Hoofdstuk 31

 

 

 

Terwijl ik sliep, speelde mijn brein met klanken.

Woorden.

Met die pet.

Maddy Padgett.

Ineens was ik klaarwakker.

Was dat wat Nolan had gehoord? Hadden Cale Lovette en de oude man het over Maddy Padgett gehad?

Het was twintig over zes.

Het was te vroeg om te bellen.

En ik was te onrustig om te slapen.

Ik schoot een badjas aan en liep naar beneden. Birdie deed één oog open, maar kwam niet achter me aan. Terwijl het koffieapparaat stond te pruttelen, zette ik de tv aan.

Het plaatselijke nieuws ging alleen maar over NASCAR. Gisteravond hadden de kwalificaties voor de Coca Cola 600 plaatsgevonden. Jimmy Johnson had de loting gewonnen en zou vanuit de binnenbaan starten. Kasey Kahne zou vanaf de eerste startrij vertrekken.

Hoewel verder naar achter dan verwacht, had Sandy Stupak toch een goede positie verworven. En gelukkig speelde de tragische dood van Stupaks monteur, Wayne Gamble, niet langer op de achtergrond.

Het tweede hoofdpunt van het nieuws was het weer. Voor zaterdag werden stevige wind, onweer en de hele dag regen voorspeld, zodat de Nationwide Series-race naar vrijdagavond was verschoven. Dat was nog nooit voorgekomen, maar het was een noodzakelijke voorzorgsmaatregel om annulering en ingewikkelde herprogrammering te voorkomen.

Het derde punt betrof een reusachtige krater.

Terwijl het bestuur van de Speedway druk bezig was de vervroegde programmering te organiseren, werd op de vooravond bekend dat er aan de rand van de zandbaan een verzakking in de bodem was ontstaan. Het gat was ongeveer twaalf meter lang en tien meter breed. Gelukkig was er niemand gewond geraakt.

Vanwege de ligging van het gat zou de Nationwide Series die avond waarschijnlijk gewoon kunnen doorgaan. Er waren veiligheidscontroleurs ter plekke en het wachten was op een officiële aankondiging dat de race op de nieuw vastgestelde tijd kon beginnen.

Terwijl ik koffie in een beker schonk, werd de situatie door een officieuze deskundige als volgt geëvalueerd: de Charlotte Motor Speedway was gebouwd op een in onbruik geraakte vuilstortplaats. Tien meter onder de grond was een oude rioolbuis beschadigd. Naar zijn mening was de verzakking het gevolg van de zware regenval, de gebarsten rioolbuis en de instabiele ondergrond van de vuilstort.

Op onheilspellende toon legde een nieuwslezeres uit dat dergelijke incidenten al eerder waren voorgekomen. Ondersteund door beelden beschreef ze een gat dat de start van een Daytona 500 urenlang had vertraagd.

Toen ik voor de tweede keer koffie inschonk, kwam Birdie de keuken binnen.

Om zeven uur had ik mijn derde kop koffie op.

Opgejaagd door de cafeïne toetste ik een nummer in.

‘Slidell.’ Nors.

‘Heb ik je wakker gemaakt?’

‘Neuh. Ik wacht op roomservice.’

Hou je in, Brennan.

‘Waar ben je?’

‘Even koffie aan het halen. Ik ben al meer dan een uur met Winge bezig.’

‘Praat hij?’

‘O ja.’

‘Wat zegt-ie allemaal?’

‘Bel mijn pastoor. Je gelooft niet hoe de man heet. Pastoor Grace.’

‘Heb je hem gebeld?’

‘Nee. Ik ben niet in de stemming voor een preek.’

‘Heb je Maddy Padgett nog gevonden?’

‘De schoolvriendin van Cindi Gamble?’

‘Ja.’

‘Ogenblikje.’

Ik hoorde Slidells stoel kraken, een la opengaan en nog meer gekraak.

‘Madelyn Frederica Padgett. Anders dan die gewiekste Nolan heeft ze de ware jakob nog niet weten te strikken.’

‘Is ze nog vrijgezel?’

‘Eh… ja. Ze werkt als tweede technicus bij Joe Gibbs Racing. Ik weet niet voor welk team. Misschien Joey Logano.’ Hij las een adres in Charlotte voor.

‘Heb je ook een telefoonnummer?’

‘Alleen een vast nummer.’

Ik schreef het op.

‘Ik ga Winge uithoren tot hij breekt. Al kost het me de hele dag.’

‘Weet je waar ik mijn hoofd over breek?’

‘Nou?’

‘Hoe kwam Winge aan abrine om Wayne Gambles koffie mee te vergiftigen?’

Ik zag de gaten in de schedels voor me die we uit het graf in het natuurreservaat hadden opgegraven. ‘En waarom zou hij daarvoor gekozen hebben? Cindi en Cale zijn allebei van achteren doodgeschoten.’

‘Slimme vragen. Aan de antwoorden wordt gewerkt.’

 

Maddy Padgetts stem leek op die van mijn grootmoeder Daesse, zacht en zuidelijk als vette jus.

Ik verontschuldigde me voor het vroege tijdstip, noemde mijn naam en gaf vervolgens de reden dat ik belde. ‘Ik zou het graag met u over Cindi Gamble willen hebben.’

‘Hoe komt u aan dit nummer?’

‘Van de rechercheur van de afdeling Moordzaken in Charlotte.’

‘Moordzaken?’

‘Ja.’

‘Eindelijk.’

‘Hoe bedoelt u?’

‘Dat mag u zelf invullen.’

‘Ik zou u graag willen ontmoeten. Vandaag nog, liefst.’

‘Volgt u de NASCAR-races?’

‘Jazeker.’ Nou ja, een beetje.

‘Hebt u gehoord dat de race vervroegd is naar vanavond?’

‘Ja.’

‘En dat er een verzakking op de baan is?’

‘Ja.’

‘Vanwege de nieuwe starttijd is de chaos compleet, dus ik moet van Joey de hele dag op de Speedway zijn. De garages gaan om negen uur open. We zijn de hele ochtend bezig om de auto’s af te stellen. Tussen één en twee heeft Joey een signeersessie. De kwalificatierondes beginnen om drie uur, gevolgd door een persconferentie met coureur en crew in het Media Center om zes uur. De coureurs worden om zeven uur geïntroduceerd en dan wordt de Nationwide-vlag om acht uur gestreken. Als die al wordt gestreken. Wat een nachtmerrie.’

‘Ik moet u echt heel dringend spreken.’

Ik hield mijn adem in en hoopte dat ze me niet zou afschepen.

‘Ik kan rond half tien vanavond misschien een half uurtje voor u vrijmaken.’

‘Waar treffen we elkaar?’

‘Kom maar langs in Joey’s garage. Ik regel wel een toegangspasje voor u.’

Ze legde me uit waar de garage was, waarna we de verbinding verbraken.

Ik belde Galimore om hem te laten weten dat ik die avond op de Speedway zou zijn. Zoals gebruikelijk nam hij niet op. Ongelooflijk. Negeerde hij mijn telefoontjes soms expres? Of had hij het gewoon te druk om op te nemen?

Even overwoog ik hem op zijn kantoor te bellen maar in plaats daarvan sprak ik een berichtje in waarin ik meldde dat ik die avond om half tien bij de Nationwide-garage zou zijn.

Nadat ik me had aangekleed, ging ik naar de MCME om Wayne Gambles gereconstrueerde schedel te analyseren. Ik noteerde in het dossier dat het breukpatroon in overeenstemming was met letsel als gevolg van een razendsnelle klap, veroorzaakt door samenpersing tussen de voorkant van de Chevy en de betonnen muur.

Ook werkte ik het dossier van het vuilstortlijk bij. Ik voegde eraan toe dat er door de FBI op basis van gebitsgegevens een positieve identificatie was gemaakt.

Na de lunch haastte ik me naar het winkelcentrum om een verjaardagscadeautje voor Harry te kopen. Weer thuisgekomen deed ik een paar wasjes en las de laatste editie van de Journal of Forensic Sciences.

Om zes uur at ik lamskoteletjes met erwtjes. Omdat ik niets beters wist te doen deed ik nog wat meer onderzoek naar abrine. Drukte een paar artikelen af. Stopte ze in de zak van mijn spijkerbroek voor het geval ik op Padgett zou moeten wachten.

De hele lange dag door wachtte ik tot de telefoon zou gaan. Vergeefs. Geen Galimore. Geen Slidell. Geen van beide FBI-agenten.

Ook keek ik op de klok. Heel vaak. Telkens was er maar tien of twintig minuten verstreken.

Tegen zevenen hield ik het niet meer uit.

Ik besloot eerder naar Concord te gaan om te zien wat er aan de hand was.

 

De zachtpaarse schemering ging over in donderkoppen die opbolden tot enorme aubergines. Er was zwaar weer op komst.

Ook op de Speedway heerste een rumoerige bedrijvigheid. Het was warm en in de lucht wemelde het van de insecten. Het rook naar rubber, uitlaatgassen, verschroeid vlees en gefrituurde snacks. De aankondigingen door de luidsprekers kwamen nauwelijks uit boven het oorverdovende gejank van de motoren die over de tweeënhalve kilometer asfalt scheurden.

Zoals beloofd lag mijn pasje bij de ingang klaar. Weer werd ik in een golfkar naar het binnenveld gebracht.

Slidell had ongelijk. Maddy Padgett werkte niet voor Joey Logano’s Home Depot-team, maar voor een coureur van de Nationwide Series, genaamd Joey Frank.

Joey als in Josephine.

Frank reed de Dodge Challenger ’72 voor SNC Motor Sports.

De race was, volgens schema, om acht uur begonnen. Leden van Franks pitscrew hadden koptelefoons op en brulden aanwijzingen in hun microfoons terwijl ze koortsachtig gereedschap klaarzetten. In hun rood-zwarte overalls en zwarte petten zagen ze eruit als een leger robotten.

Eén figuur leek kleiner dan de anderen, wellicht een vrouw. Hij of zij stond onder een plastic overkapping een stapel zorgvuldig opgestapelde banden te inspecteren die allemaal groter waren dan mijn schoenmaat en geen profiel hadden. Niet bepaald racebanden dus.

Omdat ik niet in de weg wilde lopen, liep ik langs de pitstraat en tuurde door een opening tussen de garages. Onder de lampen van zo’n tienduizend megawatt zag de baan er onwerkelijk uit; het gras was te groen en het asfalt te zwart. De tribunes leken op de felgekleurde banen van een regenboog. Ze zaten bomvol, dus ik vermoedde dat het nieuws van de vervroegde race zich had verspreid.

Vanwege puin op de baan werd de race stopgezet. Met ronkende motoren stonden de auto’s twee aan twee te wachten, als jachthonden trekkend aan de riem om weer te mogen jagen.

Ik had nog nooit zo veel reclame bij elkaar gezien. Niet alleen op de auto’s, maar ook op de uniformen en de enorme billboards rondom de baan. En dan heb ik het niet over één sponsor per team. Nee, alle portieren, motorkappen, daken, achterkleppen, zijpanelen en personen waren beplakt met tientallen logo’s. Van sommige zag ik het verband met de autosport niet. Rennies. Head & Shoulders. Aspirine. Dat soort producten. Eén ding was duidelijk. Niemand kon een NASCAR-race verwarren met St. Andrews of Wimbledon.

De auto’s zagen er ongeveer zo uit als die ik in de Sprint Cup-garages had gezien, misschien iets korter. Ze hadden niet het kleine vooruitstekende randje waar bij een gewone auto de voorbumper zit en in tegenstelling tot de auto’s in de Cup-Series ontbrak het vleugelachtige geval aan de achterkant waar bij een normale auto de kofferbak zit.

Na een tijdje kreeg ik in de gaten hoe het bord werkte waarop het aantal rondes en de positie van de coureurs stonden aangegeven. Maar waarom het publiek juichte of boe riep bleef een mysterie voor me.

Iets voor half tien ging ik terug naar Franks garage. Het begon net licht te regenen. Nog steeds stond er een tengere gestalte onder de overkapping. Alleen.

‘Maddy Padgett?’ vroeg ik op een paar meter afstand.

De gestalte draaide zich om.

De huid van de vrouw had de kleur van vers gezette koffie. Ze had enorm grote, bruine ogen, waar het oogwit, als gebleekt katoen, sterk tegen afstak. Een glanzende zwarte pony viel vanaf de rand van haar pet tot aan haar wenkbrauwen.

‘Geen handtekeningen nu.’ Ze zwaaide afwezig met haar hand.

‘Ik ben Temperance Brennan.’

‘Eh… oké.’ Snelle blik op haar horloge. ‘Laten we het even gauw afhandelen.’

‘Hoe gaat het tot nu toe?’ vroeg ik.

Padgett glimlachte. ‘We gaan de volgende winnen.’

‘Wat kunt u me over Cindi Gamble vertellen?’

‘Hebben jullie haar gevonden?’

‘Ja.’

‘Is ze…?’

Mijn blik zei voldoende.

‘En Cale?’ Bang voor het antwoord.

‘Ook.’

Padgett knikte afgemeten. ‘Aan de telefoon had u het over moord.’

‘Ze zijn allebei doodgeschoten.’

Padgett zweeg. Het licht dat onder het plastic door scheen deed de regendruppels op haar pet glinsteren.

‘Weet de politie wie het gedaan heeft?’

‘Ze hebben een verdachte gearresteerd.’

‘Wie?’

‘Een man genaamd Grady Winge.’

‘Waarom heeft hij ze vermoord?’

‘Winges motief is nog onduidelijk.’

‘Cindi zou het gekund hebben, weet u.’

‘Stockcar-racen?’

‘Een NASCAR-superster worden. Ze had…’ Zoekend naar het juiste woord krulde Padgett haar vingers. ‘… pit!’ Ze glimlachte verdrietig. ‘Cindi kon een auto beminnen en hem met liefkozende woordjes laten doen wat zij wilde. Ze begon net een eigen stijl te ontwikkelen. Ja, ze had pit. De fans zouden haar op handen gedragen hebben.’

‘Daar denkt Cales vader heel anders over.’

‘Craig Bogan.’ Padgett snoof minachtend. ‘Dat is een lastpak.’

‘U mag hem niet?’

‘Ik heb die sukkel in geen tien jaar gezien. Godzijdank.’ Padgett hield haar hoofd schuin, waardoor de klep van haar pet een schaduw wierp over haar gezicht. ‘Bogan had een bloedhekel aan mij.’

‘Waarom?’

Padgett aarzelde en keek me vervolgens met haar grote bruine ogen doordringend aan.

‘Omdat ik het gewaagd heb het bed met zijn dierbare zoon te delen.’