DE APPEL
De wereld is in de herfst geschapen. Dat weten we sinds de zeventiende eeuw. Toen turfde de Ierse bisschop James Ussher wie wie in de bijbel gewon en telde hij hun leeftijden op. Door vergelijking met de niet-bijbelse geschiedenis berekende hij dat de aarde in het jaar nul 4004 jaar oud was. Dat de schepping op een herfstdag plaatsvond, was gemakkelijker aan te tonen. Natuurlijk was het toen herfst. Hoe anders had Eva aan een appel moeten komen? En het was een goed seizoen voor vijgenbladeren.
Misschien had de bisschop gelijk. Maar niet vanwege die appel. De schrijver van Genesis kende niet eens appels. Hij woonde ergens in Afrika. Appels komen alleen in gematigde streken voor; een appel is een noordvrucht. In Genesis is van een appel dan ook geen sprake, er staat dat Eva van een ‘vrucht’ at. De Latijnse versie heeft het over een pomum, wat de algemene naam is voor een boomvrucht. Een appel zou een malum zijn geweest. Dat kwam wel in de kraam van het volk te pas, want malum is ook ‘het kwade’ en in de volksverhalen, van ‘Eva’ tot ‘Doornroosje’, speelde de appel altijd al de rol van valse vrucht.
Van een echte appel was Eva vast wel afgebleven als ze verstandig was geweest. Appels zijn niks voor vrouwen. Van appels word je dik. Alle reclame ten spijt, zitten appels niet alleen vol vitaminen maar ook stampvol suiker. Er zit per appel genoeg in voor drie klontjes. Wetende dat er in een koekje gemiddeld een half suikerklontje zit, kun je net zo goed zes koekjes eten als één appel. Dat is niet zo raar als het lijkt. Appelbomen hangen zoete vruchten aan hun takken om de dieren te verleiden. Hebben die eenmaal van het vruchtvlees gegeten, dan zorgen ze als vanzelf voor de verspreiding van de zaden. Wie na het kluiven het klokhuis achteloos van zich af werpt, volgt de roepstem van de natuur.
Kun je om mager te blijven beter peren dan appels eten? Die vraag is ongeoorloofd. Je mag geen appels met peren vergelijken. Toch hebben beide veel gemeen. Zo zit er ongeveer evenveel suiker in. Het zijn allebei opslagorganen, al overtreft de appel in dit opzicht elke peer. Om veel op te slaan in weinig, moet je immers rolrond zijn. Dankzij zijn bolvorm heeft een appel weinig schil nodig om veel suiker te verpakken. Maar een peer is een goede tweede. Je kunt hem het beste beschouwen als een uitgezakte appel. De inhoud zit vooral van onderen. Zo lijkt een peer nog het meest op een snottebel die, rolrond begonnen, aan de neus blijft bungelen, steeds druppelvormiger, tot hij valt. Is een appel de beste berging, de peer is de ideale hangvrucht.
Mannen groeien als appels. Zij krijgen een rond buikje. Vrouwen kunnen zich zoiets niet permitteren, hun buik is voor hun kinderen gereserveerd. Vandaar dat zij hun vet lager opslaan, rondom de dijen. Een vrouw is een peer. Dat het verschil soms niet goed te zien is, ligt aan de vage grenzen tussen appel en peer. Soms zie je echt niet waarmee je te maken hebt. Maar daar bestaat een trucje op: zet de fruitschaal onder water. Omdat alleen appels luchtblaasjes hebben – vandaar het knappen als je in ze bijt – blijkt vanzelf wat wat is. Een peer is een appel die zinkt, een appel is een peer die blijft drijven.