29
De zon op mijn gezicht is een lekker gevoel. Ik loop eerst door de Beatrixstraat en kijk etalages. Bij V&D houdt een vrouw de deur voor me open en ze glimlacht naar de slapende Isha. “Wonderbaarlijk, hoe die peuters gewoon overal doorheen slapen.” Ze kijkt achter me. Waarschijnlijk verwacht ze ook een moeder. Ik loop snel door.
Er staat een mannelijke pop met een mooi pak aan. Het is donkergrijs met een krijtstreepje. Met een dieprood overhemd eronder en een crèmekleurige stropdas. De vrouw die de deur openhield kijkt er ook naar. “Oef,” zegt ze. “Wat een plaatje.” Ze glimlacht naar Isha. “En wat een schatje ”
Ik voel me trots. Mijn kind, zou ik willen zeggen. Maar dat begrijpt zij natuurlijk ook wel zonder dat ik het zeg. Ik zie het rek waar het pak tussen hangt en zoek mijn maat. Ik aarzel. Wat moet ik nu met Isha?
“Zal ik haar even vasthouden?” biedt de vrouw aan.
Ik bekijk haar nu beter. Ze draagt een wit jack en een spijkerbroek. Ze is mager. Maar ze ziet er verzorgd uit. Schoon. Nauwelijks make–up. Haar ogen zijn vriendelijk.
“Het is een kleine moeite,” dringt ze aan. “Gaat u maar rustig even passen.”
Ik maak de draagzak los en overhandig hem met Isha erin aan de vrouw. “Ze heet Isha.”
“Wat een mooie naam. Zo had ik mijn eigen dochter ook willen noemen. Maar we hadden al een kind in de familie dat zo heette. Mijn man voorzag problemen als we haar die naam zouden geven. Eerlijk gezegd spijt het me nog altijd dat we toen niet gewoon hebben gedaan wat we zelf wilden.”
Ze houdt Isha voorzichtig vast en kijkt om zich heen. “Ik ga daar even met haar zitten terwijl u past.” Ze knikt in de richting van een stoel die naast een andere pop staat. “Neem rustig de tijd. Ik heb geen haast.” Isha maakt een murmelend geluid. De vrouw kijkt vertederd naar haar. “Ze worden zo snel groot,” zucht ze. “Dat besef je later pas.”
Een verkoopster wijst naar de pashokjes. “Daar is er nu een vrij, gaat uw gang.”
Ik aai Isha met een vingertop over haar gezicht. Ze slaapt gewoon door. “Ik ben zo terug.”
De broek zit erg los. Ik ben afgevallen. Misschien kan ik beter een kleinere maat nemen. Het jasje past prima. Zal ik de zaak in lopen en de vrouw vrager wat zij ervan vindt? Steffie was dol op kleren kopen. Ook voor mij. Ze gaf graag geld uit. Maar ze kocht nooit zomaar iets. Ze was wel erg gespitst op mooi. En duur. Martine mopperde daar nogal eens over. Ze hield Steffie bij die gelegenheden voor dat ze een voorbeeld kon nemen aan Emma. Die leefde veel zuiniger. Volgens Steffie verwarde haar moeder zuinigheid met gierigheid.
Ik besluit het kostuum te kopen. Martine wil de broek wel voor me innemen. Als ik later weer op mijn oude gewicht ben, kan zij hem ook weer uitleggen.
Ik hoorde de vrouw die op Isha past steeds praten. Nu niet meer. Er hangt opeens een vreemde leegte achter de gordijnen van het pashokje. Ik gris de kleren die ik gepast heb bij elkaar en loop snel de zaak weer in.
De stoel is leeg.
Ze loopt natuurlijk rond. Misschien is Isha wakker geworden en begon ze te protesteren. Ze kent die vrouw niet. Ze kan zich rot geschrokken zijn. Wat een stomme lul ben ik toch om mijn kind zomaar in de armen van een vreemde vrouw te duwen. Ik kijk rond. De verkoopster komt op me af. “Is het naar uw zin, mijnheer?”
“Waar is mijn kind?”
De vrouw kijkt verbaasd. “Uw kind?”
“Ja. Waar die vrouw even op zou passen. Ze zat hier.” Ik wijs naar de lege stoel.
“O. Ik dacht dat het haar kind was en ze even moest uitrusten. Ze is weggegaan.”
Ik hap naar lucht. “O jezus…Welke kant ging ze op?”
De verkoopster wijst geschrokken in de richting van de deur. Ik begin te rennen.
Een vrouw met een buggy probeert binnen te komen. Ik neem de andere deur en knal op twee oude mensen, die me verbijsterd aankijken. “Let eens beter op,” snauwt de man. “Mijn vrouw is net uit het ziekenhuis. Moet ze soms weer een heup breken?”
Ik kijk naar links. Niets te zien.
Ik kijk naar rechts. In de verte wappert iets wits. Het rent. Ik sprint erachteraan. Er springen mensen opzij, ik raak een schouder, iemand vloekt, ik struikel. Maar het lukt me om overeind te blijven.
Ze is het. Ze kijkt om en ziet dat ik haar volg. Ze klemt Isha tegen zich aan. Ik schreeuw dat ze haar moeten tegenhouden. Ik maai met mijn armen om me heen om de weg vrij te maken.
Mensen staren me aan. Maar niemand doet iets.
Pijnlijke scheuten in mijn zij. Krampen in mijn borst. Doorlopen! Dat wijf inhalen. Mijn kind uit haar handen sleuren en haar daarna totaal verrot schoppen. Ik vermoord haar. Ik trap haar schedel aan stukken.
Ik vlieg. Maar zij heeft een behoorlijke voorsprong. En ze kan blijkbaar ook ontzettend hard lopen. Ze rent in de richting van de watertoren. En dan verdwijnt ze om een hoek.
Ik struikel weer en nu lukt het me niet mezelf overeind te houden. Ik kom met een enorme klap op de grond terecht. Ik schreeuw van de pijn. Het lijkt of iemand een mes in mijn bovenbeen steekt. Waar ben ik op gevallen? Maar ik heb geen tijd om me daar druk over te maken. Ik sta direct weer rechtop. Er schiet een man op me af. “Wat is er aan de hand?”
Ik wijs. “Een vrouw heeft mijn kind geroofd.”
Hij begint voor me uit te rennen. Ik volg. Er is iets met mijn been. Ik kan alleen maar hinken. Mijn broekspijp is nat. Maar ik kom vooruit. De man is bijna bij de hoek van de straat.
Dan hoor ik het. Keihard getoeter. Er stampt iemand op een claxon. Gierende remmen. Een oorverdovende klap. Een gil die pijn doet aan mijn oren.
Stilte. Een ijzige stilte.