42
•
De brief (2)
Padre Tommaso liep de trap op naar de slaapzaal van de meisjes en verwachtte de aanstaande bruid omringd te zien door haar leeftijdgenoten, honderduit pratend over haar jurk en haar kapsel. In plaats daarvan sloeg zijn hart over toen hij het meisje zag dat als een dochter voor hem was geworden sinds haar vader de Republiek had verraden, het meisje dat op zijn oude dag een bron van vreugde voor hem was geweest. Ze was alleen, en zat met gebogen hoofd geknield in het zonlicht dat door het raam van de slaapzaal naar binnen viel.
Ze zat te bidden.
Hij keek toe en wist dat het kleinood dat om haar hals hing en dat ze onder het bidden vasthield geen kruis was, maar een glazen hart dat haar vader haar had gegeven op de dag voordat hij voorgoed was verdwenen. Haar gedachten waren vandaag dus bij Corradino. Hij vond het begrijpelijk dat een wees op haar trouwdag aan haar overleden ouders dacht. Daardoor viel het hem gemakkelijker haar te vertellen wat hij moest zeggen. Hij wachtte met gebogen hoofd tot ze klaar was met haar gebeden en zocht naar de juiste woorden.
Ze keek glimlachend naar hem op. ‘Padre? Staan ze op me te wachten?’
‘Ja, mijn kind. Maar mag ik voordat we gaan nog even met je praten?’
Er trok een lichte frons over haar volmaakte trekken, maar die verdween onmiddellijk weer. ‘Natuurlijk.’
De pater liet zichzelf langzaam op een bidstoel zakken, zijn botten waren niet meer zo jong. Hij staarde naar haar weergaloze schoonheid en probeerde zich te herinneren hoe ze eruitzag toen Corradino haar de laatste keer moest hebben gezien: zonder de zilverbrokaten bruidsjurk, het gekrulde haar versierd met maanstenen en alle andere attributen van een vrouw die op het punt stond een lid van een van de machtigste families van Noord-Italië te huwen. ‘Leonora, ben je gelukkig met dit huwelijk? Is signor Visconti-Manin werkelijk de keuze van je hart? Je hoofd is toch niet op hol gebracht door zijn rijkdom? Ik weet dat zijn goud een weeskind als jij in verleiding kan brengen…’
‘Nee, padre,’ onderbrak ze hem haastig, ‘ik houd echt van hem. Zijn rijkdom betekent niets voor me. Vergeet niet dat hij toen hij voor het eerst naar Venetië kwam slechts een jongste zoon was, een geschiedenisstudent die enthousiast op zoek ging naar de Venetiaanse tak van zijn familie. Pas nu, na de dood van zijn broer en zijn vader, heeft hij de rijkdom vergaard die hij daarvoor niet bezat. Ik houd van hem, ik hield al van hem lang voordat hij zijn erfenis kreeg. Hij is vriendelijk en goed en liefdevol. Hij wil zich hier in Venetië vestigen, en zijn kinderen de naam Manin geven. Ik hoop… dat u mijn biechtvader wilt blijven.’
‘Cara mia, natuurlijk wil ik dat. Anders zouden deze oude ogen je te veel missen.’ De priester zuchtte en glimlachte gerustgesteld. Corradino zou blij zijn dat zijn dochter een gelukkig huwelijk zou sluiten. Nu moest hij ter zake komen. ‘Leonora, herinner je je vader?’
‘Natuurlijk herinner ik me hem. Hij is me heel dierbaar, ondanks het feit dat hij me hier heeft achtergelaten en nooit meer is teruggekomen.’ Ze pakte het glazen hart. ‘Hij heeft me dit gegeven en ik heb het altijd gedragen, zoals hij had gezegd. Waarom begint u nu over hem? Niemand heeft ooit meer iets van hem vernomen.’
Padre Tommaso vouwde zijn handen. ‘Dat is niet helemaal waar. Hij is hier nog één keer terug geweest en heeft me iets voor jou gegeven.’
De jonge vrouw ging voor hem staan, kaarsrecht, met haar groene ogen wijd opengesperd. ‘Is hij teruggekomen? Wanneer? Leeft hij nog?’
‘Nee, Leonora. Dit was heel lang geleden, je was nog een kind. Pas nu je een vrouw bent, kun je het misschien begrijpen.’
‘Wat begrijpen? Wat heeft hij voor me achtergelaten?’
‘Hij heeft genoeg goud achtergelaten voor je opleiding, en een mooie bruidsschat. En… dit.’ De knokige oude hand reikte haar het kalfsleren notitieboekje aan. ‘Je vader was een genie. Maar hij heeft ook zonden begaan. Grote zonden. Lees dit en vorm je zelf een mening. Maar vergeet niet de laatste pagina’s te lezen. Ik laat je even alleen.’
Padre Tommaso trok zich terug in een aangrenzende kamer om daar ook in gebed neer te knielen.
Het duurde zo lang voordat Leonora weer verscheen dat hij zich zorgen begon te maken over het geduld van de schare beneden in de kerk. Hij vroeg zich af of hij er wel goed aan had gedaan haar het boekje te laten lezen. Maar eindelijk ging de deur open en kwam ze naar buiten. Door de tranen leken haar ogen wel van glas.
‘Mijn kind!’ De pater keek haar verontrust aan. ‘Het was een vergissing het je te laten lezen.’
Leonora viel in zijn armen en drukte zich tegen zijn breekbare lichaam aan. ‘O nee, vader, nee. U had gelijk. Begrijpt u het niet? Nu kan ik hem vergeven.’
Toen padre Tommaso Leonora Manin over het middenpad van de Santa Maria della Pietà leidde, de kerk die eenentwintig jaar lang haar thuis was geweest, zongen de weesmeisjes uitzonderlijk mooi. Het scheen de priester toe dat hun muziek vandaag een hemelse hoogte bereikte, maar misschien was het eerder het aardse verlangen ook ooit zo’n huwelijk te kunnen sluiten, dat hun gezang vleugels gaf. Lorenzo Visconti-Manin stond gehuld in een schitterend goudbrokaten gewaad bij het altaar, en padre Tommaso kreeg een bang voorgevoel bij de imposante verschijning van deze man, tot de bruidegom zich omdraaide om zijn bruid te begroeten, en de pater zag dat ook hij tranen in de ogen had. Op het moment dat hij Leonora aan haar echtgenoot afstond, reikte het paar elkaar de hand, maar niet op de gebruikelijke manier. Met een glimlach van verstandhouding spreidden ze allebei in een ritueel gebaar dat padre Tommaso niet begreep, hun vingers uit en legden hun vingertoppen en duimen tegen elkaar.