Verjaardag

 

 

 

 

Laatst was ik jarig. Ik moet dan altijd aan Hoe ik mijn verjaardag vierde van Remco Campert denken. Welnu, ik vierde hem door auto te rijden. Kennelijk ben ik daar ontzettend dol op, maar in deze tijden van smeltende ijskappen kun je het maar beter niet aan de grote klok hangen. Gelukkig is er Bob Dylan – die maakt in Amerika reclame voor de nieuwe SUV van Cadillac. Dat is Bob op een hoop kritiek komen te staan, want als iemand onder zijn publiek milieufanaten heeft, is hij het wel. Aan de andere kant: hij maakt tenminste geen reclame voor een Japanner.

Goed. Ik vierde dus mijn verjaardag in de auto. Ik moet erbij zeggen: het is een nieuwe auto en ik was alleen. Spiksplinternieuw en moederziel alleen, maar niet zielig. Toen ik de auto ophaalde bij de dealer stond er 130 kilometer op de teller. Dat waren de kilometers die ze nodig hadden gehad om de wagen de fabriek uit te rijden, op een trailer te zetten, van de trailer af te rijden, een boot in, de boot weer uit, een trailer op, weer af, het parkeerterrein van de dealer op. 130 kilometer. Ik had hem dan weer even op nul gezet, maar ja, voor hetzelfde geld heeft er dan iemand al 1000 kilometer in je nieuwe auto gereden en is hij eigenlijk niet nieuw meer.

Een nieuwe auto – ik had eerlijk gezegd niet gedacht dat ik dat ooit nog mee zou maken. Ik ben een tweedehands-type en ik had me er al bij neergelegd dat ik tot mijn dood in een oude Volvo zou rijden.

Helemaal niet erg, dat deed Jan Wolkers ook – een 240 als ik me niet vergis. Jan is nu dood en gecremeerd, maar zijn auto is er nog en Karina rijdt erin rond. Volvo’s kennende, denk ik dat de wagen haar nog wel eens zou kunnen overleven. Dat blijft maar rijden, terwijl de mensen sterven. Dat is het lot van de oude Volvo.

Maar ik rij nu dus in een nieuwe Volvo. Een V70 T6 om precies te zijn. Hij is zwart, en vanbinnen bekleed met wit leer. Hij ruikt als een kind dat net onder de douche is geweest. En hij rijdt als een zonnetje. Hij denkt bovendien met me mee, en niet zo’n beetje ook. Zit ik te dicht op een voorganger, dan knippert er een grote rode lamp. Rijd ik achteruit, dan piept en bliept er van alles en komt er uit het dashboard een schermpje waarop ik kan zien wat er achter me aan de hand is. Als ik mijn gordel niet omdoe, wordt hij hysterisch. Als ik tegen een boom rij, wordt mijn leven gered door twaalf airbags. Het is erg wennen.

Voel ik me ook anders? Eigenlijk wel. Ik voel me ouder. En netjes.

Een echte man van de wereld, een beetje een burgerman ook. Een oude Volvo geeft zijn berijder toch een zweem van bohème. Dat is nu voorbij. Ik kan me alleen nog maar van mijn medeweggebruikers onderscheiden door mijn rijstijl en de muziek die ik draai. Wat dat laatste betreft: er zit een prachtige voorziening voor de iPod in de wagen. Je hoeft hem maar aan te sluiten en je kunt hem vanaf je stuur bedienen. Wat dat eerste betreft: daar zeg ik liever niets over. Ik ben in elk geval geen rechtschapen dierenarts die stiekem harder dan 120 rijdt.

Ik ben zelfs helemaal geen dierenarts, en dat is jammer, maar ja, om nu nog een carrièreswitch te maken is ook weer zo wat.

Dus daar reden we: de auto en ik. Op mijn verjaardag. Het is dat ik getrouwd ben met mevrouw Bril, anders had ik me overspelig gevoeld met de auto. Hij weet precies wat ik wil, om maar eens wat te noemen. Wil ik harder, dan gaat hij harder, wil ik linksaf, dan gaan we linksaf, wil ik ineens stoppen, dan staan we al stil voor ik het besluit daartoe heb genomen. Ook stelt de wagen mij in staat schitterende gedachten te denken en op andere momenten is het een meditatiemachine op wielen. Niets gaat er dan door mij heen, behalve iets slooms dat je geluk zou kunnen noemen. Zolang we maar bewegen, de Volvo en ik, zo lang leven we.