14
Tori en ik waren op weg naar de trap toen ik zware voetstappen hoorde. Ik hoopte dat het Simon was. Vurig. Maar ik wist dat hij het niet was. Ik draaide me om en zag dat Derek met een boos gezicht op ons af kwam.
‘Ik regel dit wel,’ zei Tori.
‘Laat mij maar.’ Ik verhief mijn stem toen hij vlakbij was. ‘We hadden een probleempje...’
‘Dat heb ik gehoord.’ Hij bleef een meter voor me staan, alsof hij zijn best deed niet dreigend over te komen, maar het hielp niet. Al stond hij aan de andere kant van de kamer, dan nog kon hij dreigend overkomen.
‘Dan heb je ook gehoord dat het haar schuld niet was,’ zei Tori.
Hij keurde haar geen blik waardig en pinde me vast op mijn plaats met die doordringende blik van hem. ‘Heb je geesten opgeroepen op een begraafplaats?’
‘Ja.’
‘Terwijl je wist dat dat een probleem kon zijn?’
‘Ja.’
‘Ze had geen keus,’ zei Tori.
‘Ze heeft altijd een keus. Ze kan nee zeggen.’
‘Dat heb ik geprobeerd,’ zei ik.
‘Je kunt niet proberen om nee te zeggen. Je doet het of je doet het niet.’ Hij dempte zijn stem en een deel van de woede vervloog, maar er klonk nog steeds een scherpe toon in door. ‘Het is niet genoeg om het alleen maar te zeggen, Chloe. Je moet voet bij stuk houden, en dat dringt kennelijk maar niet tot je door.’
‘Ho eens even,’ zei Tori. ‘Nu ga je te ver.’
‘Hij heeft ergens wel gelijk,’ mompelde ik.
‘Hè? Je bent ook zo’n...’ Ze zocht verwoed naar het juiste woord. ‘Dat hoef je heus niet te pikken, Chloe. Het kan me niet schelen hoe groot of hoe slim hij is, hij heeft het recht niet om zo tegen je tekeer te gaan. Je hebt je best gedaan.’
Ik had me ertoe laten overhalen iets te doen waarvan ik wist dat het niet goed was.
‘Waar denk je dat ze het over hebben daar binnen?’ vroeg Derek. ‘Hoe ze ons kunnen helpen onze krachten te beheersen?’
‘We weten waar ze het over hebben, Derek. En ik weet wat ik heb gedaan. Precies datgene waarvan jij gisteren zei dat we het niet moesten doen. Ik heb iedereen die ons niet wil helpen daar een goede reden voor gegeven.’
Hij opende zijn mond. Sloot hem weer. Je zou denken dat ik wat punten had gescoord omdat ik dat had beseft voordat hij het me vertelde. Maar hij wilde iets duidelijk maken, en het enige wat ik had gedaan was een obstakel opwerpen, en hij werd er maar heel even door van zijn stuk gebracht voordat hij onverdroten verderging.
‘Het juiste woord is “nee”, Chloe. Nee, dat doe ik niet. Nee, ik vind het niet veilig. En als je me onder druk zet – nou, sorry, maar opeens lukt het me niet meer om een geest op te roepen.’
‘Ik...’
‘Stel dat ze mij vroegen hoe sterk ik was. Denk je dan dat ik de kamer binnen zou lopen en de bank voor hen zou optillen?’
‘Dat wilde ik helemaal niet...’
‘Maar dat deed je wel. Je hebt hun uitgebreid laten zien hoeveel kracht je hebt, en nu zullen ze zich gaan afvragen of ze het bij de Edison-groep toch bij het rechte eind hadden toen ze ons wilden opsluiten... en zelfs vermoorden.’
‘Ach, toe zeg,’ zei Tori. ‘Ze zouden nooit...’
‘Weet je dat zeker?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Als je dat geloofde, Derek, dan zou je hier niet meer zijn. Dan zou je boven zijn bij Simon en zijn tas voor hem staan in te pakken.’
‘O, ja? En waar moet ik dan naartoe? De Edison-groep is ons gevolgd naar de cottage van Andrew, en we weten nog steeds niet hoe ze daarin zijn geslaagd. En wat hebben ze daar met ons gedaan? Hebben ze ons vriendelijk gevraagd mee te komen? Een paar verdovingspijltjes op ons afgevuurd? Nee, ze hebben echt op ons geschoten. Met kogels. We kunnen geen kant op, Chloe.’
‘Wat er vandaag ook is gebeurd, ze heeft het niet expres gedaan,’ zei Tori.
Hij klemde zijn kaken op elkaar en richtte zijn woede op haar. ‘Waarom spring je opeens voor haar in de bres? Heb je soms een reden om goede vriendjes met haar te worden?’
‘Wat wil je daar nou weer mee zeggen?’
‘Dat ik je niet vertrouw, Tori.’
‘Eh... ja, dat is me al een poosje volkomen duidelijk.’
Achter Tori en Derek verscheen Simon in de deuropening. Hij gebaarde naar me en zei geluidloos: ‘Maak dat je wegkomt, nu het nog kan.’
Geen slecht idee. Ik sloop langs hen heen en glipte de deur uit, naar de plek waar Simon op me stond te wachten. Toen keek ik achterom naar Tori.
‘Maak je over haar maar geen zorgen,’ zei hij. ‘Waarschijnlijk heeft ze in dagen niet zoveel lol gehad.’ Hij nam me mee naar de aangrenzende kamer. ‘Helaas kan ik dat over Derek niet zeggen, en zodra hij even ophoudt met ruziën en merkt dat je weg bent...’
‘Hé!’ riep Derek. ‘Waar gaan jullie tweeën naartoe?’
Simon pakte me bij mijn elleboog en leidde me op een drafje door het huis, terwijl achter ons Dereks voetstappen klonken. Simon liep door tot we buiten waren.
Hij nam me mee naar een bankje in de tuin, en we gingen zitten. Ik wierp een vluchtige blik op het huis.
‘Rustig maar. Hij laat het wel uit zijn hoofd om zo stom te doen als ik erbij ben.’
Hij leunde achterover op het bankje, sloeg zijn arm om mijn schouders en keek me vanuit zijn ooghoeken aan, om te zien of ik dat wel goedvond. Ik schoof dichter naar hem toe, en hij glimlachte.
‘Oké, wat is er nou precies gebeurd tijdens je les?’ vroeg hij. ‘Ik weet dat het niet fraai was, maar de details heb ik niet meegekregen.’
Ik vertelde het hem, en toen ik klaar was schudde hij zijn hoofd. ‘Is ze soms niet goed bij haar hoofd? Waarom nam ze je voor een les in necromantie in vredesnaam mee naar een kerkhof?’
Dat was precies wat ik wilde horen, maar ik wist ook dat het de makkelijke uitweg was. Iemand anders de schuld geven, precies zoals Margaret had gedaan. Ja, zij had er een aandeel in gehad, maar dat gold voor mij ook.
Derek had gelijk. Ik had moeten weigeren. Ik moest zelf de verantwoordelijkheid nemen, ook al betekende dat dat ik nee moest zeggen tegen een gezagdrager, want ik was de enige die precies wist waartoe ik in staat was.
‘Hou je van ijsjes?’
‘Hè?’
Simon glimlachte. ‘Dat trok tenminste de aandacht.’
‘Sorry, ik zat gewoon...’
‘Te piekeren. En daarom gaan wij samen een ijsje halen. Daarstraks zijn Derek en ik samen gaan hardlopen, en toen hebben we een kleine kilometer verderop een benzinestation gevonden.’ Hij wees. ‘Er hing een ijskaart achter het raam, dus daar gaan we na het eten naartoe.’
‘Ik denk niet dat ze me nu de deur uit laten gaan.’
‘Dat zullen we nog weleens zien. Nou? Ga je mee? Het is niet helemaal wat ik in gedachten had voor een eerste afspraakje, maar we zitten hier nog wel even en ik heb genoeg van het wachten.’
‘A-afspraakje?’
Hij keek me kort aan. ‘Vind je dat goed?’
‘Natuurlijk. Ja. Nou en of.’ Mijn wangen werden vuurrood. ‘Oké, dat proberen we nog een keer, maar dan iets minder enthousiast.’
Hij grijnsde. ‘Niks mis mee, met enthousiasme. Dat is dan afgesproken. Ik ga wel met Andrew praten.’
Nog even en ik had mijn eerste afspraakje. Niet alleen mijn eerste afspraakje met Simon, maar ook mijn eerste afspraakje in mijn hele leven. Niet dat ik van plan was hem dat te vertellen, natuurlijk. Hij zou het niet erg vinden, daar niet van; waarschijnlijk zou hij grappen dat de druk voor hem zo wel erg groot werd. Dat ik op mijn vijftiende nog nooit een afspraakje had gehad was op zich natuurlijk niet zo raar, maar het voelde wel raar, net als het feit dat ik pas op mijn vijftiende voor het eerst ongesteld was geworden, en dat had ik al helemaal niet rondgebazuind.
Een afspraakje, met Simon. Ik had er vrij snel mee ingestemd, maar pas toen we naar binnen gingen voor het middageten besefte ik wat het betekende.
Het was alsof ik weer voor de poort van het kerkhof stond: mijn gevoel vertelde me dat dit een heel, heel slecht idee was. Een afspraakje, terwijl we op de vlucht waren om in leven te blijven? Een afspraakje met een van de jongens met wie ik op de vlucht was? Stel dat het een ramp werd? Hoe zouden we dan nog...
Maar het zou geen ramp worden. Het was immers Simon maar, dus het kwam heus wel goed.
Ik moest gewoon rustig blijven. Helaas maakte de lunch dat er niet gemakkelijker op.
Margaret was weg, maar kennelijk had ze Russell verteld wat er was gebeurd, en hij was als een hongerige gier op ons af gekomen, in de hoop ons te kunnen betrappen op een schrikwekkende demonstratie van onbeheersbare krachten.
Andrew had hem eruit moeten gooien. Dat deed hij niet, waarschijnlijk omdat het hem beter leek Russell te laten zien dat we gewoon een stel normale tieners waren. Maar we voelden ons er allemaal heel ongemakkelijk onder, en ik nog het meest, want ik voelde dat Russell met die vage trek van afkeer om zijn mond naar me zat te kijken terwijl ik moeizaam probeerde te eten. Het meisje dat de doden kon opwekken. De necromancerfreak.
Na het middageten vluchtte ik naar mijn kamer. Simon probeerde me naar buiten te lokken, maar ik zei dat ik moe was en grapte dat ik tijdens ons afspraakje niet in slaap wilde vallen. Om een uur of drie klopte Derek op de deur en riep bars: ‘Je kunt maar beter naar buiten komen. Simon maakt zich zorgen.’ Toen ik zei dat ik een dutje wilde doen, zweeg hij even, en ik meende dat ik hem hoorde zuchten en met zijn voeten hoorde schuifelen, alsof hij nog iets wilde zeggen, dus stond ik op en liep naar de deur, met de bedoeling om naar buiten te lopen en dan te zeggen: ‘O, ik wist niet dat je er nog stond.’
Ik hoopte dat hij nog iets wilde zeggen. Geen sorry omdat hij me zo op mijn falie had gegeven – dat was waarschijnlijk te veel gevraagd – maar iets wat me een excuus zou geven om met hem te praten over wat er op het kerkhof was gebeurd, en wat ik kon doen als het nog erger werd.
Eigenlijk wilde ik gewoon dat hij niet meer boos op me zou zijn en weer die andere Derek zou worden, de jongen met wie ik kon praten, die ik mijn geheimen kon toevertrouwen. Maar toen ik de deur opendeed was de gang leeg. Ik ging weer naar bed.