Hoofdstuk 13
Verstijfd van schrik zag de vrouw ons naar haar bureau toe komen.
‘Lynn Nolan?’ Geen blaf, maar wel bijna.
Nolan knikte terwijl ze haar vingers met de lavendelblauwe nepnagels nog steeds tegen haar lippen gedrukt hield.
Slidell liet zijn penning zien. ‘We hebben een paar vragen over Cindi Gamble.’
Nolan sperde haar ogen wijd open.
‘Herinnert u zich Cindi Gamble nog?’
Weer knikte Nolan.
‘Moeten we blijven staan?’
Nolan haalde haar hand van haar mond en maakte een fladderend gebaar naar twee stoelen tegenover haar bureau.
We gingen zitten. Nolan wierp een snelle blik op mij maar zei niets.
Terwijl Slidell de ondervraging begon, keek ik om me heen.
In de receptie stond het gebruikelijke notenhouten, met tweedstof beklede meubilair: het bureau van Nolan, onze stoelen en een loveseat midden tegen de achterste muur. Voor de loveseat stond een salontafel met stapels tijdschriften erop. Elke titel bevatte de woorden ‘lucht’, ‘atmosfeer’ of ‘energie’. Net als in de gang overheerste de kleur beige.
Boven Nolans hoofd bevond zich een muurschildering met het logo CRRI, een gestileerde windmolen waarvan de centrale paal omwikkeld was met bladeren. Om de wieken cirkelden drie woorden: GENOMICA, PROTEOMICA, METABOLOMICA.’
‘Bent u hier receptioniste?’ Slidell haalde zijn aantekenboekje tevoorschijn, meer voor het effect dan om aantekeningen te maken, vermoedde ik.
Weer een knik.
‘Wat doen jullie hier?’
‘Onderzoek.’
Slidell staarde Nolan aan. Nolan staarde terug.
‘Waarom krijg ik de indruk dat u ons bezoek niet zo prettig vindt?’
‘Naar luchtvervuiling.’
Volgens mijn telling had Nolan in totaal drie woorden gezegd.
‘Onderzoek voor wie?’ Slidell zat startklaar met zijn pen.
‘Industriële projecten, bedrijven voor klinisch onderzoek, onderzoeks- en ontwikkelingsbureaus, adviesbureaus.’ Het antwoord klonk mechanisch. Nolan had het verhaal kennelijk al vaker afgedraaid.
Slidell krabbelde iets neer en kwam vervolgens ter zake.
‘U hebt samen met Cindi Gamble op het A.L. Brown High gezeten?’
Weer knikte Nolan. Ze was er erg goed in.
‘Kunt u me wat meer over haar vertellen?’
‘Zoals?’
‘Denk eens diep na, mejuffrouw Nolan.’
‘Het is mevrouw.’
‘O.’
‘Ik kende haar amper. Cindi wilde coureur worden. Daar had ik helemaal niks mee.’
‘Jullie waren toch bevriend?’
‘Alleen op school. Soms lunchten we samen.’ Nolan duwde een nagelriem van haar ene duim terug met de kunstnagel van haar andere duim. Ik vroeg me af waarom een bezoek van de politie haar zo van streek maakte.
‘En toen?’ spoorde Slidell haar aan.
‘En toen verdween ze.’
‘Is dat alles?’
‘In het laatste jaar trokken we niet meer met elkaar op.’
‘Waarom niet?’
‘Nou, die vriend van haar was een echte klootzak.’
‘Cale Lovette.’
Ze rolde overdreven met haar ogen. ‘Ik was gewoon bang van die jongen.’
‘Hoezo?’
‘Nou, al dat gedoe met die kale koppen en tatoeages. Walgelijk.’
‘Stond je dat tegen? Zoals Lovette eruitzag?’
Boven Nolans neusbrug verschenen verticale lijntjes. ‘Hij en zijn gestoorde vrienden hadden het altijd over wapens. Ze vonden het stoer om in de bossen rond te kruipen en soldaatje te spelen. Ik vond het stom.’
‘Was het dat?’
‘En ze hadden van die maffe ideeën.’
‘Zoals?’
‘Dat de Japanners dat gebouw in Oklahoma hadden opgeblazen. Hoe dom kun je zijn? O ja, en de Verenigde Naties zouden de regering omverwerpen. Er waren mensen bij die in nationale parken een soort concentratiekampen opzetten.’
‘Volgens uw verklaring in 1998 hebt u Lovette met iemand over gif horen praten.’
‘Nog zo’n griezel, ja.’
‘Kale kop en tatoeages?’
‘Nee. Oud en harig.’
‘Kende u die man?’
‘Nee.’
‘U hebt verklaard dat Lovette en zijn vriend spraken over het vergiftigen van iets.’
Nolan liet haar blik naar haar nagelriem zakken. Die nu aan het bloeden was. ‘Ik kan me ook vergist hebben. Ik probeerde ze niet echt af te luisteren, maar ze spraken nogal…’ Nolan draaide beide handen in de lucht. ‘Hoe heet het ook weer als mensen veel gebaren maken?’
‘Geanimeerd?’ opperde ik.
‘Ja. Geanimeerd. Ik passeerde ze toen ik naar het toilet ging.’
‘Wat zeiden ze?’ vroeg Slidell.
‘Iets over een systeem vergiftigen. En over een pet of zoiets.’
‘Waar vond dit gesprek plaats?’
‘In een heel armzalig kroegje bij Lake Norman.’
‘Naam?’
‘Weet ik niet meer.’
‘Waarom was u daar?’
‘Cindi wilde met Cale afspreken, maar ze wist dat haar ouders witheet zouden worden als ze wisten dat ze naar een kroeg ging. Dus had ze hun verteld dat ze naar een schoolfeest ging en mij overgehaald om mee te gaan, als alibi. Wat een gore tent was dat, zeg.’
‘Dat was een paar maanden voordat Lovette en Gamble verdwenen?’
‘Ik weet alleen dat het zomer was.’
‘Denkt u dat Lovette en zijn vrienden een misdrijf aan het bekokstoven waren?’
‘Een bankoverval of zo?’ De karamelkleurige ogen waren nu volmaakt rond.
‘Denk eens na, Lynn. Gif?’ Slidell begon een beetje moe te worden van Nolans onnozelheid.
‘Weet ik niet. Misschien wel. Cale was door en door slecht.’
‘Leg dat eens uit.’
‘Cindi kwam een keer op school met blauwe plekken op haar armen. Het leken net vingerafdrukken, begrijpt u?’ Nolan werd steeds expressiever en maakte handgebaren om haar woorden kracht bij te zetten. ‘Ze heeft er nooit iets over gezegd, maar volgens mij had Cale losse handjes.’
Slidell maakte een aanmoedigende beweging met zijn hand. Ga door.
‘Hij praatte soms tegen haar alsof ze een dom kind was. Cindi was niet dom. Ze zat bij de STEM. Leden van de STEM zijn gruwelijk slim.’ Ze stak een lavendelblauwe nagel in de lucht. ‘Misschien dat iemand anders meer weet dan ik. Maddy Padgett bijvoorbeeld. Ze zat ook bij de STEM. Maddy was gek op auto’s en motoren. Volgens mij waren zij en Cindi nogal dik met elkaar.’
Slidell maakte een aantekening en zei toen: ‘Waarom ging Gamble met Lovette om terwijl hij haar als oud vuil behandelde?’
‘Ze hield van hem.’ Alsof de vraag haar in verwarring bracht.
‘Denkt u dat ze samen met hem is verdwenen?’
‘Mmm…’
‘Nou, wat denkt u?’
Nolan keek van Slidell naar mij. Haar antwoord kwam er enigszins hijgerig uit. ‘Ik denk dat Cale haar heeft vermoord en daarna is vertrokken.’
Toen Slidell en ik terugliepen naar de Taurus, voelden we de klamme lucht op onze huid plakken. De zon stond als een zilverwitte schijf aan de hemel. Een zwak windje voerde de geur van warme bakstenen en gemaaid gras aan.
‘Zo dom als een varken.’
Ik vermoedde dat Slidell het varken onderschatte. Maar dat zei ik niet.
‘Wat was die onzin boven haar hoofd?’
Ik wist niet zeker of hij Nolans kapsel of het logo bedoelde. Ik ging van het laatste uit. ‘Genomica bestudeert genomen van organismen.’
‘Zoiets als het vaststellen van het DNA?’
‘Ja. Proteomica is de studie van proteïnen. Metabolomica bestudeert cellulaire processen.’ Sterk versimpeld maar ongeveer juist.
‘Wat heeft dat allemaal met luchtvervuiling te maken?’
‘Ik zal straks op CRRI googelen.’
Slidell en ik stapten in de auto. De hitte zou in Death Valley niet uit de toon zijn gevallen.
‘Wat vind je van Nolans theorie?’ vroeg ik nadat ik mijn gordel had vastgemaakt.
‘Dat Lovette Gamble heeft vermoord? Daar heb ik zelf ook aan gedacht.’
‘Echt waar?’
Slidell ging er pas verder op in nadat hij de sleutel in het contact had omgedraaid, de airco op de maximale stand had gezet en een stuk fruitkauwgom uit de verpakking had gehaald en in zijn mond had gestopt.
‘In de aantekeningen van Eddie wordt melding gemaakt van ene Owen Poteat.’ Slidell keerde en reed naar de hoofdweg. ‘In 1998 beweerde Poteat dat hij Lovette op 24 oktober op het vliegveld van Charlotte heeft gezien.’
De suggestie was duidelijk.
‘Dat was tien dagen nadat Lovette en Gamble vanaf de Speedway zijn verdwenen. Hoe wist Poteat dat het Lovette was?’
‘Hij had een foto van hem op een flyer gezien. Zei dat de tatoeages en het kale hoofd zijn aandacht trokken.’
‘Achtte men Poteat geloofwaardig?’
‘De taskforce vond van wel. Volgens Eddie woog Poteats verklaring zwaar bij hun conclusie dat Lovette en Gamble de benen hadden genomen.’
‘En Cindi?’ vroeg ik.
‘Wat bedoel je?’
‘Heeft Poteat haar met Lovette op het vliegveld gezien?’
‘Kennelijk was hij daar niet zeker van. Maar je moet weten dat…’ Slidell zwaaide naar de bewaker terwijl we door de poort het terrein af reden. De jongeman zag ons langsrijden maar zwaaide niet terug.
‘… Eddie op de achterkant van zijn aantekenboekje een bladzijde vol met grote vraagtekens had.’
‘Wat betekent dat?’
‘Dat betekent dat hij vragen had.’ Slidell strekte zijn hand uit en gaf een tik tegen de aircoschakelaar.
Rustig blijven, Brennan.
‘Vragen over Poteat?’ vroeg ik o zo beheerst.
‘Geen flauw idee. Op die bladzijde had hij een van zijn codes genoteerd. Mij zegt het niets.’ Slidell trok zijn aantekenboekje uit zijn borstzak en wierp het me toe. ‘Ik heb alles overgeschreven.’
ME/SC2X13D-529OTP FU
Wi-Fr 6-8
Als hij haast had of discreet wilde zijn gebruikte Rinaldi een soort steno dat alleen hij kon ontcijferen. De cryptische aantekeningen waren kenmerkend voor hem.
‘Maine en South Carolina?’ gokte ik, kijkend naar de langste code.
Slidell haalde zijn schouders op.
Ik piekerde verder over de alfanumerieke combinatie. ‘Zou het een kenteken kunnen zijn?’
‘Ik zal het laten checken.’
‘FU betekent waarschijnlijk follow-up.’
In gedachten speelde ik er nog wat mee. Zonder resultaat.
‘Mag ik dit houden?’
‘Tuurlijk.’
Ik scheurde het blaadje eruit, stopte het in mijn tas en vroeg: ‘Wie is Owen Poteat eigenlijk?’
‘Daar kom ik snel genoeg achter.’
Ik leunde achterover en sloot mijn ogen. De hitte en de beweging van de auto werkten verdovend. Net toen ik indommelde, ging mijn telefoon.
Joe Hawkins.
Ik nam op.
‘Hé, Joe.’ Loom.
‘Het lab belde met de voorlopige uitslag over die vent in het vat. Doodgewoon asfalt, zoals we zelf al dachten.’
‘Daar komen we niet veel verder mee.’
‘Misschien wel, misschien niet. Het monster bevatte een additief, genaamd Rosphalt, een synthetisch poeder dat door Royston wordt gemaakt. Dat spul maakt het asfalt water- en hittebestendig, zorgt voor een antisliplaag en voorkomt scheuren en barsten, dat soort dingen.’
‘O ja.’ Ik onderdrukte een geeuw.
‘Er zijn drie soorten Rosphalt. De eerste wordt voornamelijk gebruikt voor wegen en tunnels, de tweede voor startbanen van vliegvelden. Ben je daar nog?’
‘Ja, hoor.’ Hoewel ik met moeite mijn ogen openhield.
‘Jouw monster bevatte het derde soort, R50/RX. Dat wordt meestal voor racebanen gebruikt.’
Ik was weer helemaal bij de les. ‘De Charlotte Motor Speedway?’
‘Ik wist dat je dat zou vragen, dus ik heb al naar de Speedway gebeld. De baan heeft een vrij sterke glooiing. Van de zon en de door de bochten scheurende auto’s kan het asfalt flink opwarmen, vloeibaar worden en inzakken. Voor een betere houdbaarheid gebruiken ze Rosphalt.’
‘Echt waar? Dus het asfalt in het vat is waarschijnlijk afkomstig van de Speedway?’
‘Lijkt me logisch. De baan ligt er vlakbij.’
‘Bedankt, Joe.’
Ik brak het gesprek af en deed verslag aan Slidell. ‘Rosphalt vormt de schakel tussen het vuilstortlijk en de racebaan.’ Ik was helemaal opgewonden.
‘Wat bedoel je? Dat het slachtoffer is vermoord op de Speedway, in een vat gestopt, verzegeld en op de vuilstort gedumpt?’
‘Waarom niet? Olievaten met een capaciteit van honderddertig liter worden veel gebruikt op racebanen.’
Terwijl Slidell over mijn theorie nadacht, ging mijn telefoon weer. Deze keer was het Larabee.
‘Nu zijn die klootzakken echt te ver gegaan!’
‘Welke klootzakken?’
‘Hier komen ze niet mee weg.’
‘Waarmee niet?’
‘De FBI heeft ons vuilstortlijk gecremeerd!’