23
‘Ik... Ik wilde hem niet...’ begon Derek.
Hij kroop haastig onder Liam vandaan. Het lichaam van de weerwolf viel slap op zijn zij, met zijn hoofd in een onnatuurlijke houding op zijn gebroken nek.
Derek slikte. Het geluid galmde door de stilte.
‘Ik wilde hem niet... Ik wilde alleen... Ik probeerde hem gewoon tegen te houden.’
‘Het was niet je bedoeling,’ zei ik zachtjes. ‘Maar het was wel zíjn bedoeling.’
Hij keek me aan met ogen die maar niet scherp wilden worden.
‘Hij zou je hebben vermoord,’ zei ik. ‘Ons allebei, als het erop aan was gekomen. Het was misschien niet je bedoeling, maar...’
Ik maakte mijn zin niet af. Ik had kunnen zeggen dat de wereld beter af was zonder Liam, maar we wisten allebei dat het er niet om ging of Liam het verdiende te sterven, maar of Derek het verdiende de schuld te dragen voor iemands dood. En dat was niet zo.
‘Voor jou was het geen gevecht op leven en dood, maar voor hem wel.’
Derek knikte en wreef over zijn nek. Hij kromp ineen toen hij een schram raakte.
‘Gaat het?’
‘Ja. Alleen een paar schrammen en builen. Ik genees snel. Misschien dat ik hier een paar hechtingen nodig heb...’
Hij wierp een blik op de met bloed besmeurde jaap in zijn zij... en besefte dat hij geen kleren aanhad. Ik zou liegen als ik zei dat het mij nog niet was opgevallen. Het was bovendien nogal logisch. Alsof hij eerst rustig zijn kleren bij elkaar zou zoeken voordat hij Liam te lijf ging!
Gelukkig had ik onder de omstandigheden geen tijd gehad om stil te staan bij zijn naaktheid. Tijdens het gevecht, en nu hij op zijn hurken zat, was er niets wat ik nog niet had gezien toen hij alleen zijn boxershort aanhad. Desondanks werd hij vuurrood.
Ik trok mijn jasje uit en gaf het hem woordeloos aan, en hij knoopte het met een gemompeld dankjewel om zijn middel. Toen zei hij: ‘We kunnen maar beter gaan.’
Alleen gingen we niet. We vervielen in stilzwijgen, en Derek bleef op zijn hurken naast Liam zitten, met zijn hoofd gebogen, zodat zijn haar voor zijn gezicht viel. Zijn rug en armen glommen van het zweet. Hij rilde.
‘Ik ga je kleren wel even halen,’ zei ik. Ik wilde opstaan.
Hij pakte me bij mijn elleboog. ‘Ramon.’
‘O, ja.’
Ik knipperde verwoed met mijn ogen, want ik voelde me een beetje verdoofd – van de shock, neem ik aan. Een van ons moest zijn brein aanzwengelen, en Derek leek daar niet toe in staat; hij zat maar te staren naar de man die hij had gedood.
‘We moeten hem verplaatsen,’ zei ik. ‘In elk geval naar de struiken, voorlopig, zodat het lichaam niet te zien is. Dan komen we morgen wel terug om hem te begraven.’
Ik kon mijn eigen oren niet geloven. Een lichaam verbergen? Een lichaam?
En wat is het alternatief? Hem midden op het pad laten liggen en maar hopen dat de buren hier geen wandelingetje gaan maken?
Oké, dus ik had nooit verwacht dat ik me ooit nog eens van een lichaam zou moeten ontdoen, behalve misschien in een filmscenario, maar zo zag mijn leven er nu eenmaal uit. Ik kon twee dingen doen: me aanpassen of het opgeven.
Ik stond op, pakte Liams arm beet en gaf er voorzichtig een rukje aan.
‘Laat mij maar.’ Derek stond op. ‘Ik draag hem wel. We mogen geen sleepsporen achterlaten of zoiets, en we moeten hem meteen begraven, zodat de honden hem niet vinden.’
‘Wie moet je begraven?’ vroeg iemand naast me.
Ik schrok zo hevig dat mijn hart in mijn keel leek te schieten.
‘Chloe?’ vroeg Derek.
Ik draaide me om en zag dat Liam op ons af kwam lopen.
‘Chloe?’ vroeg Derek weer.
‘Het is L-Liam. Zijn geest.’
Liam bleef staan. ‘Geest?’ Hij keek naar mij en vervolgens naar zijn lichaam, op de grond. Hij vloekte.
‘Je bent dood,’ zei ik.
‘Dat zie ik. Dan ben jij kennelijk zo iemand die met de doden kan praten en...’ – hij wierp een blik op de lijken van het konijn en de hond en trok zijn lip op – ‘de doden kan opwekken.’
Zijn blik gleed terug naar zijn eigen lichaam, en hij vloekte opnieuw.
Ik schraapte mijn keel. ‘Nu je hier toch bent, heb ik een paar vragen voor je.’
Hij keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Grapje, zeker?’
‘Nee.’ Ik knielde naast zijn lichaam neer en stak mijn hand in zijn zak.
‘Chloe?’ Met gefronste wenkbrauwen kwam Derek dichterbij.
Ik pakte Liams mobieltje. ‘Iemand heeft hem gebeld. Iemand die dit volgens mij allemaal heeft geregeld en die mij kent, die weet hoe ik heet.’ Ik keek naar Liams geest. ‘Wie is het?’
Hij lachte verstikt. ‘Dit meen je toch zeker niet? Ik ben net dood. Je vriendje heeft me vermoord. Verwacht je nu echt dat ik gezellig een babbeltje met je ga maken? Dat zou ik best willen, hoor, maar op het moment ben ik daar een beetje te getraumatiseerd voor. Misschien een andere keer.’
Hij draaide zich om en wilde weggaan. Ik versperde hem snel de weg.
‘Je staat op het punt het hiernamaals binnen te gaan,’ zei ik. ‘Dit is je laatste kans om iets goed te doen.’
‘Hm, tja, als je het zo stelt...’ Hij rolde met zijn ogen. ‘Ik heb niets met herkansingen. Ik heb niets gedaan waar ik spijt van heb. Als je antwoorden wilt...’
Hij deed een stap dichterbij en torende boven me uit. Ik weerstond de aandrang om terug te deinzen, maar kennelijk verstijfde ik, want Derek kwam dichterbij en fluisterde: ‘Laat je niet door hem op de kast jagen.’
‘Op de kast jagen?’ vroeg Liam. ‘Kan ik het helpen dat ze geen genoeg kan krijgen van mijn gezelschap?’ Hij keek weer op me neer. ‘Zoals ik al zei: als je antwoorden wilt, zul je er zelf naar op zoek moeten gaan. En probeer ondertussen een beetje lol te maken, want ik heb het gevoel dat we elkaar heel snel weer terug zullen zien... aan deze zijde.’
Dereks greep op mijn arm verstrakte. Toen ik me los wilde trekken boog hij naar me toe en fluisterde: ‘Laat hem gaan. Het is het niet waard.’
‘Luister maar naar je vriendje, schatje,’ riep Liam, terwijl hij met grote passen wegliep.
Ik rechtte mijn rug. ‘Wat vond je van mijn zombies?’
Liam bleef staan en draaide zich langzaam om.
Ik gebaarde naar de dode hond. ‘Weet je hoe ik dat heb gedaan?’
‘Kan het me iets schelen?’
‘Als je verstandig bent, wel. Necromancers wekken de doden tot leven door een geest – zoals jij – terug te sturen naar zijn lichaam, en dan moet hij mij gehoorzamen, zoals je daarstraks al hebt gezien. Het werkt bij mensen niet anders dan bij dieren. Dus óf je beantwoordt mijn vragen, óf ik stop je daarin terug.’ Ik wees naar zijn lijk.
Hij lachte. ‘Ik wil eigenlijk zeggen dat je ballen hebt, maar dat lijkt me een tikkeltje ongepast.’
‘Denk je soms dat ik een grapje maak?’
Hij antwoordde door me de rug toe te keren en weg te lopen. Ik sloot mijn ogen en stelde me voor dat ik hem naar zijn lichaam trok, een klein stukje maar.
‘Hé,’ zei hij. ‘Hé!’
Ik opende mijn ogen en zag hem vechten tegen een onzichtbare kracht.
‘Dacht je dat ik blufte?’
Ik zette een tandje bij, en hij struikelde. Ik gaf nog een ruk. Zijn geest schoot een paar meter in de richting van zijn lichaam.
‘Oké, goed dan,’ snauwde hij. ‘Wat wil je weten?’
‘Wie heeft je ingehuurd?’
‘Je hebt mijn mobieltje. Zoek het zelf maar uit.’
Ik vertelde Derek wat Liam had gezegd en vroeg vervolgens: ‘Was het de Edison-groep?’
Hij trok een gezicht. ‘Het elektriciteitsbedrijf?’
‘Was het ene Marcel Davidoff?’
‘Wie?’
‘Diane Enright?’
‘Hij heeft gelijk,’ fluisterde Derek. ‘Je hebt zijn mobieltje. Vraag hem iets anders.’
‘Toen je ons voor de eerste keer zag, op de speelplaats, zei je dat jullie Dereks geur hadden opgevangen toen jullie even de auto aan de kant van de weg zetten en uitstapten. Dat was gelogen, hè?’
‘Iedereen liegt weleens, liefje. Wen er maar aan.’
‘Iemand heeft je ingehuurd om Derek uit de weg te ruimen.’
‘Je hebt het door. Dus nu heb je me niet meer nodig...’
‘Waarom?’
‘Hoe bedoel je, waarom?’
‘Waarom willen ze van hem af?’ vroeg ik.
‘Omdat ik een weerwolf ben,’ zei Derek. ‘Zoals Andrew al zei: niemand zit op ons te wachten.’
‘Bingo, pup. Dat is een les die je maar beter zo snel mogelijk kunt leren. Ze zijn allemaal bang voor ons.’ Hij slenterde op Derek af. ‘Je probeert braaf te zijn, toch? Omdat je denkt dat je ze zo kunt laten zien dat ze het mis hebben. En, lukt het een beetje? Ik zal je een geheimpje verklappen. Het kan ze niks schelen. In hun ogen ben je een monster, en je kunt niets doen – of laten – om ze van gedachten te doen veranderen. Wil je een goede raad? Geef ze wat ze willen. Het leven is kort en wreed.’ Hij glimlachte. ‘Maak er wat van.’
Derek keek geduldig wachtend recht voor zich uit.
‘Hij kan geen woord verstaan van wat ik zeg, hè?’ zei Liam.
‘Nee.’
Hij slaakte een verwensing. ‘Probeer ik mijn moeizaam verworven wijsheden over te brengen op een nieuwe gene...’
Liam verdween. Ik schrok me wild en keek verbaasd om me heen.
‘Chloe?’
‘Hij is weg.’
‘Vertrokken?’
‘Nee, hij...’ Ik bleef om me heen kijken, maar zag geen spookachtige zindering. ‘Het ene moment stond hij nog tegen me te praten en het volgende moment was hij verdwenen, alsof iemand hem naar gene zijde sleurde.’
‘Wat zei hij?’ vroeg Derek.
‘Niets wat we niet al eerder...’
Derek draaide zich met een ruk om. Een meter of tien verderop liep een man op het pad. Ramon. Derek ging voor me staan.
Ramon stak zijn hand uit, met de handpalm naar buiten gekeerd, om te laten zien dat hij niet gewapend was. Zijn gebroken arm hing langs zijn zij. Toen hij op ons af liep, zagen we dat hij blauwe plekken op zijn kaak had en dat zijn shirt aan de zijkant doorweekt was van het bloed. Bij elke stap kromp hij ineen van pijn.
‘Ik heb geen zin om met je te vechten, knul,’ zei hij. ‘Als je het echt wilt zal ik mijn best doen, maar ik hou het liever op een remise.’
Toen hij Liam zag liggen bleef hij staan en schudde zijn hoofd.
‘Het ging per ongeluk,’ zei ik.
‘Ja... Nou ja, hij zal het wel verdiend hebben.’ Weer schudde hij met zijn hoofd, maar er sprak oprecht verdriet uit zijn blik. Na een poosje rukte hij zijn blik los van het lichaam en keek Derek aan.
‘Wat doen we nu?’ vroeg Ramon.
‘We houden het op een remise, zoals je al zei. Maar als je ooit nog achter een van ons aan komt...’
Ramon lachte gespannen. ‘Zie ik eruit alsof ik in staat ben jullie te achtervolgen? Nee, dit was Liams plannetje. Gestoorde idioot...’
‘Iemand heeft jullie tweeën ingehuurd. Wie was het?’
‘Dat moet je aan hem vragen.’ Hij wees met zijn duim naar Liam. ‘Hij was de man met het plan. Altijd al. Ik hobbelde maar een beetje achter hem aan.’
‘Dus je hebt geen idee wie hem heeft ingehuurd?’
‘Een bovennatuurlijke. Een genezer.’
‘Een tovenaar?’ vroeg ik. ‘Een sjamaan?’
‘Geen idee. Ik hou me niet bezig met dat soort dingen. Hoe dan ook, iemand heeft Liam in contact gebracht met een man die op zoek was naar een weerwolf om jou op te sporen’ – hij knikte naar Derek – ‘en je af te leveren bij de Roedel. Toevallig hadden we op dat moment al problemen met de Roedel, dankzij Liam, zoals gewoonlijk.’
‘En dit was de ideale oplossing,’ zei ik. ‘Jullie wilden Derek aan de Roedel uitleveren, hem de schuld geven van die opgegeten man en er nog voor betaald worden ook. En als jullie hem niet levend te pakken konden krijgen, was dat ook geen punt.’
‘Aanvankelijk wel. Die man wilde dat je aan de Roedel zou worden uitgeleverd. Hij leek te denken het wel los zou lopen. Of misschien deed hij maar alsof.’
‘En als de Roedel toch besloot mij te doden, was dat niet zijn schuld,’ zei Derek.
‘Precies. Toen we je de eerste keer kwijtraakten werd hij nerveus. Hij wilde je gewoon uit de weg hebben, goedschiks of kwaadschiks. Mag ik je een goede raad geven?’ Hij keek Derek aan. ‘Maak dat je wegkomt en neem je vriendinnetje mee. Wat je hier ook probeert te doen – bij andere bovennatuurlijken wonen, doen alsof je een van hen bent –, het wordt toch niets. Ze zullen je doorlopend in de gaten houden en verwachten dat je doordraait.’ Ramon schudde zijn hoofd. ‘Weet je iets over wolven, knul?’
‘Een beetje.’
‘Er is een reden dat ze zo ver mogelijk bij mensen uit de buurt blijven. Een kwestie van eeuwenlange ervaring. Mensen houden er niet van als er andere roofdieren in de buurt zijn. Daar worden ze zenuwachtig van. En als ze zenuwachtig worden, proberen ze de dreiging uit te roeien. Nou, dan neem ik maar afscheid van jullie en neem ik mijn maatje mee.’
‘Begraaf je hem wel fatsoenlijk?’ vroeg ik.
Een scherpe lach. ‘Dat is een luxe die voor ons niet is weggelegd. Ik ga de aanbetaling voor de klus incasseren, zijn lichaam bij de Roedel afleveren en proberen het met hen bij te leggen. En nee, het is niet erg netjes om een vriend zoiets aan te doen, maar hier geldt nu eenmaal het recht van de sterkste.’ Hij beantwoordde Dereks blik. ‘Voor ons komt het altijd aan op het recht van de sterkste.’
Met Dereks hulp slaagde Ramon erin het lichaam van Liam over zijn schouder te hijsen, al moest hij zijn tanden op elkaar zetten tegen de pijn die het extra gewicht hem bezorgde. Toen hinkte hij weg, de duisternis in.