Hoofdstuk 27
Voor de deur stonden, dicht naast elkaar maar zonder elkaar aan te raken, Pete en Summer. Ze keken allebei gespannen, als mensen die in een rij moeten wachten. Summer hield een Neiman Marcus-tas aan het hengsel vats.
Ik toverde een nepglimlach op mijn gezicht en opende de deur. ‘Waaraan heb ik dit genoegen te danken?’
Summer keek alsof mijn vraag haar totaal in de war bracht.
‘Weet je zeker dat je dit wilt?’ Pete klonk opgelaten.
‘Jazeker.’ Help. ‘Kom binnen.’
Pete droeg slippers, kaki shorts en een golfshirt van de Carmel Country Club. Summer droeg sandalen met een sleehak, een zijden topje en een designers camouflagebroek die generaal Patton van zijn stuk zou hebben gebracht.
Summer stevende direct de eetkamer binnen en plantte haar tas op tafel. Pete en ik liepen achter haar aan.
‘Kan ik iets voor jullie inschenken?’ Kool-aid met cyaankali misschien?
‘Een glas merlot zou ik wel lekker vinden als…’
‘We blijven niet zo lang.’ Pete wierp me een verontschuldigende grijns toe. ‘Je hebt vast belangrijker zaken aan je hoofd.’
‘Kijk, Pete, dat is nu precies jouw probleem. Onze brúíloft is belangrijk. Wat is er nu belangrijker dan dat?’
Het ontwikkelen van een medicijn tegen aids misschien?
Summer begon voorwerpen uit haar tas te halen, die ze in groepjes op tafel schikte. Servetten. Stalen stof. Zilveren fotolijstjes. Een glazen vaas die me aan een reusachtige laboratoriumfles deed denken.
‘Nou, de tafelkleden zijn ecru. Het pièce de milieu bestaat uit rozen en lelies die in deze vazen worden geschikt.’ Ze tikte met een kersenrode nagel tegen de fles. ‘Dit zijn de mogelijkheden wat de servetten betreft.’
Ze klapte de stalenwaaier open. Er was keuze uit roze, bruin, zilver, groen, zwart en een kleur waarvan ik vermoedde dat het ecru was.
‘En dit zijn de mogelijkheden voor de stof die over de ruggen van de stoelen wordt gedrapeerd.’
Ze legde de stalen naast elkaar neer onder de gelukkige servetfinalisten. Over haar rug heen keken Pete en ik elkaar aan.
Ik trok een wenkbrauw op. Moet dit?
‘Alsjeblieft,’ mimede hij.
Vooruit dan maar.
Summer rechtte haar rug. ‘En? Wat vind jij?’
Dat een muffin intelligenter is vergeleken met jou.
‘Wauw,’ zei ik. ‘Je hebt heel wat werk verricht.’
‘Dat heb ik zeker.’ Summer wierp me een hagelwitte glimlach toe, waarmee ze moeiteloos een miljoen tubes tandpasta had kunnen verkopen.
Hoe kwam ik veilig door dit mijnenveld?
Heel tactisch. Dat zou muffinbrein echt niet begrijpen.
‘Hoe zou je de bloemenarrangementen beschrijven?’ vroeg ik.
‘Een soort roze en geel. Maar heel ingehouden.’
‘Dus je gaat voor eenvoudig?’
‘Maar wel elegant. Het moet wel iets uitstralen.’
‘Groen kan echt niet meer.’
‘Nee, hè?’
Terwijl Summer de eerste afgewezen stof weggriste, keek ik Pete met opgetrokken wenkbrauwen aan.
‘Erg grappig,’ mimede hij
‘Hou je van ton sur ton?’
Summer keek me uitdrukkingsloos aan.
‘Alles in één kleur.’
‘Ik hou wel van wat pit. Aha, ik begrijp het al.’
De ecru servet verdween in de tas.
‘Hou je van scherpe contrasten?’
‘Niet zo erg.’
‘Dan moet je absoluut geen zwart kiezen.’
‘Absoluut niet.’
Weg was zwart.
‘Aardetinten?’
‘Leuk voor in de herfst,’ zei ze lachend. ‘En zo heet ik niet.’
‘Dan kan bruin ook van tafel.’
Weg was bruin.
Bleven zilver en roze over.
‘Heb je een voorkeur voor een van beide dessins?’ vroeg ik.
‘Deze vind ik geweldig.’ Ze streek over een staal met afzichtelijke roze krullen tegen een roomwitte achtergrond.
Ik herinnerde me de outfit die ze aanhad bij haar laatste bezoekje.
Bingo.
Ik legde de roze servet op een kunstige manier over de stof met roze krullen tegen een roomwitte achtergrond.
‘Yes!’ Summer klapte opgetogen in haar handen. ‘Yes! Yes! Ik ben het met je eens! Zie je, Petey? Het enige wat je nodig hebt is goede smaak.’
Petey onthield zich van applaus.
‘Kijk,’ zei Summer terwijl ze de vier zilveren lijstjes op een rij zette. ‘Bij elk couvert staat een foto, zodat de gasten weten waar ze moeten zitten. Na afloop mogen ze het lijstje houden. Leuk idee, hè?’
‘Eh…’
‘Welke vind je het mooist?’
‘Ze zijn allemaal heel leuk.’
Terwijl Summer uitlegde welke details het ene van het andere lijstje onderscheidde, merkte ik dat ze voor één lijstje meer tijd nam dan voor de andere.
‘Ik vind die met de gespikkelde rand het mooiste,’ zei ik.
‘Ik ook! Goh, Tempe, wat lijken we toch veel op elkaar. We zouden zussen kunnen zijn.’
Achter de rug van zijn verloofde kromp Pete ineen.
Summer was net bezig haar stalen in te pakken toen mijn telefoon ging. Na me verontschuldigd te hebben liep ik de keuken in.
Kengetal 704. Charlotte. Het nummer herkende ik niet.
Omdat ik inmiddels nog liever met een telemarketeer voor uitvaartverzekeringen van doen had dan met Bridezilla, nam ik op.
‘Temperance Brennan?’
Op de achtergrond hoorde ik een auto toeteren, wat de indruk wekte dat de beller zich buiten bevond.
‘Ja.’
‘De lijkschouwer?’
Ik voelde mijn hoofdhuid samentrekken. ‘Met wie spreek ik?’
‘U hebt Eli Hand in het mortuarium liggen.’
De stem klonk gedempt alsof hij door een filter kwam. Ik kon niet horen of het dezelfde stem was die de vier woorden tellende bedreiging in mijn voicemail had ingesproken.
‘Wie bent u?’
Ik hoorde een klik en vervolgens drie piepjes.
‘Verdomme!’
‘Gaat ’t?’
Ik draaide me met een ruk om.
Pete keek me aan. Zijn gezicht stond strak van bezorgdheid. Ik was zo geschrokken dat ik hem niet de keuken had horen binnenkomen.
‘Ik… eh… wat? Ik kreeg een onverwacht telefoontje.’
‘Toch geen slecht nieuws, hoop ik?’
‘Nee, het was alleen…’ Door de adrenaline leek het of er een stel krekels in mijn borstkas opgesloten zat.
‘Onverwacht?’ maakte hij de zin voor me af.
‘Ja.’
‘Je mag de telefoon nu wel van je oor halen.’
‘Oké.’
‘Ik wilde je bedanken voor…’ Pete stak zijn duim over zijn schouder naar de deur van de eetkamer ‘… je hulp.’
‘Geen dank.’
‘Ze is echt heel intelligent.’
‘Om dat te kunnen beweren moet je een penis hebben.’
Pete trok zijn wenkbrauwen op.
Bij wijze van reactie deed ik hetzelfde.
‘Hoe is het met Boyd?’
‘Hij heeft het constant over je.’
‘Ik mis hem.’
‘En de chow denkt er net zo over. Hij is gek op je.’
‘Die hond heeft mensenkennis.’
‘Hij ziet de bijzondere eigenschappen die anderen niet weten te waarderen.’
Ik had geen idee hoe ik daarop moest reageren. Dus zei ik niets.
Pete keek me zo lang onderzoekend aan dat ik me opgelaten begon te voelen.
‘Moet je niet eens gaan?’ zei ik.
‘Ik denk het wel.’
‘Ik betwijfel of je zin hebt in een avondje kletsen.’ Ik glimlachte.
‘Dat zou niet eens zo’n slecht idee zijn.’ Pete glimlachte niet.
O o. Zag ik de eerste barsten in het liefdesgeluk? Ik kende Pete door en door. Hij klonk ongelukkig.
Terug in de eetkamer had Summer gezelschap gekregen van Birdie. De kat zat op een stoel terwijl hij met zijn poot naar een servetje sloeg waarmee Summer voor zijn neus zwaaide.
Ik keek de kleine deserteur met samengeknepen ogen aan.
Hij wierp me de kattenversie van een onschuldige blik toe.
‘Succes ermee,’ zei ik toen ze de trap bij de voordeur af liepen.
Ik meende het.
Zodra ze weg waren, belde ik Larabee. Hij was net thuis na vijftien kilometer hardlopen.
‘Ligt er in het mortuarium iemand met de naam Eli Hand?’
‘Niet dat ik weet. Wie is hij?’
Ik vertelde hem over het telefoontje.
Gedurende een volle halve minuut zwegen we allebei.
‘Je denkt toch niet…’
‘Dat het een tip is voor het vuilstortlijk?’ vulde Larabee mijn zin aan.
‘Dat was wel het eerst waar ik aan dacht.’
‘Hoe komen we meer te weten over Hand?’
‘Heb jij het nummer van FBI-agent Williams?’
‘Ogenblikje.’
Ik hoorde een doffe klap. Na een korte stilte kwam Larabee weer aan de lijn en las een nummer voor.
‘Denk je dat Williams iets weet?’ vroeg hij.
‘Een heleboel zelfs.’
‘Hou me op de hoogte.’
Na twee keer overgaan nam Williams op.
Ik noemde mijn naam.
Als hij al verrast was, dan liet hij dat niet merken.
‘Eli Hand,’ zei ik.
De stilte duurde zo lang dat ik dacht dat de verbinding verbroken was.
‘Wat wilt u weten?’ Williams klonk streng.
‘Was Eli Hand het vuilstortlijk in ons mortuarium?’
‘Daar kan ik geen antwoord op geven.’
‘Waarom niet?’
‘Hoe komt u aan de naam Eli Hand?’
‘Ik kreeg een anonieme tip.’
‘Uit welke bron?’
‘Tja, dat is nu net het anonieme ervan.’
‘Hoe kreeg u deze tip?’ Kortaf.
‘Via mijn mobiele telefoon.’
‘Is het nummer opgeslagen?’
Ik gaf hem het nummer door.
‘Wie is Eli Hand?’
‘Ik ben niet bevoegd…’
‘Met of zonder de gebruikelijke medewerking van de FBI zullen dokter Larabee en ik er toch wel achter komen wie Eli Hand is. Of was. En we zullen er ook achter komen of Hand dood in een vat met asfalt op de vuilstort aan Morehead Road is gevonden. En als dat het geval blijkt te zijn, dan zal rechercheur Slidell uitzoeken waarom.’
‘Wilt u uw toon iets matigen?’
‘Als u me een paar antwoorden geeft.’
‘Ik neem morgen contact met u op.’
Vervolgens belde ik Galimore.
Hij nam niet op.
Met het anomieme dreigement, Summers idiote poppenkast, Petes somberheid, het telefoontje over Eli Hand, Williams’ arrogante houding en Galimores verdwijntruc was het alles bij elkaar lastig om die avond de slaap te vatten.
In gedachten was ik voortdurend bezig de puzzelstukjes in elkaar te laten passen. Maar in plaats van antwoorden te krijgen bleef ik met dezelfde vragen zitten.
De reactie van Williams was voor mij reden om aan te nemen dat het vuilstortlijk Eli Hand was. Wie was hij? Wanneer was hij overleden? Waarom waren er sporen van ricinevergifting in zijn lichaam aangetroffen?
In de koffie van Wayne Gamble was abrine gevonden. Hoe was dat spul daar terechtgekomen? Voor mij stond vast dat Gamble vermoord was. Door wie? Waarom?
Cale Lovette had contacten met rechts-extremisten. Hadden zij hem geholpen bij zijn verdwijning? Zo ja, hoe had hij dan al die jaren buiten de radar kunnen blijven? Hadden ze hem soms vermoord?
De beschrijvingen van Cindi Gamble klopten niet. Was ze slim en maakte ze kans ooit NASCAR te rijden, zoals Ethel Bradford, Lynn Nolan en J.D. Danner beweerden? Of was ze heel gewoontjes en ook nog een slechte coureur, zoals Craig Bogan zei? Was ze verliefd op Cale Lovette? Of was ze bang voor hem?
De verklaringen van Grady Winge en Eugene Fries stemden niet overeen. Vergiste een van hen zich alleen maar of loog hij? Waarom?
Had Owen Poteat Cale Lovette tien dagen nadat hij van de Speedway verdween echt gezien op het vliegveld van Charlotte, of had hij opzettelijk verkeerde informatie gegeven? Zo ja, waarom? Had iemand hem daarvoor betaald? Zo ja, wie dan?
Ted Raines was nog steeds vermist. Raines had toegang tot ricine en abrine. Had Raines er überhaupt iets mee te maken?
Ik bleef zoeken naar een connectie. Eentje maar. Die ene connectie zou naar de volgende leiden en die weer naar een andere, totdat de oplossing, die er al lang had moeten zijn, werd gevonden.
Ten slotte viel ik in een onrustige slaap. Ik werd regelmatig wakker om vervolgens weg te zakken in onsamenhangende dromen.
Over Birdie die over een tafel liep, gedekt met glazen vazen en tafelkleden met roze krullen. Over Galimore die in een blauwe Mustang met een limoengroene sticker op de voorruit reed. Over Ryan die van heel ver weg naar me zwaaide. Over Slidell die met een man, opgerold in een vat, stond te praten. Over Summer die over straat paradeerde op torenhoge hakken.
Toen ik voor het laatst op de klok keek, was het zeven voor half vijf.