Een oude radio

 

 

 

 

Ik trof een oude dame in haar keuken en na enige tijd viel mijn oog op de radio die in de vensterbank zachtjes stond te spelen. Het was een oude, draagbare Grundig. Ik vroeg haar hoe lang ze dat toestel al had en na een tijdje nadenken, kwam het antwoord: ze had hem van haar eerste, zelfverdiende geld gekocht. Meteen keek ik met andere ogen naar de radio die dus minstens vijfenveertig jaar oud moest zijn, want de dame was in de zeventig.

Ongelofelijk.

Ik heb altijd een zwak gehad voor apparatuur die haar vervaldatum heeft overleefd en nog steeds dienstdoet. Waarom ook zou je overstappen op een andere radio als de oude het nog doet? Dat is iets wat in ons is gezaaid, denk ik. Na een jaar of twee, drie hebben we ergens genoeg van en willen we iets nieuws. De omgeving verlangt dat ook, als je tenminste gevoelig bent voor omgevingsgeluiden en dat zijn we in toenemende mate geworden. Wat de buren vinden is net zo belangrijk als wat we zelf vinden en dus koop je een nieuwe tv terwijl de oude het gewoon perfect doet. Verder is het natuurlijk zo dat geen enkel bedrijf nog iets maakt dat langer meegaat dan een diepe zucht. Met iets goeds graaf je je eigen graf, daar komt het op neer.

De oude Grundig.

Ik bleef er verbouwereerd naar kijken. Vijfenveertig jaar. Dat was toch onmogelijk? Dat was het ook. De dochter van de oude dame fluisterde het me haastig toe. De eerste radio van haar moeder was een Grundig geweest, zeker, beslist, maar het was nog zo’n houten exemplaar, met bakelieten knoppen, buizen en Beromünster op de zacht verlichte schaal. Die had ze later, toen ze al lang en breed getrouwd was, op een dag vervangen door deze Grundig. Het houten exemplaar was toen echt op en versleten. Alleen al het krijgen van een beetje ontvangst kostte een minuut wachten. Wat onveranderd bleef was de naam: Grundig. Daaraan was de oude dame gehecht, en nu ze wat vergeetachtig begon te worden, was ze de precieze radio kwijt, maar nog niet de naam. Ik vond het een mooi verhaal.

Ik keek verder om mij heen. Er waren nog meer apparaten in de keuken die heel oud waren: de oven, het fornuis. Voor het raam hingen gordijnen die er vijfendertig jaar geleden ook al hingen. En waarom ook niet, het waren mooie gordijnen.

Waren ze nou zó mooi dat ze het zo lang uit konden houden of zag je ze gewoon op een dag niet meer? Dat kan ook, inderdaad: dat je de spullen om je heen nauwelijks meer waarneemt. Huis en inboedel hebben zich dan helemaal naar de eigenaar gezet; huis en bewoner vallen samen, zijn één. Je treft zulke mensen wel eens; hun huis weerspiegelt hen en zij het huis. Het is een zeldzaamheid geworden, dat wel. Zelfs oude mensen moeten snel leven anders zijn ze geen hippe senioren en beginnen hun kinderen en zeker hun kleinkinderen zich een beetje te generen voor opa en oma.

Zelf ben ik als kind en later als student en daarna als volwassene ontzettend vaak verhuisd. Wij zaten als kind nog niet stil in onze nieuwe kamers of daar klonk alweer het sein van vertrek; inpakken en wegwezen. Op die manier leer je moeilijk wennen aan een radio, hoewel ik me wel ineens voor de geest kan halen dat ook mijn moeder een radio in de vensterbank en later op de koelkast had staan. En ook de kinderbijbel was altijd hetzelfde. Maar grote standvastigheid in het bij elkaar houden van hun interieurs hadden mijn ouders niet. Het aantal bankstellen dat in mijn jeugd voorbijtrok is adembenemend. Nieuw was het toverwoord van mijn jeugd. Ik moet mezelf nog altijd beheersen als er een nieuwe versie van mijn computer op de markt komt; die moet ik eigenlijk meteen hebben. Terwijl ik eigenlijk het liefste nu nog had gewerkt op de computer die ik drie jaar geleden had, anderhalve computer geleden zeg maar, en nog liever zou ik werken met programma’s van vijf jaar geleden. Fuck the update, dat is mijn standpunt. Stilstand is vooruitgang, daar wordt veel te weinig over nagedacht.