28


En Julia zei

Au revoir tristesse. Jackson reed met het dak open terwijl de Dixie Chicks luid uit de stereo van de auto klonken. Hij pikte hen op bij het vliegveld van Montpellier. Ze waren gekleed voor de cabriolet, met zonnebrillen en sjaals van chiffon, waardoor Julia eruitzag als een filmster uit de jaren vijftig en Amelia niet. Julia had hem per telefoon verteld dat Amelia tegenwoordig een stuk opgewekter was, maar als dat zo was, hield ze dat voor zichzelf, want ze zat daar op de achterbank van zijn nieuwe bmw M3 te protesteren en te kreunen bij alles wat Julia zei. Het speet Jackson ineens dat hij niet de two-seater bmw Z8 had gekocht, dan hadden ze Amelia in de kofferbak kunnen zetten.

‘Sigaret?’ bood Julia aan, en Jackson zei: ‘Nee, ik ben gestopt,’ en Julia zei: ‘Goed zo, meneer B.’

Ze reden Montpellier binnen, waar het heel warm was en waar ze bij een café op het stadsplein een klein zilveren schaaltje ijs aten – glaces artisanales. Julia bestelde en Jackson was onder de indruk van haar uitstekende Frans.

‘Ze is ooit een poedel geweest,’ zei Amelia (ondoorgrondelijk), en Julia zei: ‘Wees toch niet zo’n brombeer, Milly, we zijn en vacances,’ en Amelia zei: ‘Jij bent altijd op vakantie,’ en Julia zei: ‘Ach, ik kan me ergere manieren voorstellen om je leven te leiden,’ en Jackson vroeg zich af of hij soms verliefd was op Julia en toen betrok de lucht ineens tot de kleur van rijpe pruimen uit Agen, rommelde de donder in de verte en roffelden de eerste zware regendruppels op het zeildoekse zonnescherm van het café, en Julia haalde (op een lofwaardige Franse manier) tegenover Jackson haar schouders op en zei: ‘C’est la vie, meneer Brodie, c’est la vie.’