35
Daar stond Liz te grijnzen. ‘Het is ons gelukt.’
Ik lachte, een beverig nog-even-en-ik-ga-huilen-lachje, en mijn knieën knikten van opluchting.
Ze liep op me af. ‘Oké, ik neem aan dat die loser een telekinetische halfdemon is, net als ik. Van het experiment?’
Ik knikte.
‘Dat betekent toch niet dat ik familie van hem ben, hè?’
‘Volgens mij niet.’
‘Gelukkig, want er komen in mijn familie al genoeg gekken voor. Over gekken gesproken: jij lijkt er een soort radar voor te hebben, hè?’
‘Kennelijk wel.’
‘Bij mij werkte het in elk geval wel, al ben ik kennelijk nog net niet gek genoeg, want ik heb er een eeuwigheid over gedaan om je te vinden. Ik hoorde je roepen, maar antwoorden viel nog niet mee.’
‘Dank je.’
Mijn stem klonk onvast. Liz haastte zich op me af en sloeg haar arm om mijn schouder. Ik kon haar omhelzing niet voelen, maar ik kon me die wel voorstellen.
‘Je lijfwacht de klopgeest is weer op haar post. Samen kunnen we al die grote, enge spoken wel aan. Ik ros ze af en jij kegelt ze eruit.’ Ze grijnsde. ‘Hé, dat bekt best lekker.’
Ik glimlachte. ‘Inderdaad.’
‘En over groot en eng gesproken: ik heb zo’n idee dat je hier samen met Derek bent en dat je hem helpt in een wolf te veranderen. Ik zou hem maar gaan halen als ik jou was, want er lopen in dit bos niet alleen losers rond die met stenen en stokken smijten. Er lopen ook losers rond met spreuken en wapens.’ Ze nam me doordringend op. ‘En waarom krijg ik de indruk dat dat geen verrassing voor je is?’
Ik legde het uit, zo snel en zo zachtjes als ik kon.
‘Die Andrew spreekt de waarheid,’ zei ze. ‘Er lopen hier vier mensen rond, allemaal in het zwart, met walkietalkies en geweren. Het zijn er dus niet veel, maar ze hebben wel wat hightechmiddeltjes tot hun beschikking – gewone en bovennatuurlijke. Ze hebben struikeldraden gespannen en van die dingen met infraroodlasers, en ik hoorde ze praten over iets wat ze grensspreuken noemden.’
‘Dan moeten we terug, en...’
‘Sst. Er komt iemand aan.’
Ik ging op mijn hurken zitten.
Liz fluisterde in mijn oor: ‘Ik geloof niet dat het onze vriend de klopgeest is, maar wacht hier op me, dan ga ik even kijken.’
Ze vertrok. Ik bleef zo dicht mogelijk bij de grond. Toen er een reusachtige gestalte vlak voor me opdook slaakte ik een verschrikte kreet. De gestalte sprong op me af.
‘Ik ben het,’ fluisterde een bekende stem.
‘Der...’
Baf. Hij struikelde. Liz stond achter hem, met een stevige tak in haar handen.
‘Liz, het is...’
Ze sloeg hem nog een keer, een homerun tussen de schouderbladen, en hij sloeg met een kreun en een vloek tegen de grond. Ze herkende de stem – of de verwensing – en boog zich over hem heen om hem beter te bekijken.
‘Oeps.’
‘Ik vind dat hij het verdient. Moet hij mensen maar niet zo besluipen.’ Simon dook op uit de richting waar Derek ook vandaan was gekomen. Hij keek om zich heen. ‘Hoi, Liz...’ Ik wees naar haar, en hij draaide zich de goede kant op.
‘Hoi, Simon.’
Ik bracht haar groet over terwijl Derek mopperend overeind kwam.
‘Zei iemand nou dat Liz er is?’ Tori strompelde tussen de bomen vandaan.
Toen ik naar Liz wees, zette Tori de stralendste glimlach op die ik op haar gezicht had gezien sinds... nou ja, ik weet niet sinds wanneer. In Lyle House was Liz Tori’s vriendin geweest, en ze zeiden elkaar gedag, met mij als tussenpersoon.
‘Wat doen jullie hier?’ vroeg ik.
‘Wij zijn jouw officiële reddingsploeg,’ zei Tori. ‘Compleet met bloedhond.’
Ze gebaarde naar Derek, die zijn spijkerbroek stond af te kloppen.
‘Ik heb een briefje voor je achtergelaten,’ zei ik tegen Derek. ‘Om je te laten weten waar ik naartoe was en waarom.’
‘Hij heeft het gekregen,’ zei Simon. ‘Maakte niets uit.’
Derek keek me boos aan. ‘Wat denk je nou? Zolang ik maar een briefje achterlaat is het niet erg als ik iets...’
‘Waag het niet te zeggen dat ik iets stoms heb gedaan,’ waarschuwde ik hem.
‘Waarom niet? Het wás toch stom?’
Simon kromp ineen en mompelde: ‘Rustig aan, broer.’
‘Laat maar,’ zei ik. ‘Ik ben het wel gewend.’
Ik keek Derek aan. Hij aarzelde even, maar sloeg toen zijn armen over elkaar en stak zijn kin naar voren.
‘Het was stom,’ zei hij. ‘Riskant en gevaarlijk. Er lopen hier misschien wel mensen met geweren rond...’
‘Ja, dat is zo.’ Ik draaide me om naar Simon en Tori. ‘Liz heeft ze gezien. Andrew sprak de waarheid. We moeten terug naar binnen voordat ze ons horen ruziën.’
In stilte liepen we terug. Bij de achterdeur bleef Liz staan. Ze stak haar hand uit, met de palm naar voren, en het was alsof ze tegen een glazen ruit duwde.
‘Ik denk dat er een spreuk is om geesten buiten te houden, net als in Lyle House,’ zei ik. ‘Misschien kun je in de kelder of op de zolder komen, net als daar. Andere geesten is het ook gelukt. Ik ga wel...’
‘Ik red me hier buiten wel, Chloe. Ga maar doen wat je moet doen.’
Ik aarzelde.
Ze glimlachte. ‘Ik meen het. Ik loop niet weg. Als je me nodig hebt ben ik er, goed?’
Ik was nog niet binnen of ik wenste al dat ik buiten was gebleven, bij Liz.
‘Je was boos op me omdat ik op het dak bleef,’ zei Derek, die meteen op me af kwam.
‘Dus ik ben weggegaan om jou een loer te draaien?’
‘Natuurlijk niet. Maar je was boos op me omdat ik een risico had genomen. Dus heb jij hetzelfde gedaan, om iets duidelijk te maken.’
‘Ik zou mijn leven nooit op het spel zetten vanwege een ruzie met jou, Derek. En ik was niet boos op je. Van streek, ja. Bezorgd, absoluut. Maar ik dacht dat mijn mening nu meer voor je betekende, en het is maar goed dat je die misvatting snel hebt rechtgezet.’
Hij werd lijkbleek. ‘Ik...’
‘Ik ben naar buiten gegaan om de reden die ik in mijn briefje noemde. Omdat we het moesten weten en omdat ik de meest geschikte persoon was om het te achterhalen.’
‘Waarom? Heb je nachtogen? Bovennatuurlijke kracht? Bovennatuurlijke zintuigen?’
‘Nee, maar degene die dat allemaal wel heeft wilde niet van het dak af komen, dus de op één na geschiktste persoon was degene die dat allemaal niet heeft. Degene van wie ze weten dat ze geen bedreiging vormt.’
‘Ze heeft gelijk,’ zei Simon, die achter ons opdook, zachtjes. ‘Het staat je niet aan wat ze heeft gedaan, maar jij weet net zo goed als ik dat het moest gebeuren.’
‘Dan hadden we dat samen moeten beslissen.’
‘Zou je naar me hebben geluisterd?’ vroeg ik.
Hij gaf geen antwoord.
Ik ging door. ‘Ik kon niet met jou praten, want je zou me hebben tegengehouden. Ik kon niet met Tori praten, want dan zou je haar er de schuld van geven dat ik weg was. Ik kon niet met Simon praten, want die wéét dat je hem de schuld zou geven, dus hij zou me ook hebben tegengehouden. Ik vind het niet leuk om dingen stiekem te doen, maar je laat me geen keus. Voor jou is alles zwart-wit. Als Simon en ik een risico nemen, zijn we dom en roekeloos. Als jij het doet, zijn we niet wijs omdat we ons zorgen maken.’
‘Dat heb ik nooit gezegd.’
‘Heb je op het dak naar me geluisterd?’
‘Ik zei toch dat ik naar binnen kwam.’
‘Wanneer? Ik ben ruim een kwartier later weggegaan, en toen was Simon nog steeds aan het proberen je naar binnen te krijgen.’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Genoeg. We hebben geen tijd om te kibbelen. We moeten plannen maken.’