DE AMARYLLIS

Ik hou van tulpen. Eerlijke bloemen zo te zien, ontworpen door het Bauhaus, door Mondriaan persoonlijk ingekleurd. Primaire vorm is primaire functie. Een tulp komt zo uit de HEMA. Soms heb je voor twee knaken een hele bos.

Toch was dezelfde bloem ooit onbetaalbaar. In de zeventiende eeuw, op het hoogtepunt van de tulpomanie, bracht een tulp evenveel op als een heel grachtenpand, met tuin en koets en al. Dat zat ’m mede in de variatie. De tulp was een van de eerste bloemen die in honderden rassen kon worden gekweekt. Hoe moeilijker de kweek, des te hoger was de prijs. Er werd vooral op kleur en vorm van de bloem gelet. Maar de ware schoonheid van een tulp schuilt daar niet in, noch in de herkomst of in de rangschikking van de meeldraden. Onnavolgbaar is in de eerste plaats het geheimzinnige spul waarvan de bloembladeren gemaakt zijn: dun en toch dik, fris als een boerenmeidenwang en toch exotisch, knisperend ogend en zacht om aan te voelen, het edelste leder uit het plantenrijk. Van een losgelaten tulpenbloemblad, in zijn eentje naast de vaas op de tafel, krijg ik altijd een brok in de keel; het doet me steeds weer denken aan een afgevallen poezenoortje.

Hoe geliefd ook, de tulp is bij lange na niet het belangrijkste bolgewas, evenmin als de narcis of hyacint. Dat is de ui. Die kun je eten. Met stukjes spek of wat dan ook. Eten, daar zijn de planten voor getemd. Een plant op tafel alleen om naar te kijken is eigenlijk te zot voor woorden. Je zet toch ook geen boeketje karbonades in een vaas? Je tuigt met de kerst toch ook geen vleesboom op? Een bol voor de sier is gek.

De gekste bol is tevens de meest gevreesde. Niemand die goed bij zijn hoofd is, koopt er zelf een, en toch is hij bijna onvermijdelijk, deze goedbedoelde gift van moeders en tantes, deze vensterbankvervuiling, de poedel onder de planten: een amaryllis. Deze geperverteerde ui heeft niet zozeer een bol als wel een bom. Eenmaal geplant en, alle hoop ten spijt, uitgelopen, schiet de steel als een raket omhoog. Telkens wanneer je denkt dat het niet hoger kan, doet hij er nog een eindje bovenop, bekroond door een almaar uitdijend soort peul. Deze plant weet van geen ophouden. Elke ochtend kijk je angstig of de peul al is opengegaan, ’s nachts droom je van de Invasion of the Body Snatchers. En dan opeens, net als je er niet op verdacht bent, is de peul geëxplodeerd. Een reusachtige bloem staart je aan. Je schrikt je de pleuris. Het is een bloem als een pump maat 47, door dichters alleen te bezingen met een kettingzaag. Hij doet denken aan een kolenboer in travestie. Kan een plant een paardenbek hebben? Botanisch is de amaryllis familie van de lelie, antropologisch van de aronskelk, maar dan voor de nog niet geheel gestorvenen.

Oorspronkelijk komt de amaryllis uit Zuid-Amerika. Vandaar dat hij bloeit als wij schaatsen. Deze plant is duidelijk in de war. Zie hem vergeefs staan lonken op de vensterbanken van de nieuwbouwwijken, hele bollenvelden bij elkaar in de enige stad die geheel uit nieuwbouwwijken is opgebouwd en dan ook naar de gekgeworden lelie is vernoemd. Zie hem staan en probeer de neiging te onderdrukken die althans bij mij steeds bovenkomt: iedere keer dat ik midden in zo’n obscene bloem kijk, heb ik zin om hem een fatsoenlijk broekje aan te trekken.