Hoofdstuk 14
Larabee praatte zo opgewonden dat Slidell me telkens vragend aankeek. Ik gebaarde nadrukkelijk dat hij zijn ogen op de weg moest houden.
Het verhaal kwam er vloekend en tierend uit.
Na talloze telefoontjes, dreigende taal en de tussenkomst van de patholoog-anatoom in Chapel Hill, had Larabee eindelijk informatie weten los te krijgen over de verblijfplaats van nummer 227-11. Het vuilstortlijk was op grond van een bepaling in de Patriot Act in beslag genomen en naar een laboratorium in Atlanta gebracht, aangezien de aanwezigheid van ricine in het lichaam op de mogelijkheid van bioterrorisme wees. Aldaar had men opnieuw een autopsie uitgevoerd en nieuwe monsters verzameld.
Buiten het gangbare protocol om, maar dat lag voor de hand.
Toen kwam de onaangename verrassing.
Als gevolg van een ongelukkige combinatie van omstandigheden – een verkeerd formulier, onderbezetting, een fout van een onervaren technicus – was het stoffelijk overschot per ongeluk naar het crematorium gezonden in plaats van naar de koelruimte.
Larabee was des duivels. Hij dreigde een klacht in te dienen bij de gouverneur, het ministerie van Justitie, de directeur van de FBI, het ministerie van Binnenlandse Veiligheid, het Witte Huis en desnoods bij de paus.
Ik besloot dat dit niet het moment was om over het Rosphalt te beginnen en hing op.
Terwijl Slidell zich een weg baande door de spits, vertelde ik hem over het lot van nummer 227-11.
‘Die zaak stinkt. Ja, toch?’ zei ik.
‘Als rotte vis.’
Slidell sprak de rest van de rit geen woord meer totdat hij zijn auto naast de mijne op de parkeerplaats van de MCME had gezet. Hij klemde zijn handen om het stuur en draaide zich naar me toe. ‘Wat denk jij, doc?’
Ik telde de feiten op mijn vingers af.
‘Een stel verdwijnt in 1998. Familie en bekenden betwijfelen de conclusie van de taskforce dat de twee vrijwillig zijn vertrokken. Het vermiste stel heeft banden met het racecircuit en is daar voor het laatst gezien. Jaren later wordt er een lijk in een vat met asfalt gevonden. Het deel van de vuilstort naast het bewuste circuit waar het vat is gedumpt, was van eind jaren negentig tot 2005 in gebruik.’
Ik telde verder op mijn andere hand.
‘Het asfalt in het vat bevat een stof die vaak gebruikt wordt voor racebanen. Autopsie wijst uit dat het lichaam sporen van ricine bevat, een gif dat ooit populair was onder extremistische tegenstanders van de regering. De jongen van het vermiste stel behoorde tot een extreem-rechtse groep. Als de vondst van het lijk bekend wordt bij de FBI, wordt het in beslag genomen en vernietigd.’
Slidell zweeg zo lang dat ik verwachtte te worden genegeerd of dat hij er niet op in zou gaan. Maar dat gebeurde niet.
‘Dus jij denkt dat nummer 227-11 verband houdt met de verdwijning van Gamble en Lovette?’
Ik knikte.
‘Op welke manier?’
‘Daar ben ik nog niet uit.’
‘Wie was het lijk in het vat?’
‘Geen idee.’
‘Lovette?’
‘De leeftijdsindicatoren wijzen in een andere richting, maar ik kan hem niet uitsluiten.’
‘En hoe zit het met die Raines uit Atlanta?’
‘Daarvoor lijkt het vat me te oud. De laag waarin het lijk is gevonden wijst niet op een recente verdwijning.’
‘Maar ik hoor aan je stem dat je ook Raines niet kunt uitsluiten.’
‘Klopt.’
Slidell zweeg weer. Toen vervolgde hij: ‘Misschien kletst die broer van Cindi Gamble toch niet uit zijn nek.’
‘Dat de zaak in ’98 in de doofpot is gegaan?’
Slidell wreef over zijn kaak. En nog eens. Toen zei hij: ‘Dat gerotzooi van de FBI zit me absoluut niet lekker.’
‘Wat nu?’
‘Laten we om te beginnen eens met dat NASCAR-vriendje van je gaan babbelen.’
Ik liep met een zware boodschappenzak naar mijn keukendeur toen een zilverkleurige RX-8 de ronde oprit van Sharon Hall op kwam rijden. Ik bleef staan, bang dat het mijn ex was. Als ik érgens geen zin in had, was het te moeten praten over Summer.
De Mazda reed voor het landgoed langs en kwam mijn richting uit. Toen hij dicht genoeg was genaderd, ontwaarde ik het silhouet van het hoofd van de bestuurder. Het had een vreemde peervorm waarvan het kroontje maar amper boven het stuur uitstak.
Zeker niet Pete.
Nieuwsgierig maar ook een beetje ongerust keek ik toe terwijl de auto op dezelfde plek stilhield waar Williams en Randall een paar dagen daarvoor hadden gestaan.
De man die uitstapte had een hoog opgekamd kapsel dat zijn lengte op zo’n één meter vijfenzestig bracht. Zijn – geverfde – haar had de dofbruine kleur van een dode maki.
Hij droeg dure kleding: een ijsgroen zijden overhemd; een linnen broek van Tommy Bahama; babybillenzachte leren loafers. Op zijn haviksneus rustte een Armani-zonnebril.
‘Goedenavond, dokter Brennan.’ De man stak me een hand toe waaraan een saffier ter grootte van Birdies pootje prijkte. J.D. Danner.
‘Ken ik u ergens van, meneer?’
‘Mij is ter ore gekomen dat u van míjn bestaan afweet.’ Ondanks zijn glimlach had Danner een vijandige, intimiderende uitstraling.
Zo, die zat.
‘U ging om met Cale Lovette. U was lid van de Patriot Posse.’
‘Ik was de leider van de groep, mevrouw.’
Ik tilde mijn boodschappenzak iets hoger op.
Danner deed een stap in mijn richting. ‘Zal ik die zak voor u dragen?’
‘Nee, dank u.’
Hij hief zijn handen op. ‘Ik wou alleen maar helpen, hoor.’
‘Hebt u informatie over Cale Lovette of Cindi Gamble?’
‘Nee, mevrouw. Een leuk stel. Ik hoop dat ze hebben gevonden wat ze zochten.’
‘En dat was?’
‘Leven. Vrijheid. Geluk. Zijn we daar niet allemaal naar op zoek?’
‘Wat kan ik voor u doen, meneer Danner?’
‘Laat ons met rust.’
‘Pardon?’
‘De Patriot Posse heeft Cale Lovette destijds onder zijn hoede genomen. We steunden en begeleidden hem. We waren als een familie voor hem. Toen hij verdween, waren wij de eersten die in het vizier kwamen.’ Weer die gemaakte glimlach. ‘De groep had niets te maken met de verdwijning van Lovette en zijn vriendin.’
‘Waarom zou Lovette de steun van jullie groep nodig hebben?’
‘Die jongen was de weg kwijt. Hij was van school gegaan en had geen werk. Gescheiden ouders, een vader die niet naar hem omkeek en een verknipte moeder.’
Dat was het eerste wat ik over Lovettes thuissituatie hoorde.
‘Een makkelijke prooi dus voor jullie anti-Amerikaanse ideologieën,’ zei ik.
Danner sloeg zijn armen over elkaar en spreidde zijn voeten. Die waren klein, zo klein als de rest van zijn lichaam was. Voor mijn geestesoog verscheen een beeld van Napoleon.
‘Destijds waren we weinig gedisciplineerd en in veel opzichten misschien wat naïef. Maar we waren allesbehalve anti-Amerikaans.’
‘Wáren?’
‘De Patriot Posse is in 2002 ontbonden.’
‘Waarom is die groep opgericht?’
‘De Patriot Posse functioneerde als een ongeorganiseerde militie.’
Typisch rechtse fascistenpraat. In de wetgeving verwijst de term ‘ongeorganiseerde militie’ naar de pool van vrijwilligers die een eeuw geleden werd gecreëerd toen de federale wetgeving de militaire dienstplicht formeel afschafte.
‘Geef mij het leger maar. Marine, land- en luchtmacht.’
‘De Patriot Posse was, zoals al dat soort organisaties, gelijkwaardig aan de wettelijke milities. Onze groepering vormde een legale, grondwettige tak van de regering. We werden alleen niet gecontroléérd door de regering.’ Hij zwaaide driftig met zijn kleine wijsvinger. ‘Dat is een groot verschil. De Patriot Posse was opgericht om verzet te plegen tegen de regering indien deze despotische trekken zou aannemen.’
‘Denkt u echt dat dat gevaar bestaat?’
‘Dokter Brennan, alstublieft. U bent een intelligente vrouw.’
‘Daarom.’
‘De recente geschiedenis spreekt voor zich. Denk aan de verkiezing van Bill Clinton en Barack Obama. Of de rassenrellen naar aanleiding van de arrestatie van Rodney King. De Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst. De talloze wetsvoorstellen die het gebruik van wapens willen inperken. De moorden in Ruby Ridge en Waco.’
‘Moorden.’
‘Natuurlijk.’
‘Er lagen genoeg wapens om een stad mee in te nemen.’
Danner negeerde mijn opmerking. ‘De regering deinst er niet voor terug mensen die zich niet wensen te conformeren uit te schakelen. Onafhankelijke milities zijn nodig om de vrijheden waarvoor onze founding fathers zijn gestorven te beschermen.’
Ik veranderde van onderwerp, in het besef dat discussiëren geen zin had. ‘Vertel me eens iets meer over de ouders van Cale Lovette.’
Danner liet zijn hoofd zakken, haalde diep adem en ademde toen uit door zijn neus. ‘Ik spreek niet graag kwaad over anderen, maar Katherine Lovette was niet wat je noemt een dame. Ze was, hoe zal ik het zeggen? Een NASCAR-groupie, als u begrijpt wat ik bedoel.’
‘Nee?’
‘Sommige vrouwen bieden zichzelf aan bij rocksterren. Kitty Lovettes werkterrein was NASCAR. Racewageneigenaren. Coureurs. Monteurs. Maakte niet uit wie. Ze heeft in de jaren zeventig het hele circuit afgewerkt.’
‘U bedoelt dat ze met Jan en alleman naar bed ging.’ Danners heiliger-dan-de-paus-houding irriteerde me.
Danner knikte. ‘Uiteraard werd ze zwanger. Ze noemde de baby naar Cale Yarborough. Hij won destijds veel races.’
‘Wou u beweren dat Yarborough de vader van Cale is?’
‘Nee, nee. Zeker niet. Kitty heeft daar jarenlang geheimzinnig over gedaan. Maar naarmate de baby ouder werd, begon hij steeds meer op Craig Bogan te lijken, een man die altijd op de racebaan rondhing. Rood haar. Blauwe ogen. Kuiltje in de kin. Rond de tijd dat Cale zes was, was hij een kloon van Bogan. Toen Kitty eindelijk bekendmaakte dat hij de vader van haar kind was, trok hij bij haar in. Maar de relatie was van het begin af aan tot mislukken gedoemd.’
‘Waarom?’
‘Bogan was halverwege de twintig. Intelligent. Ambitieus ook. Kitty was al ver in de dertig. En ze…’ Danner schudde fronsend zijn hoofd. ‘Enfin, genoeg gezegd.’
‘Hoe voorzag Kitty in haar levensonderhoud?’
‘Ze verkocht kruiden en groente, die ze thuis kweekte. Nauwelijks genoeg om met een kind van te leven. Bogan maakte er een goedlopend handeltje van en nam de kwekerij uiteindelijk van haar over, met het huis erbij. Hij breidde de zaak uit, begon producten aan huis af te leveren en tuinen aan te leggen.’
‘Kende u hen allebei?’
Verbeeldde ik het me of zag ik Danner verstijven?
‘Bij Kitty bleef ik uit de buurt.’
‘Ga verder,’ zei ik.
‘Tegen de tijd dat Cale twaalf was, was Kitty zwaar aan de drank en de drugs. Ze overleed aan een overdosis toen Cale in de derde van de middelbare school zat. Het gerucht ging dat de jongen haar heeft gevonden.’ Weer schudde hij zijn hoofd. ‘De spanningen liepen op. Twee jaar na Kitty’s dood zijn Bogan en Cale een keer met elkaar op de vuist gegaan. De jongen ging van school af en verliet het huis voorgoed.’
‘Waar ging hij naartoe?’
‘Cale had een passie voor stockcars. Waarschijnlijk het enige wat hij van zijn ouders had meegekregen. Hij hing vaak rond op racebanen en maakte daar vrienden. Nietsnutten, wannabees. Meestal sliep hij bij een van hen.’
Ik dacht even na. ‘Woont Bogan nog steeds in de buurt?’
Danner haalde zijn schouders op. Geen idee.
‘Vertel eens iets meer over Cindi.’
‘Een gewone meid. Frisse verschijning.’
‘Kunt u iets specifieker zijn?’
‘Ze was behoorlijk slim, als u dat bedoelt, en wist wat ze wilde. Ze had het over niets anders dan NASCAR-racen. Haar ouders schenen er veel geld in te steken. Ze ging Bandolero-racen.’
‘Wat houdt dat in?’
Danner keek me meewarig aan. ‘Racen op beginnersniveau. Een Bandolero-raceauto is gebouwd als een miniatuurstockcar, met een buisframe en een plaatmetalen kooi. De coureur stapt in via het dak. Een Bandolero zit ongeveer tussen een kart en een raceauto in.’
Ik moest hem wezenloos hebben aangekeken.
‘Een Bandolero heeft een rem voor de linkervoet en is volledig automatisch, dus er hoeft geen aandacht aan schakelen te worden geschonken. Eenvoudig en zuinig, dat is het idee erachter. Honderdvijftig onderdelen, meer niet.’
‘Hoe hard gaan die auto’s?’
‘Maximaal honderdtien kilometer per uur. Maar ze versnellen relatief langzaam.’
‘Zijn ze speciaal voor kinderen?’
‘De meeste deelnemers aan een Bandolero-race zijn tussen de acht en zestien jaar oud, maar ouder mag ook.’
‘Racen ze op echte banen?’
‘Ja, ovale racebanen van 500, 600 en 650 meter, zowel op asfalt als op zand. Er zijn drie divisies. Cindi Gamble reed Beginner Bandit.’
Ik was blij dat Katy dit als kind niet wist. Ze zou het heerlijk hebben gevonden om met honderdtien kilometer per uur rond te racen.
Maar ik dwaalde af.
‘Was Cindi gek op Lovette?’ vroeg ik.
‘Zeker weten.’
‘Waar hebben ze elkaar ontmoet?’
‘Op de Concord Speedway, in Midland. Daar hingen ze meestal rond.’
‘Hoe behandelde Lovette haar?’
‘Redelijk.’
‘Wat wil dat zeggen?’
‘Ze kwamen uit verschillende milieus. Cindi was een bolleboos uit de buitenwijken. Cales overleden moeder was een junk en zijn vader een tuinder. Cale wilde net als Cindi dolgraag racen, maar zijn ouders konden dat niet betalen.’
‘Was hij jaloers op Cindi omdat haar ouders haar financieel steunden?’
Hij haalde opnieuw zijn schouders op.
‘Had Cindi talent?’
‘O ja. Ze was goed. Ze heeft behoorlijk wat races gewonnen.’ Danner schudde zijn hoofd. ‘Die meid had het nog ver kunnen schoppen.’
‘Hoe hebt u Craig Bogan en Kitty Lovette leren kennen?’ vroeg ik.
‘Ik kwam in die tijd zo nu en dan op de racebaan.’
Danner keek op zijn horloge, dat meer weg had van een scheepsbarometer.
‘Ik hoop dat u hier iets aan hebt. Maar eigenlijk ben ik gekomen om nog eens te herhalen wat ik in ’98 ook al heb gezegd. De Patriot Posse had niets van doen met de verdwijning van Cale en Cindi.’
Danner haalde een brochure uit de achterzak van zijn Tommy Bahamas die hij me toestak. Ik nam de boodschappenzak over in mijn linkerarm en pakte hem aan.
De brochure was op een thuiscomputer afgedrukt. Bovenin prijkte een vrolijk logo van een adelaar met een Amerikaanse vlag tussen zijn snavel. Boven de adelaar stond: LOYALIST MOVEMENT.
Onder de adelaar stond het motto: DO THE RIGHT THING. Daaronder een foto van jongemannen in kaarsrechte rijen. Ze droegen camouflagepakken en een geweer op hun schouder.
‘Ik leid een organisatie van zo’n vierduizend burgers, verdeeld over twaalf staten,’ zei Danner. ‘Stuk voor stuk patriotten.’
En blank én man, dacht ik terwijl ik hun gezichten bekeek.
‘We hebben niets te verbergen, dokter Brennan. Nu niet en toen niet. We zijn trots op wat we doen.’
‘En dat is?’
‘We beschermen dit land tegen mensen die het te gronde willen richten.’
Met die woorden draaide Danner zich om en liep terug naar zijn auto.