WOENSDAG
1

Er ligt iemand hartverscheurend te huilen. Emma schiet overeind in haar bed. Het is tien voor half-vier. Op dat moment realiseert ze zich dat ze wakker is geworden van haar eigen gehuil.

Het is weer dezelfde nachtmerrie. Emma loopt met Cees in een donker bos. In de verte branden lichten en klinken geluiden van lachende en pratende mensen, maar in het bos is het stil. Emma rilt en Cees trekt haar tegen zich aan. “Heb je het koud?” vraagt hij fluisterend, dicht bij haar oor.

“Ik ben bang,” antwoordt Emma, “er is hier iets waar ik bang van word.”

“Rustig maar, er is hier niets. We zijn helemaal alleen in het grote donkere bos en niemand kan ons hier vinden.” Het lijkt erop dat Cees een beetje opgewonden wordt van het idee dat ze helemaal alleen zijn. Hij xal hier toch niet willen…?

Emma gaat sneller lopen. “Ik wil terug naar het huisje,” zegt ze dringend. “Kom mee naar het huisje, alsjeblieft.” Ze begint te rennen en hij rent achter haar aan.

Als ze bijna bij hun huisje zijn, trekt hij aan haar arm en zegt dat ze stil moet staan. “Ik moet je iets vertellen. Ik ben eigenlijk verliefd op een ander.”

Emma voelt haar adem in haar keel stokken. “Op een ander? Op wie?”

“Op Steffie.”

Op het moment dat hij de naam van haar zusje noemt, bevindt Emma zich ergens anders. Ze kijkt op hem neer vanuit de boom waar hij onder staat. Ze wil naar hem terug maar ze kan niet lopen. Hij schijnt niets in de gaten te hebben.

Emma probeert te roepen. Er komt een vreemd geluid uit haar keel.

Het volgende moment staat ze weer naast hem en barst ze los in een heftige huilbui. Daarna wordt ze wakker van het lawaai dat ze zelf maakt.

Ze is naar beneden gegaan en heeft een kopje thee met honing gemaakt. Daar wordt ze rustig van. Hei: gaat al dag worden. Er komt een lichte lijn tussen de donkere wolken door die het wolkendek doormidden lijkt te breken. De wereld is nog stil.

Emma staart voor zich uit. De nachtmerrie is een tijdje weggebleven, ze had stiekem gehoopt dat ze er nu van verlost zou zijn. Iedere keer als ze deze droom heeft en wakker wordt van haar eigen tranen, is ze van slag. Ze vraagt zich af waarom ze eigenlijk van een wandeling in het bos droomt en van een huisje waar ze met Cees zou logeren. Ze is nooit met hem in een huisje geweest en heeft evenmin samen met hem in een donker bos gelopen. Maar ze wilde wel graag eens met hem met vakantie gaan. Toen ze een relatie kregen was Cees net zijn eigen praktijk als psychotherapeut aan het afbouwen. Hij werkte toen al drie dagen per week in het behandelcentrum voor volwassenen met psychische problemen, waar zijn vriend Job directeur van is. Hij maakte lange werkdagen en had weinig vrije tijd. Het was allemaal een kwestie van investeren in de toekomst, verzekerde hij Emma. In hun toekomst. Hij werd goed betaald en Job had grote plannen met hem.

Emma had haar eigen dromen over hen samen. Ze zouden trouwen en kinderen krijgen en niemand kon tussen hen komen. Zeker Steffie niet, want Emma zorgde ervoor dat ze bij Steffie uit de buurt bleef als Cees kwam. Ze wist uit ervaring dat haar zusje niet te vertrouwen was. Alles wat Emim heeft wil Steffie hebben, dat is altijd al zo geweest.

“Geef het haar maar,” zei Emma’s moeder al toen Steffie nog een peuter was en ze het op ten krijsen zette als Emma een pop of ander speelgoed voor de grijpgrage vingertjes van haar zusje veilig probeerde te stellen. “Geef het haar maar, jij krijgt wel een nieuwe.” Emma’s vader kwam regelmatig thuis met cadeautjes voor zijn dochters, maar Emma moest altijd opletten dat haar zusje haar cadeautje niet te pakken kreeg. Ze werd razend als Steffie iets vernielde wat van haar was. “Ze maakt alles kapot en dat doet ze expres!” riep ze huilend van woede als er weer eens een stuk speelgoed of een pop was gesneuveld.

“Ze begrijpt het nog niet, ze is veel kleiner dan jij. En jij bent ook veel verstandiger.” Emma kon er slecht tegen als haar moeder dergelijke dingen zei. En ze zei het voortdurend. “Jij bent verstandig, jij bent veel serieuzer, jij denkt beter na, jij hebt nu eenmaal veel verantwoordelijkheidsgevoel. Voor jou zal alles later, als je groot bent, veel gemakkelijker gaan.”

Als Emma een vriendinnetje mee naar huis nam, speelde Steffie met haar, hoewel ze acht jaar in leeftijd verschilden. Iedereen was altijd idolaat van Emma’s kleine zusje. Wat is ze mooi, wat heeft ze een prachtige ogen en dat haar, geweldig! Emma wist precies wat anderen gingen zeggen als Steffie het weer eens had gepresteerd om alle aandacht op haar persoontje gericht te krijgen. Toen Cees haar zusje voor de eerste keer zag, kon hij zijn ogen nauwelijks van haar afhouden. Steffie was toen twintig.

“Wat een schoonheid, zeg,” zei hij vol bewondering tegen Emma, “weet je op wie ze lijkt? Op Julia Roberts! Die grote ogen en dat prachtige haar, zeg nu zelf, ze lijkt op haar. Ze is volgens mij alleen veel kleiner.”

Emma glimlachte toen Cees zich zo lovend over haar zusje uitliet. “Dat zeggen ze wel vaker,” antwoordde ze, “dat ze op Julia Roberts lijkt. Ik vind het ook.” Gewoon toegeven dat het een schoonheid is en de aandacht daarna weer ergens anders op richten, nam ze zich voor. En ervoor zorgen dat die twee elkaar niet meer tegenkomen. Emma was ervan overtuigd dat Cees niet zomaar op haar zusje zou vallen, daarvoor waren Emma en hij al veel te close samen. Maar ze wilde wél voorkomen dat Steffie haar streken zou kunnen uithalen. Het was haar al twee keer eerder gelukt om Emma een vriendje af te troggelen. Toen ze veertien was verleidde ze Koen, Emma’s eerste vriend. Emma’s ouders waren in alle staten en ze wilden Koen nooit meer in hun huis zien. Twee jaar later ontdekte Steffie dat Emma een relatie had met Lex, hun buurjongen. Emma was toen net een paar maanden het huis uit en ze was heel verliefd op Lex. Hij ook op haar. Ze hadden eerst een tijdje om elkaar heen gedraaid, Emma wilde thuis nog niets over haar verliefdheid vertellen. Iets in haar achterhoofd waarschuwde haar dat ze daarmee beter voorzichtig kon zijn. Maar toen ze Lex eenmaal in haar huis en in haar bed had toegelaten, was er geen houden meer aan. Je moest ook wel blind zijn om niet te zien dat er iets was tussen hen. Het vonkte ervanaf, beweerde Emma’s moeder glimlachend. Volgens haar waren ze een prima koppel en hoefde Emma niet bang te zijn voor concurrentie. Die Lex had het duidelijk geweldig van Emma te pakken! Maar ze hadden niet op Steffie gerekend. Hoe ze het voor elkaar kreeg is nooit duidelijk geworden, maar ze presteerde het om Lex zover te krijgen dat hij met haar op stap ging. En daar bleef het niet bij. Ze belandden in een motel en Steffie belde de volgende ochtend trots haar moeder om te vertellen dat zij nu met Lex was. Maar Lex was het daar niet mee eens. Hij schaamde zich rot, vertelde Emma’s moeder later aan Emma. Hij had zich laten meeslepen door dat kleine loeder en was tijdelijk zijn verstand verloren. Hij bezwoer Emma bij hoog en bij laag dat hij er gewoon met zijn stomme kop in was getrapt en dat zoiets nooit meer zou gebeuren. Maar Emma liet zich niet vermurwen. Ze was klaar met Lex, alle verliefdheid was als sneeuw voor de zon verdwenen.

Die afwijzing had desastreuze gevolgen.