9
Martine reageert beheerst als André vertelt dat Emma in geen velden of wegen te bekennen was. Ze richt haar aandacht vooral op Isha en ze knuffelt met het kind. Job en Barbara reageren geschokt. André legt in het kort uit waarom hij de kwestie Emma niet ernstig opvat. Als hij de eerdere verdwijntrucs van Emma wil beschrijven, kapt Martine hem snel af. “Dat interesseert hen niet.”
Ik zie dat Job een geïrriteerde blik in haar richting werpt en dat Barbara die blik ook opmerkt. Voor hij tegen de conclusie van Martine kan protesteren, zegt zij nadrukkelijk en kalm dat het niemand iets uitmaakt hoe vaak Emma al verdwenen is in het verleden maar dat alleen het heden nu belangrijk is. Job kijkt betrapt. Hij zoekt steun van mij. Ik neem Isha van mijn schoonmoeder over en druk mijn gezicht in de blonde haren van mijn kind. Ze ruikt lekker. We knuffelen.
“Mamamamammmma!” roept ze verrukt. Martine krimpt in elkaar. Ik moet zorgen dat ik ergens kan gaan zitten.
“Het is veel meer werk dan ik dacht, een baby,” klaagde Steffie. Ze zag er moe uit. Wallen onder haar ogen. Bleke wangen. Een doffe blik.
“Zullen we eens informeren naar de mogelijkheid van een au pair?” stelde ik voor.
Ze schudde driftig haar hoofd. “Ik wil niet de hele dag een puber om me heen die me niet eens verstaat.”
“Het zijn volgens mij geen pubers. Ze worden au pair als ze hun middelbare school hebben afgesloten. Dus ze zijn altijd minstens achttien.”
“En op zoek.”
“Wat bedoel je daarmee?”
“Ze zijn op zoek naar een man.”
Ik schoot in de lach. Ze keek aandoenlijk serieus toen ze de laatste zin uitsprak. Zou ie bang zijn om me kwijt te raken? Ik vroeg het haar.
“Ik ben altijd bang om alles kwijt te raken wat me lief is,” antwoordde ze.
Ik nodigde haar uit om over haar angsten te praten. Haar mededeling over dit onderwerp had me verrast. Steffie leek juist nergens bang voor te zijn. Ze zocht altijd het avontuur en deinsde in mijn beleving totaal niet terug voor het eventueel daarbij behorende gevaar. Sterker nog: ik dacht ze het gevaar opzocht. Dat ze erop kickte. Dat klopte, vertelde ze me. Tot Isha geboren werd. Ze begreep er zelf ook niet veel van. Maar de drang hoog spel te spelen en zich provocerend te gedragen, was heel erg afgenomen vanaf het moment dat Isha was geboren.
“Ik kan bijna niet wachten tot ze gaat praten,” zei ze. “Ik wil dat haar eerste woordje ‘mama’ is.”
“Mamamamammmmmaaa,” kraait Isha nog een keer, terwijl ze met haar beide handjes op mijn neus timmert.
Ik wil dat iedereen naar huis gaat, zodat ik rustig kan nadenken. Ik moet een hiaat in mijn herinnering weer zien te vullen met wat daar gebeurde. Er zit een gat in mijn geheugen vanaf het moment dat ik het huis van Emma verliet en het moment dat ik de volgende morgen wakker werd. Er zweven vage beelden door mijn hoofd en het lukt me niet om er concrete vormen aan te geven.
Steffie presteerde het regelmatig om thuis te komen en te vertellen dat ze zich totaal niet kon herinneren via welke route ze naar huis was gekomen. “Te veel gedroomd,” verklaarde ze laconiek. “Misschien wel van jou.”
Ik reageerde daar altijd geïrriteerd op en ik kon het nooit laten om haar op de risico’s te wijzen van dromen achter het stuur.
“Wat ben je toch saai,” klaagde ze dan. “Wat zit je weer te psychologiseren. Zoiets kan jou ook overkomen, hoor. Dat je wegdroomt en op de automatische piloot naar huis rijdt.”
Dat ontkende ik. Dat was naar mijn idee godsonmogelijk. En nu zit er een gat in mijn geheugen. Heb ik gedroomd, toen ik terugreed? Of heb ik mijn gedachten gewoon uitgeschakeld?
Ben ik rechtstreeks naar huis gereden?
Martine biedt aan om te blijven slapen. Ik bedank ervoor. André haalt de jassen en dirigeert mijn schoonmoeder met zachte dwang naar buiten. Barbara ruimt op en Job en ik nemen nog een whisky.
Job kijkt me peinzend aan. “Hoe voel je je?”
“Vreemd. Leeg. Onzeker.”
“Dat is logisch. Er is nogal wat gebeurd.”
Ik wil hem over de laatste avond met Emma vertellen. Misschien ontdek ik dan wat ik na afloop heb gedaan, als ik er met iemand over praat. Maar stel…
“Wat kunnen we momenteel voor je doen?”
Ik vertel het niet. Nog niet. “Laat me maar alleen met Isha. We hebben allebei rust nodig. Ik ga vroeg naar bed. Ik bel je morgen.”
Als Isha haar naam hoort, begint ze opgewonden in haar handen te klappen. Ze heeft knalrode slaapwangen. “Ik breng je naar boven,” beloof ik haar.
Job trekt me naar zich toe en omhelst me. “Bel ons als het niet lukt in je eentje. Ook al is het midden in de nacht.”
Isha viel in slaap toen haar hoofd het kussen raakte. Ik had haar eerst nog in bad gedaan en me drijfnat laten spetteren. Ze schaterde. Gelukkig zei ze geen mammma mammma meer.
Ik wil ook gaan slapen maar ik kan mezelf er niet toe zetten om op te staan, mijn tanden te flossen en in bed te kruipen. Er is iets wat me tegenhoudt. Waar wacht ik op?
Het geluid van de telefoon bezorgt me bijna een hartstilstand. Het is André. Ze hebben een bericht van Emma.
Een bericht van Emma?
“Ze heeft Martine een SMS-bericht gestuurd. Martine opent die nooit of ze verwijdert ze in plaats van ze te openen. Ik zag op de display van haar telefoon dat er een bericht was.” Ik schenk een dubbele whisky in.
“Het is een kort berichtje. Ik zal het je voorlezen.
Ik ben een tijdje weg. Zoek me niet. Ik kom terug.
Ze gaat vooruit. Vroeger verdween ze zonder een boodschap achter te laten.” Er klinkt woede door in zijn stem. En verdriet. Ik kan er niets mee.
“Wanneer is dat verzonden?”
“In de nacht van woensdag op donderdag. Om half-drie.”