Hoofdstuk 10

 

 

 

‘Waar is nummer 227-11?’ vroeg Larabee. Uit de bloedvlekken op zijn schort maakte ik op dat hij al vroeg aan het werk was gegaan.

Niet dat ik daarvan opkeek. De maandag was voor lijkschouwers en forensisch onderzoekers meestal een hectische dag. Vooral na een zomers weekend.

‘Sorry?’

‘Het vuilstortlijk. Waar heb je hem zaterdag na je onderzoek gelaten?’ Larabees stem klonk scherp.

‘Ik heb tegen Joe gezegd dat hij hem in de koelruimte moest leggen.’

‘Daar ligt hij niet.’

‘Daar moet hij liggen.’

‘Niet dus.’

‘Heb je het al aan Joe gevraagd?’

‘Hij werkt vandaag niet.’

‘Bel hem.’

‘Hij neemt niet op.’

Een tikje geërgerd haastte ik me naar de koelruimte en rukte aan de hendel van de deur, die naar buiten openzwaaide. De geur van gekoeld vlees kwam me tegemoet.

Tegen de achterwand stonden vijf roestvrijstalen brancards, tegen de andere wanden vier. Op zes brancards lagen lijkenzakken.

Larabee sloeg zijn gespierde armen over elkaar en keek toe terwijl ik de koelruimte binnenging. Ik liep van de ene zak naar de andere en bekeek de nummers.

Larabee had gelijk. Nummer 227-11 zat er niet bij.

Ik huiverde, liep met kippenvel op mijn armen de koelruimte uit en sloot de deur.

‘Heb je al in de vriezer gekeken?’

‘Natuurlijk heb ik al in de vriezer gekeken. Daar ligt alleen die oude ijsco van twee jaar geleden.’

‘Een lijk loopt niet zomaar weg.’

‘Daarom.’

‘Je hebt niets getekend voor het verwijderen van het lichaam?’ vroeg ik. Domme vraag, maar ik wist het anders ook niet.

Larabees frons sprak boekdelen.

‘Jij hebt je autopsie zaterdagochtend afgerond,’ vervolgde ik. ‘Ik was zaterdag rond vier uur in de middag klaar met mijn skeletonderzoek. Het lichaam moet daarna zijn verplaatst.’

Een verbeten knikje.

In gedachten ging ik de mogelijkheden na.

‘Het kan geen vergissing van een begrafenisondernemer zijn. Op zondag worden er geen stoffelijke overschotten opgehaald.’

‘En voor de andere lichamen is geen verzoek binnengekomen.’

‘Wanneer merkte je dat nummer 227-11 weg was?’

‘Ongeveer een uur geleden. Ik moest in de koelruimte zijn voor een slachtoffer van een schietpartij.’

‘Is er dit weekend iemand in het gebouw geweest? Een schoonmaak- of onderhoudsploeg? Een klussenbedrijf?’

Larabee schudde zijn hoofd.

‘Had Joe dienst?’

‘Ja.’

Als Joe in zijn eentje nachtdienst had, sliep hij op een veldbed achter in het herentoilet. Met de deur dicht. En dat met slechte oren. Er kon een leger doorheen marcheren zonder dat hij wakker werd.

‘Zou er ingebroken zijn?’ vroeg ik.

‘Je bedoelt dat het lijk gestolen is?’ Larabee klonk sceptisch.

‘Het komt voor,’ reageerde ik defensief.

‘Lijkenpikkers zouden eerst het beveiligingssysteem moeten uitschakelen.’

‘Als ermee geknoeid wordt, gaat het alarm af,’ vulde ik aan.

‘Zóú het alarm moeten afgaan.’ Larabees toon bevestigde zijn cynische kijk op de moderne technologie.

‘Laten we kijken of er een deur of raam is geforceerd.’

We vonden niets.

‘Dit is te gek voor woorden.’ Ik kon geen andere verklaring meer bedenken.

‘Ik moet je iets vertellen.’ Larabee en ik stonden naast de transportband in de hal waar de stoffelijke overschotten werden binnengebracht.

Ik keek hem vragend aan.

‘Kom even mee naar mijn kamer.’ Hij klonk nerveus.

We gingen zijn kamer binnen. Larabee sloot de deur en nam plaats aan zijn bureau. Ik ging in de stoel tegenover hem zitten.

‘Toen ik hier zaterdag vertrok, werd ik aangesproken door de FBI.’

‘Door Williams en Randall?’ gokte ik.

Larabee keek naar een formulier op zijn vloeiblok. ‘Ja. Ze vroegen me naar het vuilstortlijk.’

‘Wat heb je gezegd?’

‘Ik heb ze verteld over de conclusies in jouw rapport en over de resultaten van de autopsie. En dat ik monsters wilde verzamelen voor een toxische analyse. Ik heb ze gewaarschuwd dat het eindrapport behoorlijk wat tijd kon vergen.’

‘En?’ vroeg ik.

‘Williams bood aan de monsters persoonlijk te bezorgen. Hij zei dat hij zou proberen ze met voorrang te laten onderzoeken. Ik heb het bureau in Charlotte gebeld. De twee waren bevoegd, dus het leek me geen probleem. Ik heb Joe gevraagd het af te handelen.’ Larabee fronste diep. ‘Vanmorgen om tien uur kwam de uitslag van het lab per fax binnen.’

‘Ga weg.’ Ik was verbijsterd. Het duurt doorgaans weken, zo niet maanden voordat de resultaten van het lab bekend waren.

‘Mijn opmerkingen over longletsel en oedeem, in combinatie met darmzweren en bloedingen moet Williams te denken hebben gegeven. Hij heeft mijn bevindingen meteen doorgestuurd naar de CDC en een immunochromatografische test laten doen.’

Larabee doelde op een immunoassay, een chemische test die is ontwikkeld om organische stoffen te detecteren. Ik was niet deskundig op dat gebied maar wist er wel iets van.

Een korte uitleg. Antigenen zijn moleculen die door ons immuunsysteem worden herkend als lichaamsvreemd. Bijvoorbeeld gifstoffen, enzymen, virussen, bacteriën of een getransplanteerde long waar iets mee aan de hand is. Antilichamen zijn eiwitten die deze vreemde indringers aanvallen en onschadelijk maken. Ze zijn standaard aanwezig in ons lichaam of worden aangemaakt als reactie op specifieke antigenen. Dit staat bekend als een immuunreactie.

Immunoassays zijn gebaseerd op het vermogen van antilichamen om zich te binden aan specifieke antigenen. Toevoeging X lokt reactie Y uit. In forensisch onderzoek wordt de techniek gebruikt om onbekende stoffen in monsters te identificeren en te kwantificeren. Als dít antilichaam reageert, moet díé stof aanwezig zijn.

Ik wachtte.

‘Uit de test bleek dat er ricine in een van mijn twee monsters zat.’

‘Ricine?’ Ik kon mijn verbazing niet verbergen.

Ricine is een in de natuur voorkomende gifstof die kan worden onttrokken aan de bonen van de wonderboom, Ricinus communis. Het is een van de dodelijkste vergiften en kan binnen zesendertig tot tweeënzeventig uur na blootstelling tot de dood leiden.

Behalve het vermogen zich te binden aan specifieke antigenen, is een belangrijk kenmerk van een immunoassay dat de test een meetbaar signaal genereert in reactie op een bepaalde antigeen-antilichaamverbinding. In het geval van ricine wordt er een groen licht afgegeven. Dat is het chromatografische effect op de lange termijn.

Het groene licht wordt gemeten door een spectrofotometer of een vergelijkbaar apparaat. Grofweg geldt: hoe feller de gloed, hoe meer ricine het monster bevat.

Larabee knikte.

‘Dat verklaart de snelle uitslag van de test,’ zei ik.

In de afgelopen jaren waren immunoassaytests eenvoudiger en sneller geworden. Er bestonden nu sets voor de opsporing van ricine, antrax, pest, tularemie en vele andere biologische gifstoffen.

‘Maar het verklaart niet hoe de ricine in het slachtoffer is terechtgekomen,’ zei Larabee.

‘Het gif waaraan Georgi Markov is gestorven.’ Ik doelde op een Bulgaarse journalist die in 1978 in Londen was vermoord.

‘Ik betwijfel of onze man met een paraplupunt in zijn kont is gestoken.’

‘Markov werd in het been gestoken,’ zei ik.

Larabee keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan.

Ik dacht even na. Indien ricine wordt ingeslikt, ingeademd of ingespoten, veroorzaakt het misselijkheid, kramp, ernstige diarree, stuiptrekkingen, coma en, uiteindelijk, de dood.

‘Vergiftiging door ricine past binnen de uitkomsten van je autopsie,’ zei ik.

‘Het zou bovendien de interesse van de FBI verklaren.’ De telefoon ging. Labaree nam niet op. ‘Het leger doet al jaren onderzoek naar ricine. Ze hebben geprobeerd om kogels en artilleriegranaten met ricine te coaten. Het is getest in clusterbommen. Ik heb het even snel nagekeken toen de testuitslag binnenkwam.’

Hij sloeg met zijn hand op de fax. ‘Ricine is als gecontroleerde stof opgenomen op Lijst I van het Biologische Wapenverdrag van 1972 en het Chemische Wapenverdrag van 1997.’

‘Maar andere toxinen zijn veel effectiever als biologisch wapen. Antrax bijvoorbeeld. In vergelijking met een kilo antrax heb je tonnen ricine nodig.’ Dat had ik ergens gelezen. ‘En ricine breekt relatief snel af. Sporen van antrax blijven decennia dodelijk.’

‘Een doorsnee persoon kan niet zomaar aan antrax komen. Ook niet aan botuline of tetanus. De wonderboom is echter een sierheester. Iedere gek kan die plant in zijn tuin hebben staan.’

Ik wilde iets zeggen maar Larabee was nog niet klaar.

‘Jaarlijks wordt er zo’n miljoen ton aan castorbonen gekweekt. Ongeveer vijf procent daarvan eindigt als afval met een hoge concentratie ricine.’

‘Hoe kan ons slachtoffer met ricine zijn vergiftigd?’ vroeg ik.

‘En hoe is hij op de vuilstort van Concord terechtgekomen?’

‘En waar ís hij?’

Zonder een woord te zeggen zette Larabee zijn bureautelefoon op de speaker en tikte een paar toetsen in. Na tien keer te zijn overgegaan, klonk Hawkins’ stem.

‘Kun je het weer niet zonder me af, doc?’

‘Sorry dat ik je lastigval op je vrije dag.’ Gespannen.

‘Geeft niet.’

‘Het klinkt misschien gek, maar we kunnen het vuilstortlijk niet vinden.’

Geen reactie. Op de achtergrond waren televisiegeluiden van een honkbalwedstrijd hoorbaar.

‘Ben je er nog?’

‘Ja. Ik liet de vraag even bezinken.’

‘Nummer 227-11. De man in het vat.’

‘Ik weet wie je bedoelt.’

‘Dokter Brennan en ik kunnen hem niet vinden.’

‘Logisch. Hij is weg.’

‘Weg?’ Larabee draaide het snoer van de telefoon een paar keer om zijn vinger en toen weer terug.

‘Hij is opgehaald door een begrafenisondernemer.’

‘Maar ik heb nergens getekend voor het vrijgeven van het lichaam,’ snauwde Larabee.

Joe antwoordde met stilte.

‘Sorry, maar ik probeer het te begrijpen.’

‘Die FBI-agent, eh… ik ben zijn naam vergeten.’

‘Williams.’

‘Ja, Williams. Je zei dat ik de zaak moest afhandelen. Dat heb ik gedaan.’

‘Wat bedoel je?’

‘Hij heeft je gifmonsters zaterdag meegenomen. Zondag belde hij dat hij een busje zou sturen en dat nummer 227-11 klaargemaakt moest worden voor transport. Hij heeft de röntgenfoto’s ook meegenomen.’

‘Het lichaam is gisteren uit het mortuarium opgehaald?’

‘De formulieren moeten er liggen, doc.’

Larabees blik kruiste de mijne.

‘Dank je, Joe.’

Larabee hing op.

Samen haastten we ons naar het kantoortje van mevrouw Flowers.

‘Heeft Joe gisteren een overdrachtsformulier achtergelaten?’

Mevrouw Flowers keek de formulieren in haar postbakje door, haalde er een uit en gaf het aan Larabee.

‘Wat betekent SD-transport in godsnaam?’ zei Larabee onder het lezen.

‘Nooit van gehoord,’ zei ik.

FBI-agent Williams heeft voor het stoffelijk overschot getekend.’

‘Niet een begrafenisondernemer?’

‘Nee.’ Larabee drukte me het formulier in handen.

Achter ons was mevrouw Flowers doodstil geworden. Ik wist dat ze meeluisterde.

‘Dit is te gek voor woorden,’ brieste Larabee. ‘Een lijkschouwer moet onafhankelijk zijn werk kunnen doen. Het kan toch niet zo zijn dat de overheid agenten stuurt om lijken uit mijn mortuarium in beslag te nemen?’

Toen viel het kwartje.

‘Je zei toch dat de overheid geïnteresseerd is in ricine als mogelijk biologisch wapen?’

‘Ja, en?’

‘Ted Raines werkt voor de CDC.’

‘Die vent die vorige week als vermist is opgegeven?’

Ik knikte.

Toen de implicatie van mijn opmerking tot Larabee doordrong, begon hij te ijsberen.

Mevrouw Flowers keek toe; haar ogen gingen heen en weer, alsof ze een tenniswedstrijd volgde.

‘De smeerlap.’ Larabees gezicht liep paars aan.

‘Krijg geen hartaanval,’ zei ik.

‘Hoe kan ik iemand identificeren als ik geen lichaam en geen röntgenfoto’s heb?’

‘Misschien wil de FBI niet dat het lichaam wordt geïdentificeerd.’

We dachten over mijn opmerking na toen er een andere mogelijkheid in me opkwam.

‘Ik heb van nummer 227-11 botmonsters afgenomen voor het geval we een DNA-test wilden laten doen.’

Larabee en ik snelden naar de stinkkamer.

Ik keek op de kast. In de laden. In de kleine koelkast die ik gebruikte om monsters in te bewaren.

De grote autopsiekamer.

Mijn kantoortje.

De schappen in de koelruimte.

Het pathologisch lab.

De botmonsters waren verdwenen.