23. Waar zijn de
smaragden?
De volgende dag werd Kent aan de telefoon geroepen. Het was
Digby McShane.
„Ik ben in Riverboro,” deelde de verslaggever mee, „en wilde
je even laten weten, dat Spikes vanmorgen begraven wordt.”
„Waar?” wilde Kent weten.
„O, op de begraafplaats hier, neem ik aan. Maar raad eens wat
kolonel Pepperton de sheriff verzocht heeft?”
„Toch niet hem te laten begraven bij Billie Groene Boom en
diens verwanten?”
„Inderdaad. Todd Harper heeft echter geweigerd dokter Endicott
om toestemming te vragen. Natuurlijk behoort dat stuk grond nu aan
de dokter. Todd was van mening, dat noch dokter Endicott, noch
Billie Groene Boom er prijs op zou stellen dat Spikes daar begraven
wordt.”
„Waarom heeft de kolonel het gevraagd?"
„Omdat Jake Cassidy, de broer van zijn grootvader, daar
begraven ligt. Na de teraardebestelling wordt de kolonel naar Omaha
gebracht.”
„Maar die begrafenis van Spikes, meneer McShane. Iemand hoort
toch onder zijn echte naam begraven te worden? Ik veronderstel dat
hij en kolonel Pepperton heel wat verschillende namen gebruikt
hebben tijdens hun leven, maar.... nou ja, Spikes!”
„Hun echte naam luidt werkelijk Spikes, Kent. Dat heeft
kolonel Pepperton sheriff Harper meegedeeld. De kolonel
heet Frank en zijn broer heet.... raad eens?”
„Lew,” raadde Kent.
„Lew Spikes. Maar ik denk niet, dat ik mij hen op die manier
zal herinneren, Kent. Voor mij zullen die twee altijd kolonel
Humphrey Pepperton en Spikes heten.”
„Voor mij ook,” bekende Kent. „Maar nu iets anders, meneer
McShane. Kunt u me ook zeggen wat de plannen van Jeff Groeneboom
zijn? Nadat ik gisteren bij u ben geweest, heb ik hem niet meer
gezien.”
„Ik denk dat hij van plan is terug te gaan naar Californië.
Het is een grote teleurstelling voor hem, dat hij de kalebas niet
heeft kunnen bemachtigen, maar daar is niets aan te doen. Voor hij
vertrekt, zou hij nog bij je langs komen.” „Nog iets, meneer
McShane. Hebt u Josiah Addison zijn boekje nog teruggegeven?
Ik had hem beloofd er goed voor te zullen zorgen, maar ik ben bang,
dat ik mijn belofte niet heb gehouden?'
„Ik zorg er wel voor dat hij het krijgt, kerel. Tussen twee
haakjes, Todd Harper en ik hebben kolonel Pepperton de geschiedenis
van pastoor Cornelius laten lezen.”
„O. Wat had hij erop te zeggen?”
„De pastoor kon hij zich niet herinneren; Hij en zijn broer
waren nog klein, toen Lew Cassidy stierf. Maar het verhaal, dat de
oude man aan pastoor Cornelius verteld heeft, geloofde hij wel. Het
was een soort familieverhaal. Daarom was hij er ook zo vast van
overtuigd dat hij de smaragden van Jerome Whipple zou aantreffen in
de kalebas, als die eenmaal opgespoord zou zijn.”
„Dat dachten wij ook, meneer McShane. Toen we er eindelijk in
geslaagd waren het juiste verband tussen die twee geschiedenissen
te ontdekken, leek er geen twijfel meer over te bestaan, dat de
smaragden in de rode kalebas moesten zijn. Waarom zaten ze er dan
toch niet in?”
Aan de andere kant van de lijn liet McShane een wrange lach
horen.
„Vraag dat liever aan een helderziende, Kent. Of aan een
waarzegster of een koffiedikkijkster. Maar alsjeblieft niet aan
Digby McShane! Zeg, ik wou je iets vragen. Wil je nog steeds
verslaggever worden?”
„Ja, meneer. Heel graag!”
De volgende morgen had Kent het erg druk. Nu Pierre weer bezit
had genomen van de keuken en de opwinding over de bankroof wegebde,
draaide de organisatie in het hotel weer perfect en op volle
toeren.
„Goedemorgen, juffrouw March!” riep Kent, toen één van zijn
zoveelste tochten over de gang van de tweede verdieping hem langs
kamer 214 voerde. „Hebt u de laatste dagen nog mooie vogelfoto’s
kunnen maken?”
Gekleed in haar bruine kleren en met een camera in haar hand
kwam Constance March de deur uit.
„Ik heb er weer wat plaatjes aan gewaagd,” lachte zij vrolijk.
„En jij? Heb je de laatste dagen nog meer bankrovers kunnen
vangen?”
„Nee,” antwoordde Kent, zich voorthaastend. „Ze zitten al
allemaal achter slot en grendel.”
Toen Kent naar zijn kamer in het bediendenverblijf ging, zag
hij het vrachtwagentje van Jeff geparkeerd staan. Jeff had al zijn
spullen ingeladen en Kent werd overvallen door een gevoel van
eenzaamheid. Jeff ging weg!
Het spijt mij geweldig dat ik die vriend moet verliezen, ging
het door hem heen, terwijl hij de deur openmaakte. Ik wou, dat hij
helemaal niet terug hoefde naar Californië. Maar nu er niets anders
op zit, wou ik dat hij tenminste de rode kalebas had kunnen
meenemen.
Op de veranda zat Jeff op de divan rustig te wachten. Hij zag
er vreemd uit; zijn gewoonlijk zo kalme gezicht vertoonde een
verbijsterde uitdrukking.;
„Je hebt het druk gehad, is het niet?” vroeg hij, toen Kent
zich naast hem liet vallen. „Heb je nu even tijd?”
„De hele middag. Maar zeg eens, Jeff. Je hebt je spullen
ingepakt. Je gaat dus vertrekken?”
Jeff knikte. „Dat was ik van plan. Maar nu weet ik het niet
meer. Er is iets gebeurd!”
Een en al opwinding sprong Kent overeind.
„Gebeurd? Wat dan, Jeff? Is.... is kolonel Pepperton
ontsnapt?”
Jeff glimlachte flauwtjes. „Dat hoop ik niet. Ik neem aan, dat
hij nu veilig achter de tralies in Omaha zit. Sheriff Harper heeft
hem overgedragen aan twee agenten, die hem kwamen halen. Volgens
hem heeft de staat Nebraska meer recht op de kolonel, aangezien het
geld van de Riverborobank weer veilig in de kluis ligt en en er
geen juwelen gestolen zijn. Alleen maar een waardeloze oude
kalebas, gevuld met kiezelstenen. Maar....”
Hij maakte zijn zin niet af. In plaats daarvan haalde hij uit
zijn zak een envelop voor de dag en gaf die aan Kent. „Lees dit
eens,” zei hij.
Kent haalde een blaadje papier uit de envelop. Terwijl hij de
brief las, voelde hij dat zijn knieën begonnen te trillen. Hij ging
op de divan zitten en las het briefje opnieuw. „Hoe kom je eraan,
Jeff?”
„Even vóór ik hierheen kwam, heb ik het ontvangen. Het is per
expresse verzonden vanuit een plaats voorbij Riverboro. Er zat een
briefje bij van een van de agenten, die kolonel Pepperton zijn
komen halen. Daarin deelde hij mee, dat zijn gevangene hem verzocht
had dit briefje te versturen. Natuurlijk heeft hij het eerst
gelezen om te zien of de kolonel niet een van zijn oude foefjes
wilde uithalen. Dat is ook de reden, dat kolonel Pepperton niet aan
meneer Harper gevraagd heeft het te versturen.” .
Jeff glimlachte grimmig. „Hij wilde die „eigenmachtige
sheniff” niet laten lezen wat hij geschreven had. Wat denk jij
ervan, Kent?”
Kent las het briefje nog eens over.
Jeff Groeneboom,
Er is iets, waarvan ik iemand op de hoogte wil brengen. Van
alle mensen, van wie ik weet dat zij weleens belangstelling zouden
kunnen hebben voor mijn mededeling, ben jij degene die ik in
vertrouwen wil nemen. Je zou het, in zekere zin, kunnen beschouwen
als een verontschuldiging voor de wijze, waarop we je onlangs
behandeld hebben. In ieder geval voel ik er niets voor om wat ik te
zeggen heb, te laten weten aan die eigenmachtige sheriff, Todd
Harper, of aan die stompneuzige, kwaadsprekende kranteman. Ook zou
ik er niet over piekeren het jou of wie dan ook ter wereld te
vertellen, indien ik van mening was, dat ik er baat bij zou hebben
om deze inlichting voor mezelf te houden. Maar mijzelf zal het
nooit meer voordeel kunnen bezorgen. Mijn broer is dood. Ikzelf ben
een oude man en mijn hart is niet in orde. Word ik veroordeeld tot
gevangenisstraf, dan betwijfel ik of ik het zal overleven. Zelfs al
zou dat gebeuren, dan nog zal ik nooit meer in staat zijn op zoek
te gaan naar een schat. De mededeling, die ik te doen heb, is deze:
Er ligt een fortuin aan smaragden verborgen ergens in de omgeving
van de Herberg in de Bocht. De smaragden zijn verstopt in de
kalebas vaneen Indiaanse muzikant. Mijn broer en ik wisten, dat de
juwelen zich daar ergens bevonden. We dachten dat we ze gevonden
hadden, toen we die oude rode kalebas te pakken kregen, maar daarin
hebben we ons vergist. De smaragden zaten er niet in. We hadden dus
de verkeerde kalebas te pakken. Daarom moet de echte kalebas er nog
steeds zijn!
Frank Spikes
Kent gaf het briefje terug aan Jeff. „Wat ik ervan denk?” zei
hij. „Hetzelfde als kolonel Pepperton. Ergens hier in de buurt
bevindt zich een fortuin aan smaragden. Dat kan niet anders!”
„Maar waar dan?”
„Vraag dat liever aan een helderziende of aan een
koffiedikkijkster!” gaf Kent, die zich de raad van Digby McShane
herinnerde op zijn beurt ten antwoord. Weer ernstig ging hij
verder: „Ze moeten hier zijn, Jeff! Laten wij ze zelf gaan
zoeken. Niet alleen de smaragden maar ook de rammelaar!”
Jeff liet een spottend lachje horen. „Alsof wij zouden slagen
waar een doorgewinterde vent als Spikes gefaald heeft!”
„Spikes heeft alleen maar de verkeerde kalebas opgespoord.”
heeft het enige Cherokese muziekinstrument opgespoord, waarvan hier
in de omgeving sprake was. Bovendien sta ik op het punt te
vertrekken. Ik was van plan vanmiddag naar Californië terug te
gaan.”
„Kun je niet blijven, Jeff? De smaragden zijn hier....”
„Ik ben niet hier voor smaragden gekomen, Kent, maar voor een
muziekinstrument voor mijn band.”
„Ja maar, als we de smaragden vinden, zullen we ook de
rammelaar vinden. Daar heeft Lew Cassidy zijn broer Jake ze in zien
verbergen.”
„Goed dan, ik blijf hier.” De stem van Jeff verried
beslistheid, maar hij had geen enkele hoop iets te zullen
vinden.