Hoofdstuk 25

 

 

 

In de kamer stonden een sjofele leren bank en een bijpassende stoel, een gehavende eiken salontafel en een flatscreen tv zo groot als een billboard. Voor de rest was de kamer een eerbetoon aan NASCAR. Tegen de wanden stonden vitrinekasten en boekenkasten vol met spullen. Boven de kasten hingen ingelijste posters, foto’s en andere memorabilia. Elk plekje op de vloer werd in beslag genomen door een of ander losstaand object.

Ik betwijfelde of er in de Hall of Fame meer spullen tentoongesteld werden.

Mijn blik dwaalde langs de verzameling.

Een brok asfalt uitgesneden in de vorm van het cijfer 3 dat afkomstig zou zijn van de eerste bocht van Daytona. Een manshoge kartonnen pop van Denny Hamlin. Een stuk rood metaal met in de plastic omlijsting de naam van een coureur gegraveerd. Gesigneerde visitekaartjes. Herdenkingsmunten in met fluweel beklede doosjes. Vlaggen. Sweatshirts. Petten. Miniatuurmodellen van honderden auto’s.

Sommige objecten zouden best eens waardevol kunnen zijn. Een zwart-witfoto van ten minste vijftig jaar oud. Teampakken die er heel ouderwets uitzagen. Een autoportier met het nummer 24 op de buitenkant geschilderd.

‘Niet te geloven.’ Galimore was net zo verbaasd als ik.

‘De man is een echte fan,’ zei ik.

‘Zeg maar gerust een fanatiekeling.’

Ik liep de kamer door naar een paar postergrote foto’s. Ik zag Jimmie Johnson die de grond kuste na het winnen van de Brickyard in 2007. Jeff Gordon die een pitstop maakte. Tony Stewart met zijn wijsvinger opgeheven naar Watkins Glen.

Ik bekeek een oude foto van een man die schrijlings op een oude motorfiets zat. Hij droeg een motorbril en motorlaarzen.

‘Weet u wie dat is?’ Bogan stond in de deuropening met drie blikjes Pepsi.

Ik staarde naar de slordige handtekening. ‘Erwin Baker?’

‘Erwin “Cannonball” Baker won de eerste race die ooit op de Indianapolis Motor Speedway is gehouden. Dat was in 1909. De baan was spiksplinternieuw. Cannonball is meer dan honderd keer met zijn motor heen en weer door het land gereden. Later maakte hij deel uit van het bestuur van NASCAR. Die man was een legende.’

Bogan reikte me een blikje aan. Ik nam het aan.

‘Toen waren stockcar-races nog niet zo modern. Toen nog niet iederéén eraan mee kon doen.’ Hij legde de klemtoon duidelijk op de derde lettergreep van ‘iedereen’ om zijn minachting te laten blijken.

‘Pardon?’

‘Vroeger was het duidelijk voor wie de sport bedoeld was. De coureurs waren stoere kerels.’

‘Zijn ze dat nu niet meer dan?’

‘Vroeger waren het échte mannen.’

‘Vroeger was alles beter, hè.’ Bloedserieus. Ik kon niet tegen de bekrompen toon van de man.

‘Hè?’

‘Laat maar.’

Bogan gaf een blikje aan Galimore, liet zich in een stoel vallen en gooide zijn flamingopoten over een leuning.

Galimore en ik gingen elk in een andere hoek van de bank zitten. Bijna onmiddellijk haalde Galimore zijn gsm uit zijn broekzak en nam op.

‘Wacht even.’ Tegen ons. ‘Sorry, dit moet ik even afhandelen.’ Hij zette zijn blikje op de tafel en liep de gang in.

‘Jullie zijn hier omdat Wayne Gamble is omgekomen, toch?’ zei Bogan.

‘Ik dacht dat u het nieuws niet bijhield?’ zei ik.

‘Klopt, maar ik kijk wel naar de races. Gamble is in het nieuws vanwege de Coca Cola 600. Stupak is favoriet. Wás favoriet.’

‘Hebt u Wayne Gamble gekend?’

‘Nee, zijn zus wel.’ Bogan trok het lipje van zijn blikje open. ‘Wat wilt u van me?’

‘Uw mening over wat er met uw zoon is gebeurd.’

‘Ik heb geen zoon.’

‘Wat herinnert u zich nog?’

‘Geen bal. Toen Cale verkering kreeg met Cindi, zag ik hem bijna nooit meer. Waarom vraagt u dat? U hebt mijn verklaring toch?’

‘Ik probeer er alleen maar achter te komen of er misschien iets over het hoofd is gezien. Hebt u zelf nog naar Cale gezocht?’ Ik opende mijn blikje en nam een slok. De cola was lauw, maar ik wilde dat Bogan zich op zijn gemak voelde.

‘Ik heb iedereen die ik maar kon bedenken gebeld. Het probleem was dat ik niet zo veel van zijn leven af wist. Het enige wat ik met hem deelde was NASCAR.’

‘Dus jullie waren van elkaar vervreemd?’

‘Die jongen gaf mij de schuld van de dood van zijn moeder. Alsof ik dat had kunnen voorkomen. Die vrouw zoop en was aan de crack.’

‘Denkt u dat uw zoon uit eigen wil is verdwenen?’

‘Ja. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen.’

‘Hoezo?’

‘Zijn vriendin en hij waren fanatieke leden van zo’n beweging.’

‘De Patriot Posse.’

‘Cale woonde al zes jaar op zichzelf.’ Defensief. ‘Hij was vierentwintig. Ik bemoeide me niet meer met wie hij omging. Niet dat ik het met alles oneens ben wat ze zeggen.’

‘Kent u Grady Winge?’ vroeg ik.

‘Is dat niet die vent die Cale en zijn vriendin heeft zien wegrijden in een Petty-blauwe Mustang ’65?’

‘Ja.’

Weer steeg er jazzmuziek op uit mijn tas.

‘Het spijt me. Ik dacht dat ik hem ook op de trilfunctie had gezet.’

‘Daytona’s schuld.’

Ik stak mijn hand in mijn tas en drukte het gesprek weg. Toen ik weer achteroverleunde op de bank, keek Bogan me met een eigenaardige blik in zijn ogen aan.

‘Grady Winge?’ vroeg ik.

‘Ik maakte wel eens een praatje met hem. Dan hadden we het over tuinieren. Maar tegenwoordig ga ik niet meer de deur uit om naar de races te kijken.’ Hij gebaarde naar de televisie. ‘Ik heb hier veel beter zicht.’

‘Wat weet u van Eugene Fries?’

‘Nooit van gehoord.’

‘Fries werkte in 1998 in een snackbar op de Speedway.’

‘Dat deden er zo veel.’

Galimore kwam weer bij ons zitten en verontschuldigde zich opnieuw voor de onderbreking.

Ik liet hem het gesprek overnemen.

‘Laten we het eens over Cindi Gamble hebben.’

Bogan vertrok zijn lippen naar één kant en schudde zijn hoofd.

‘Mocht u haar niet?’

‘Het was geen kwestie van mogen of niet mogen. Ik vond haar nogal gewoontjes, hoewel ze er een paar belachelijke ideeën op nahield.’

‘Zoals?’

‘Dat kind wilde NASCAR gaan rijden.’

‘Waarom is dat zo belachelijk?’

‘De kans dat Cindi Gamble NASCAR zou gaan rijden is even groot als de kans dat ik ooit naakt zal zwemmen met Julia Roberts.’

‘Ze deed het best goed in de Bandolero-klasse.’

Bogan snoof spottend. ‘Ik heb een paar van die races gezien. Die meid kon nog niet eens fatsoenlijk om een toiletpot heen rijden. Cale kon haar er elk moment uit rijden.’

Op dat moment trippelde Daytona de kamer in en sprong op Bogans schoot.

‘Ik wil niet onbeleefd zijn maar mijn bougainvilles moeten worden bemest.’

Ik keek Galimore aan. Hij knikte.

Ik confronteerde Bogan met mijn vaste slotvraag: ‘Wat denkt u dat er in 1998 is gebeurd?’

Bogan haalde zijn schouders op.

‘Was u het destijds eens met de conclusies van de taskforce?’

‘Wie ben ik om het daarmee oneens te zijn.’

‘Staat u er nog steeds achter?’

Bogan streelde Daytona een paar keer voordat hij antwoord gaf. ‘Al die jaren bleef ik wachten op een telefoontje, een brief, een telegram, wat dan ook waaruit zou blijken dat mijn zoon nog leefde. Telkens wanneer ik thuiskwam, beluisterde ik het antwoordapparaat. Telkens wanneer de post kwam, zocht ik naar Cales handschrift. Het werd een obsessie. Het had geen zin, maar ik kon er niets aan doen. Op een dag ben ik ermee gestopt.’

Bogan haalde diep adem door zijn neus en blies langzaam uit. Vervolgens keek hij me recht aan.

‘Ik weet niet wat er destijds is gebeurd. Misschien is Cale verdwenen om met zijn vriendin te kunnen trouwen. Of misschien is hij ondergedoken. Of vermoord. Ik weet het niet. Ik breek mijn hoofd er niet langer over.’

 

‘Vind je echt dat vroeger alles beter was?’ vroeg Galimore toen we weer in de auto zaten.

‘Welnee, ik praatte alleen maar een beetje mee met die kleingeestige Bogan,’ zei ik.

‘Ik dacht al. Daar ben je nog veel te jong voor.’

‘Bewaar je charmeurspraatjes maar voor Reta.’

‘Denk je dat Bogan racistisch is?’

‘Hoorde je hoe hij het woord “iedereen” uitsprak, alsof het een vies woord is?’ Ik schreef met mijn vingers aanhalingstekens in de lucht. ‘“Vroeger was het duidelijk voor wie de sport bedoeld was.” Niet te geloven.’

‘Hij houdt wel van katten.’

‘Oké, dat pleit voor hem. Maar ik denk ook dat hij homofoob is.’ Weer maakte ik aanhalingstekens. ‘“Vroeger waren het échte mannen?” Ongelooflijk toch?’

‘Die vent is oerconservatief.’

‘Ik weet dat er geruchten zijn, maar ken jij iemand bij NASCAR die uit de kast is gekomen?’

‘Evan Darling. Hij is een GrandAm-coureur. Maar de meesten blijven liever in de kast.’

‘Als iedereen zo reageert als Bogan begrijp ik wel waarom.’

‘Het aantal fans in de homogemeenschap neemt toe. Er zijn ook al enkele websites. Gaytona.com. Queers4Gears.co.’

‘Wie wist daarvan?’

‘Jij hebt Bogan meer vragen gesteld dan ik. Wat denk jij?’

‘Zijn verdriet om het verlies van Cale is oprecht. Maar zijn mening over Cindi Gamble komt niet overeen met wat ik van anderen heb gehoord.’

‘Welke anderen?’ Galimore nam de noordelijke afslag naar Providence Road.

‘J.D. Danner, de leider van de Patriot Posse. Danner vond dat Cindi kans maakte om NASCAR te rijden.’

‘Misschien was Bogan bevooroordeeld. Ouders vinden hun eigen kind toch altijd beter in sport, kunst of wat dan ook dan andermans kinderen?’

‘Misschien wel.’ Ik dacht even na. ‘Volgens een lerares, genaamd Ethel Bradford was Cindi een uitzonderlijk intelligent meisje. En Lynn Nolan, een schoolvriendin, omschreef haar als gruwelijk slim.’

‘Bogan zei niet dat hij Cindi dom vond. Hij vond haar gewoontjes.’

Ik herinnerde me Galimores telefonische onderbreking. ‘Ik hoop niet dat je slecht nieuws kreeg daarnet.’

‘Goed was het in elk geval niet. Er is chaos ontstaan op de Speedway. Ik moet er meteen naartoe.’

Ik keek op mijn horloge. Tien voor half vier. Geen wonder dat ik honger had. Ik had niets in huis, dus moest ik onderweg boodschappen doen.

Ineens schoot me iets te binnen waar ik niet meer aan had gedacht. ‘Lynn Nolan noemde een andere vriendin van Cindi. Ene Maddy Padgett. Slidell zou haar proberen op te sporen.’

‘Is dat gelukt?’

‘Ik ben vergeten het hem te vragen. Toen hij belde, hebben we het alleen over de Mustang gehad.’

Terwijl we ons een weg door de stad baanden, gonsden de gedachten door mijn hoofd, als wespen in een fles. Zo veel losse eindjes. Zo veel onbeantwoorde vragen.

‘Had ik je verteld dat Lynn Nolan het vermoeden had dat Cale Cindi sloeg?’

Met een verbaasd gezicht keek Galimore me aan. ‘O ja?’

‘Ze had blauwe plekken op Cindi’s armen gezien.’

‘Dat meen je niet.’

‘Ik denk dat we eens met Maddy Padgett moeten gaan praten.’

‘Dat zouden we kunnen doen.’

We waren bijna bij de MCME toen ik me het weggedrukte telefoontje herinnerde.

Een rood lichtje gaf aan dat ik een voicemailbericht had.

Ik klikte het icoontje aan en luisterde.

En voelde dat mijn nekharen rechtovereind gingen staan.