden van de heftige gebaren en het geratel ving Leonora een paar onheilspellende woorden op. Persberichten. Interviews. Plaatselijk, daarna landelijk. Folders voor in het welkomstpakket van hotels. Fotosessie. Storyboard. Bij dat laatste woord liep Chiara naar de flip-over en toonde een grote afbeelding waarop een blonde Botticelli-engel leek te staan die bij de hemelpoort op een trompet blaast. Leonora stond op om het van dichtbij te bekijken. Ze had het mis. De engel droeg een spijkerbroek en een strak vestje. De trompet was geen trompet, maar een blaaspijp. En de beker van de trompet was een schitterende vaas. De engel was aan het glasblazen. De afbeelding was fraai en tegelijkertijd te erg voor woorden, en nu schoot Leonora alsnog in de lach. Ze draaide zich om naar de drie gezichten, die haar bloedserieus aankeken.

‘Even voor de duidelijkheid: jullie stellen dus voor om een soort… reclamecampagne te beginnen… en, nou ja, míj daarvoor te gebruiken?’

‘Niet alleen u, signorina Manin, maar ook uw zeer verheven voorouder.’ Met een zwierig gebaar waaruit ervaring sprak, sloeg Chiara het blad om. ‘Mag ik u voorstellen: de Manin-serie.’

O nee.

Ontwerpen voor advertenties en slogans drongen zich aan Leonora op. Foto’s, modellen voor de verpakkingen. Nog meer vellen waarop in grote letters stond geschreven: ‘Het Glas waarop de Republiek is gebouwd.’ ‘Zie het echte Venetië door ons glas.’ ‘Manin-glas, al 400 jaar door echte Venetianen vervaardigd.’ ‘Manin-glas, origineel Venetiaans glas.’ En steeds maar weer afbeeldingen van de blonde Botticelli (waarschijnlijk zijzelf) en van een donker kind in een lange jas en een plooikraag.

‘Jammer genoeg bestaat er geen portret van Corrado Manin als volwassene. Op tienjarige leeftijd moest hij met de hele familie zijn huis uit vluchten, dus we hebben alleen dit portret dat we uit het familieportret hebben gehaald.’ Chiara’s schouderophalen drukte spijt uit over dit persoonlijke drama – niet om hetgeen die kleine jongen was kwijtgeraakt, maar omdat het haar slecht uitkwam dat er geen portret van hem als volwassene bestond. Leonora bestudeerde het gesloten, ernstige gezichtje van de kleine jongen die zo beroemd was geworden. De ontwerpers hadden hem uit het schilderij gesneden, hem opnieuw van zijn familie gescheiden en hem in zijn eentje neergezet. Ze was niet van het bestaan van dit portret op de hoogte geweest, kende zelfs niet dit deel van zijn geschiedenis, en ze schaamde zich.

Hoe kan het dat deze groteske figuren die regelrecht uit de commedia dell’arte lijken gestapt, meer over Corradino weten dan ikzelf? Omdat zij de moeite hebben genomen om het uit te zoeken. Ik moet meer over hem te weten zien te komen.

Chiara ging snel verder met haar verkooppraatje. ‘Onze campagne focust op twee belangrijke elementen: Corrado Manin, de Mozart van het glasblazen, verleent de producten van deze glasblazerij het imago van een lange geschiedenis – een solide, eeuwenoude reputatie met een zuiver Venetiaanse voorgeschiedenis. En u, signorina, bent zijn nazaat, en de enige vrouwelijke glasblazer op het eiland. We kunnen de moderne, recente ontwerpen met uw imago verkopen – als iets van deze tijd, en gedurfd, maar waarbij u zich altijd gesteund weet door het aanzien van uw familiegeschiedenis.’

Ik word niet goed.

Leonora wendde zich tot Adelino en begon op dringende toon in het Veneto tegen hem te fluisteren. ‘Dit is gewoon obsceen!’ Adelino stond op en nam haar mee naar het raam. Met een ‘Scusi’ tegen de Milanezen, die samen stonden te beraadslagen over een schetsplan en blijkbaar hun volgende aanval op de naam Manin aan het beramen waren. Adelino deed een duit in het zakje met zijn eigen verkoopbabbel. ‘Leonora mia, rustig nou maar. Zo is het altijd al geweest. De handelaars van de Rialto in de renaissance en Corradino zelf zouden er alles aan hebben gedaan om de concurrentie voor te blijven. Het waren geen fijngevoelige kunstenaars. Het waren zakenmensen, net als ik.’ Hij zag haar weerstand en pakte haar hand vast in een laatste smeekbede. ‘Leonora, ik heb te veel hooi op mijn vork genomen. Ik heb belangen in het buitenland; ik heb overal moeten lenen om de zaak van de ondergang te redden. De fonderia heeft het heel moeilijk.’

Leonora keek over de lagune heen naar de torenspitsen van San Marco; het uitzicht dat haar een paar weken geleden, toen ze deze baan net had gekregen, nog zo had bekoord. Nu leken de geliefde torens een spijkerbed, een nest van zwaarden waarop ze als spektakelstuk voor het publiek zou worden gespietst. De lagune lag er vandaag kalm en sereen bij, maar haar geest voelde alsof hij door getijstromen werd gebeukt.

Mijn geest zwalkt over de oceaan.

‘Wat zullen de mannen wel niet denken? Ik ben een nieuwkomer, een beginneling.’ Leonora dacht terug aan de kille vijandige houding van Roberto en zijn afkeer van haar die hij als een virus door de fonderia had verspreid. ‘Ik kan mezelf niet zo op de voorgrond plaatsen. Dat is ondenkbaar.’

‘Integendeel,’ wierp Adelino tegen. ‘Jouw familie zit hier al langer dan welke andere familie ook. Corradino Manin is de grondlegger van deze industrie. En jijzelf hebt talent, een vroeg ontwikkeld talent. Maak je geen zorgen over de maestri, die zullen je dankbaar zijn. Als de zaken door jou beter gaan, varen zij er ook wel bij en behouden ze hun baan. En misschien strijken ze zelfs nog een bonus op. Hun gezinnen zullen je ook dankbaar zijn.’

Tegen dat argument viel niets in te brengen. Ze wist dat als ze iets kon doen om de mannen te helpen, ze dat ook zou doen. Als de zaken met de fonderia beter zouden gaan, zou zelfs Roberto na verloop van tijd dan niet moeten toegeven dat ze van nut was en hun onverkwikkelijke start vergeten? Bovendien besefte Leonora de onuitgesproken waarheid: als ze dit niet deed voor Adelino, wat voor nut had ze dan? Waarom had hij een extra werknemer nodig, en dan nog wel een beginneling?

Ik word het pond vlees.

‘Heb ik iets te kiezen?’

In antwoord daarop draaide Adelino zich naar de Milanezen om. ‘Ze stemt ermee in. Jullie kunnen beginnen.’

Chiara en Semi keken lichtelijk verbaasd van hun blad op. Het was geen moment bij hen opgekomen dat het nog maar de vraag was of Leonora eraan mee wilde werken.

Adelino was eindelijk alleen. Hij had hoofdpijn na een langdurige discussie waarbij het reclameteam met Leonora had zitten harrewarren over goede smaak en zich gedwongen had gezien een aantal concessies te doen. Hij keek naar het scherm van zijn stokoude computer waarop het portret van een tien jaar oude Corradino stond afgebeeld, stil en zwijgend achter glas. Hij richtte zich tot de lang geleden overleden jongen. ‘Wat kun jij voor mij doen, Corradino?’

Hij vermande zich en keek naar het raam. De flip-over was weer terug naar Milaan, dus hij kon onbelemmerd over zee uitkijken, als een koopman van weleer die wachtte tot zijn koopvaardijschepen rijk beladen naar huis terugkeerden.