22

 

 

Ik rende zo snel als ik kon zo ver mogelijk bij Derek vandaan. Na een poosje zag ik de gestalte van een lange, magere man met licht haar, die met een stok in zijn hand door het bos hinkte. Liam. Het hinken verklaarde waarom hij niet in wolvengedaante rondliep. Als veranderen inderdaad zo pijnlijk was als het eruitzag, kon ik me nauwelijks voorstellen hoe erg het zou zijn als je ook nog gewond was. Die verwonding betekende echter ook dat hij nog een appeltje met iemand te schillen had. Met mij, welteverstaan.

Ik haalde diep adem in een poging mijn wild kloppende hart tot bedaren te brengen. Het werkte niet. Jammer dan. Ik moest hem zo ver mogelijk bij Derek vandaan zien te houden, zodat hij niet kon zien of horen dat die aan het veranderen was.

Ik rende zo dicht naar hem toe als ik durfde en bleef vlak voor hem plotseling stilstaan. Hij bleef staan en glimlachte naar me.

‘Hallo, schatje,’ zei hij lijzig. ‘Ik meende je al te ruiken.’

‘Hoe gaat het met je been?’

Zijn grijns werd een stuk minder vriendelijk, eerder een dreigende grimas. ‘Het doet verrekte pijn.’

‘Sorry.’

‘Daar meen je vast niets van.’

Hij deed een stap dichterbij. Ik deed een stap naar achteren.

‘Maak je geen zorgen,’ zei hij. ‘Ik vergeef het je, van dat been. Ik hou wel van een wijfie met een beetje pit.’ Zijn blik zond een huivering over mijn rug. ‘Dat maakt het een stuk leuker om je te breken. Waar is die dommekracht van een vriendje van je?’ Hij verhief zijn stem. ‘Nogal een laffe actie, pup, dat je dat meisje eropaf stuurt om me af te leiden. Maar eigenlijk was dat wel te verwachten, als je nagaat hoe snel je de vorige keer op de vlucht sloeg.’

Hij luisterde ingespannen om te zien of die steek onder water Derek uit zijn schuilplaats zou lokken.

‘Hij heeft het druk,’ zei ik. ‘Met Ramon. Hij dacht dat ik jou wel aan zou kunnen.’

Liam wierp zijn hoofd in zijn nek en lachte. ‘Jij hebt echt pit. Jij en ik zullen een hoop plezier hebben zodra ik met je vriendje heb afgerekend.’

Hij liep op me af. Ik week uit en leidde hem verder bij Derek vandaan.

‘Wil je tikkertje spelen, schatje? Daar ben ik erg goed in. Zullen we anders Ramon en je vriendje lekker samen laten spelen? Dan gaan wij zelf ook spelen, en...’

Er klonk gezoem. Liam zuchtte, stak zijn hand in zijn zak en klapte een mobiele telefoon open.

‘Ik heb het nogal druk,’ zei hij. Hij zweeg en luisterde. Ik kon aan de andere kant van de lijn een mannenstem horen en meende Dereks naam te horen vallen. ‘Ja, ja, kalm maar. Als je telkens belt krijgen we hem natuurlijk nooit voor je te pakken.’

Liam zei ‘we’, dus kennelijk was het niet Ramon die hem belde. Iemand van de Roedel? Had Liam hun Derek beloofd en was het nu tijd om zijn belofte in te lossen?

‘Hou op met dat gezeur,’ zei Liam. ‘Ik heb toch gezegd dat we hem voor zonsopgang zouden hebben? We zijn alleen even op een kleine complicatie gestuit. Er is een reden dat hij vanavond het bos in is gegaan: hij wilde een beetje rommelen met zijn vriendinnetje.’

Liam keek naar mij. ‘Schattig grietje. Zwartgeverfd haar. Grote blauwe ogen.’ Hij zweeg even. ‘Chloe? Ja, ze ziet er wel uit als een Chloe.’

De Edison-groep? Dat moest haast wel. Op dit moment vond ik dat echter minder belangrijk dan het feit dat de beller, wie het ook was, Liam bezighield en zo Derek wat meer tijd gaf om te veranderen.

‘Ja, nou ja, dat is nu juist het probleem,’ ging Liam verder. ‘We kunnen die twee maar niet bij elkaar vandaan houden. Dus als we hem willen vangen, zullen we haar misschien ook moeten meenemen.’ Hij zweeg weer en luisterde. ‘Natuurlijk zullen we proberen haar met rust te laten, maar...’ Weer een stilte. ‘Ik begrijp het. Je ontdoen van de pup – op wat voor manier dan ook – is voor jou het belangrijkst. Dus je aanvaardt het risico dat er onschuldige slachtoffers vallen?’ Terwijl hij naar het antwoord luisterde, glimlachte hij naar mij. ‘Absoluut. Als we ze niet bij elkaar vandaan kunnen houden, hoef je je over het meisje nooit meer druk te maken. Daar zorg ik wel voor. Heb je nog meer te zeggen? In dat geval kun je me namelijk misschien beter even sms’en, want ik heb het nogal druk.’

Hij hing op. ‘Kennelijk vinden sommige mensen je niet belangrijk genoeg om je in leven te houden, Chloe.’

‘O? Wie dan?’

Hij liet zijn stem dalen tot een theatraal gefluister. ‘Stoute mensen. Het is een harde les, maar het stikt op deze wereld van...’

Hij zweeg toen hij in de verte een kreet hoorde. Hij keerde zich om in de richting van het bosje.

‘Over stoute mensen gesproken: er heeft iemand tegen me gejokt. Je vriendje is helemaal niet met Ramon aan het spelen, hè?’

Ik ging pal voor hem staan.

Hij wilde langs me heen lopen. ‘Ik weet dat je graag een beetje lol wilt maken, maar ik moet eerst met je vriendje afrekenen. Maar maak je geen zorgen. Zo te horen is hij aan het veranderen, en als dat zo is, hoeft dit niet lang te duren.’

Ik sprong weer voor hem.

Zijn glimlach werd dreigend. ‘Bewaar die pit maar voor later. Nu maak je me er alleen maar boos mee, en dat is geen goed idee.’

Ik liet hem passeren, maar volgde hem op zijn hielen terwijl ik naarstig een plan probeerde te bedenken. Ik kon Derek horen kreunen. De verandering had zich weliswaar snel aangediend, maar het duurde wel erg lang voor hij voorbij was.

Derek is weerloos. Als Liam hem zo aantreft, vermoordt hij hem.

Weet ik, weet ik.

Doe dan iets.

Ik trok mijn stiletto, klapte hem open en versnelde mijn pas in een poging geruisloos de afstand tussen mezelf en Liam te overbruggen; ik hield mijn blik strak op zijn rug gericht. Hij keek achterom. Ik verstopte het mes. Hij bleef staan.

‘Als jij nou eens voor me ging lopen?’ zei hij.

‘Hoeft niet.’

Zijn gezicht verhardde. ‘Ga voor me lopen, zodat ik je in de gaten kan houden.’

Toen ik hem passeerde ging mijn blik naar zijn wandelstok. Net als Ramon was hij gewond.

Maak daar gebruik van.

‘J-je zei dat je Derek naar de R-Roedel zou brengen,’ stotterde ik zogenaamd. ‘Dat is toch nog steeds het plan?’

Hij gebaarde alleen maar dat ik moest doorlopen en hield zijn blik gericht op de plek in de verte waar Derek zich bevond.

‘D-doe hem a-alsjeblieft geen...’

Ik dook naar voren en probeerde de stok te pakken, maar hij trok hem snel weg en haalde ermee uit. Hij raakte me zo hard op mijn rug dat de lucht uit mijn longen werd geslagen en ik door de lucht vloog.

Happend naar adem belandde ik op de grond. Mijn gewonde arm brandde. Ik tilde mijn hoofd op en probeerde het waas voor mijn ogen weg te knipperen toen Liam vastberaden op het bosje af liep waar Derek zich schuilhield. Bij elke ademhaling had ik het gevoel dat er een witheet mes in mijn longen werd gestoken.

Doe iets.

Wat dan? Ik was machteloos. Ik...

Nee. Ik was niet machteloos. Ik kon wél iets doen. Bij de gedachte alleen al welde de gal op in mijn keel, maar dat was nog niets vergeleken bij wat ik voelde bij de gedachte dat Liam Derek zou vinden voordat hij klaar was met zijn verandering.

Ik moest hem meer tijd geven.

Ik sloot mijn ogen, concentreerde me en negeerde de alarmbellen. Alles wat ik had stopte ik in mijn oproep... en er gebeurde niets. Al die genetisch gemanipuleerde krachten, en als ik ze dan een keer nodig had werkten ze niet.

Dan zul je dit op de ouderwetse manier moeten doen.

Ik probeerde op te staan. Er trok een felle pijnscheut door me heen, het bos leek te kantelen en mijn maaginhoud borrelde weer op. Ik klemde mijn kaken op elkaar en kroop naar een gevallen tak die vlakbij lag. Ik sloeg mijn vingers eromheen, zette me schrap tegen de pijn en duwde mezelf overeind. Zodra ik weer op de been was rende ik op Liam af. Hij probeerde me te ontwijken, maar ik slaagde erin uit te halen en hem op zijn bovenbeen te raken, precies op de plek waar ik hem drie dagen eerder had gestoken.

Hij brulde het uit en wankelde. Ik sloeg hem nog een keer. Hij ging tegen de grond. In zijn val probeerde hij me vast te grijpen, maar ik danste buiten zijn bereik, met de boomtak geheven. Toen hij wilde opstaan haalde ik opnieuw uit. Deze keer kreeg hij de tak te pakken en slingerde hij me weg. Ik liet de tak los, maar ik zeilde al door de lucht. Ongeveer een meter bij hem vandaan kwam ik weer neer, en ik kroop snel weg toen hij zich omdraaide om me te pakken.

Ik slaagde erin op te krabbelen. Hij wilde zichzelf overeind duwen, maar verstijfde toen en staarde naar iets achter me.

Laat dat alsjeblieft Derek zijn.

Ik draaide me om en zag een halfvergaan konijn, dat zijn gemangelde lijfje in mijn richting sleepte. Zijn oren waren gescheurde repen leerachtige huid. Zijn neus was een krater, zijn lippen waren verdwenen en zijn grote voortanden staken uit. Zijn ogen leken wel verschrompelde rozijnen. Het achterste deel van zijn lijfje was platgedrukt en verdraaid; zijn pootjes sleepten zijwaarts achter hem aan.

‘Stop,’ zei ik met griezelig kalme stem.

Het konijn stopte. Ik draaide me om naar Liam. Die keek me met een van afschuw vertrokken gezicht aan. Langzaam stond hij op, zonder zijn blik van me af te wenden.

‘Voorwaarts,’ zei ik.

Het konijn bewoog in Liams richting. Hij deinsde wankel achteruit.

Ik stond op. Het konijn stond tandenknarsend naast me.

In gedachten beval ik het op Liam af te gaan. Het aarzelde, maar zwaaide toen zijn kopje in Liams richting en ging op hem af.

Liam draaide zich om. Tussen de bomen bewoog een donkere gestalte, verborgen in de schaduw. Ik kon alleen de contouren zien: de spitse oren, de bossige staart en de lange snuit. Was Derek weer in een wolf veranderd? Toen het dier naar voren sloop besefte ik echter dat het nog niet half zo groot was als Derek.

Half verborgen onder een boom bleef het beest staan, zodat alleen zijn tanden zichtbaar waren, want hij had zijn lip opgetrokken en gromde diep. Toen hij het maanlicht in stapte zette ik me mentaal schrap in de verwachting een afgrijselijk, ondood monster te zien. Maar het was een doodgewone, levende hond, waarschijnlijk van een woning in de buurt.

Nog steeds grommend liep de hond op Liam af. Weerwolven en honden gingen niet samen – dat wist ik vanwege Derek.

Liam keek het dier recht aan en gromde zelf ook. De hond liep gewoon door.

‘Kst, Fikkie.’

Liam haalde zijn voet naar achteren om de hond een schop te verkopen. Toen viel zijn oog op het konijn, dat hem bijna had bereikt. Hij deinsde achteruit. In de struiken achter hem brak opeens een hels kabaal los van brekende takjes en gepiep. Ik kon niet zien wat het was, maar Liam slaakte een verwensing en liep van schrik bijna tegen de grauwende hond op.

De hond viel uit. Liam gaf hem een schop. Het dier vloog naar achteren, waarbij het maanlicht op zijn flank scheen, en ik zag een gat zo groot als mijn vuist dat krioelde van de maden.

Liam zag het ook, en vloekend deinsde hij achteruit. De hond stortte zich opnieuw op hem. Liam wist hem te ontwijken.

‘Stop,’ zei ik.

De hond gehoorzaamde. Hij bleef met ontblote tanden, vuurspuwende ogen en al zijn haren recht overeind naar Liam staan grommen.

Het konijn schoot op hem af. Hij gaf het een schop, en het diertje vloog de struiken in, maar kwam er onmiddellijk weer uit. Er kwam nog iets achteraan, een of ander knaagdier waar eigenlijk alleen nog een skelet van over was en dat klikte en knarste met zijn tandjes.

‘Stop,’ zei ik.

Ze gehoorzaamden. Liam keek naar mij.

‘Ja, ze zijn dood,’ zei ik. ‘Ja, ze gehoorzamen mij. En je kunt ze niet doden. Je kunt het proberen, maar het gaat je niet lukken.’

‘Nou, dan zal ik me moeten richten op degene die ik wél kan doden.’

Hij stoof op me af.

Ik beval de hond aan te vallen, maar mijn brein haperde toen ik Liam op me af zag komen. Ik dook opzij. Hij greep de pijp van mijn pyjamabroek vast en gaf er een ruk aan. Ik viel op mijn buik en probeerde verwoed op te krabbelen. Mijn nagels scheurden toen ik mijn vingers als klauwen in de grond zette. Ik probeerde mijn been los te trekken, en zijn hand gleed af naar mijn voet. Met een laatste krachtsinspanning zette ik me af, en opeens had hij alleen nog mijn sportschoen in zijn hand.

Terwijl ik overeind kwam hoorde ik een bons. Ik draaide me razendsnel om en zag dat Derek – in menselijke gedaante – op Liams rug hing. Liam bokte en wierp hem af. Derek greep hem vast, en ze rolden vechtend over de grond.

De hond rende op het tweetal af. Ik gebood hem stil te blijven staan, en schuivend kwam hij tot stilstand, grauwend en trekkend als een hondsdolle hond aan een ketting. Ik sloot mijn ogen en gaf hem een nieuw bevel: om zijn lichaam te verlaten.

Na hem bevrijdde ik ook de andere geesten, waarbij ik mijn uiterste best deed het gegrom en de kreten van de twee vechtersbazen te negeren. Toen ik mijn ogen opende waren de dieren op de grond gevallen en hun zielen bevrijd.

Liam en Derek rolden nog steeds vechtend over de grond. Liam had zijn handen in Dereks haar en probeerde zijn hoofd naar achteren te trekken. Derek op zijn beurt had zijn handen om Liams keel, maar geen van beiden kregen ze genoeg grip op de ander om hem van zich af te werpen.

Met getrokken stiletto rende ik op hen af. Ik drukte op de knop... en voelde het lemmet in mijn hand snijden. Ik liet het mes los. Het viel tussen de struiken. Ik liet me op mijn knieën zakken en groef ernaar.

Een gekraak alsof er een boomtak knapte. Ik schoot overeind. Derek lag op zijn rug met Liam over zich heen en zijn handen nog steeds om zijn keel. Allebei verroerden ze zich niet. Derek staarde met grote ogen naar boven. Liams ogen waren al even groot, maar ze waren leeg en niets ziend, en drukten slechts schrik uit.