2

Ze wil een groot bedrag aan contanten op zak hebben. Maar bij de pinautomaat kan ze per dag niet meer dan vijfhonderd euro opnemen. Daarom wandelt ze de bank binnen om geld op te nemen.

Ze besluit om vandaag niet in Schagen te winkelen. Veel te veel kans dat ze bekenden tegenkomt. Ze gaat eens naar Heerhugowaard. Daar is een groot winkelcentrum en daar is ze anoniem. Terwijl ze rijdt, denkt ze na over wat ze wil hebben. Ze moet kopen, vandaag. Veel kopen. Geld verbrassen. Ze gaat het vanaf nu allemaal heel anders aanpakken. Ze gaat kopen als ze zichzelf nog geen pijn heeft gedaan, in plaats van andersom. Eerst de buit binnenhalen, daarna pas beuken. Dat er gebeukt gaat worden, staat vast. Het borrelt in haar hoofd. De woede zit in haar hele lijf; het lijkt alsof die zichtbaar is. Ze voelt zich genaaid door Edo. En door Cees. Ze zal op de een of andere manier met ze moeten afrekenen.

Als ze de afslag neemt waarop het winkelcentrum staat aangekondigd, ziet ze dat er een parkeergarage is. Garage Stadsplein. Maar rechts van de ingang zijn ook parkeerplaatsen. Daar zet ze haar auto neer.

Het is een overdekt winkelcentrum met een enorm plein ervoor. Er staan overal banken waar oude mensen zitten. Het is fris. De oudjes kruipen diep weg in hun jassen. “Ga toch naar binnen,” mompelt Emma. “Het is nog lang geen zomer.”

En het is er behoorlijk druk. Ze laat zich meedrijven in de mensenmassa die langs de winkels schuift. Ze ontdekt een aantal zijstraten in het centrum en probeert te onthouden hoe ze binnenkwam.

Opeens staat Emma voor een winkel waar JUNIOR STORE op de gevel staat. De massa mensen om haar heen is verdwenen. Het is hier tamelijk rustig. Waren er eigenlijk wel zoveel mensen? Ze haalt haar schouders op om haar eigen vragen. Er hangt een vertederend klein, heel mooi jurkje in de etalage. Emma kan haar ogen er niet van afhouden. Er huppelt een meisje door de etalage, dat naar haar lacht. Het kind strekt haar armpjes uit.

Emma begint te huilen.

Iemand pakt haar vast en sust haar. Wie is dat? Emma veegt haar tranen weg en kijkt naast zich. Daar staat een oude vrouw. Ze heeft heel dun haar, Emma ziet haar schedel erdoorheen. Ze heeft lieve ogen en een vriendelijk gezicht. “Wat is er aan de hand, kind?” vraagt ze.

Emma barst opnieuw in snikken uit. Ze kan de tranen niet tegenhouden. Ze hikt en hapt naar lucht. De vrouw wrijft over haar rug. “Gooi het er maar uit, kind. Je kunt het maar beter kwijt zijn.”

Er komen nog meer vrouwen op Emma af. Ze willen allemaal weten wat er aan de hand is. Een van hen vraagt of er iets met haar kind is gebeurd. Een andere vrouw kapt die vraag direct verwijtend af.

Emma probeert haar huilbui onder controle te krijgen. Ze sluit haar ogen. De geluiden om haar heen vervagen, ze luistert er niet naar. Het lukt haar om weer rustig te worden. Iemand houdt haar een papieren zakdoekje voor. Ze pakt het aan en snuit. Ze zucht diep. “Dank u wel, allemaal. Het werd me allemaal een beetje te veel. Sorry voor de overlast.”

De vrouwen beginnen allemaal te protesteren. Maar gelukkig lopen ze een voor een weer verder. De oude vrouw met het dunne haar klopt bemoedigend op Emma’s arm. “Niet alles opkroppen, hoor. Praten. Geloof me maar, praten helpt altijd.” Ze laat Emma los en loopt ook verder.

Ze kijkt weer naar het jurkje. Haar ogen dwalen door de etalage. Er is geen kind. Er was ook geen kind. Isha is niet hier, die is bij Cees. Emma heeft er geen toegang. Ze is niet welkom in het gezin van haar zusje. Maar daar neemt ze geen genoegen mee. “We gaan het vanaf nu eens heel anders aanpakken,” zegt ze tegen het jurkje. “Om te beginnen ga jij met mij mee. En je zult niet alleen zijn.”

Ze stapt de winkel binnen.