15
Om vier uur kwam Tori binnen, en ze leek verrast te zien dat ik nog in bed lag.
‘Ben je hier de hele middag geweest?’ vroeg ze. ‘Ik dacht dat je buiten was met de jongens.’
‘Wat heb ik gemist?’
‘Dat ik de vloeren heb gedweild.’
Daar moest ik om glimlachen.
‘Denk je soms dat ik een grapje maak?’ vroeg ze.
‘Nee, het lijkt me niet meer dan logisch dat we allemaal ons steentje bijdragen. We kunnen niet van Andrew verwachten dat hij alle rommel achter ons opruimt.’
Ze rolde met haar ogen. ‘Zie je het voor je, Andrew die ons klusjes te doen geeft? Hij bood nota bene zijn verontschuldigingen aan omdat het huis niet al schoon en klaar was voor gasten. Ik heb aangeboden voor hem schoon te maken, gewoon om aardig te zijn.’
Toen ik niets zei, schudde ze haar hoofd. ‘Dat laatste was wél een grapje, Chloe. Andrew betaalt mij net zoveel als hij de huishoudster zou geven, al doe ik er waarschijnlijk twee keer zo lang over. Maar goed, we hebben toch niet bepaald een overvolle agenda en ik kan het geld goed gebruiken. Dus nu ben ik de officiële huishoudster, en als ik natte handdoeken op de vloer vind, verstop ik ze tussen je lakens.’
Als iemand me twee weken geleden had gezegd dat Tori vrijwillig een huis zou gaan schoonmaken – ook al werd ze ervoor betaald – dan zou ik het nooit hebben geloofd. Maar ik had ook gezien hoe moeilijk ze het had gevonden toen we op de vlucht waren en ze zelf geen cent op zak had. Ik was ervan overtuigd dat dit niet haar ideale bijbaantje was, maar kennelijk wilde ze liever wc’s schoonmaken dan haar hand ophouden.
Dat deed me ergens aan denken. Wat zou er met Tori gebeuren wanneer dit alles achter de rug was? Had ze familie bij wie ze kon gaan wonen? Had zij daar eigenlijk al bij stilgestaan? Probeerde ze daarom zo verwoed geld te verdienen, voor de zekerheid?
‘Gwen is terug,’ zei ze. ‘Ze is eerst even met Andrew aan het praten. Maar ik moet toegeven dat ik veel minder naar mijn les uitkijk na wat er vanochtend tijdens die van jou is gebeurd.’
‘Het komt wel goed. Zolang je maar niet boos op haar wordt.’
Ze glimlachte, en ik kon zien dat ze een beetje zenuwachtig was, maar vooral ook opgewonden. Ze wilde leren hoe ze haar krachten op de juiste manier moest gebruiken. We wisten dat we een gevaar vormden, en dat wilden we juist niet. Waarom snapten anderen dat niet? Waarom bleven ze doen alsof we domme, onvoorzichtige kinderen waren?
‘Gaat het wel?’ vroeg ze.
‘Ja, hoor.’
Ze haalde een stapeltje opgevouwen blaadjes uit haar achterzak.
‘Misschien vrolijkt dit je op.’
Ik vouwde de papiertjes open. Lege velletjes die waren overgebleven nadat ik op het kerkhof de boodschap van de geest had genoteerd.
‘Ik weet zeker dat hier wel ergens een potlood ligt,’ zei ze.
‘Een potlood?’
‘Eh... ja, mevrouw de filmexpert. Wat doen ze in de film ook alweer wanneer iemand iets op een notitieblok schrijft en het bovenste velletje afscheurt?’
Ik glimlachte. ‘Er met een potlood overheen gaan om de afdrukken zichtbaar te maken.’
‘Ik betwijfel of ze ons binnen afzienbare tijd meenemen naar een postkantoor, maar zo heb je tenminste een brief om te versturen als je de kans krijgt.’
‘Dank je.’
Ze ging weg. Toen ik een poosje later voetstappen op de gang hoorde, dacht ik dat het Derek was die terugkwam, maar Tori duwde de deur open, liep naar haar bed en liet zich erop neerploffen.
‘Geen les vandaag,’ zei ze.
‘Hoezo niet?’
‘Andrews versie? De groep heeft besloten onze lessen op te schorten tot ze onze talenten beter begrijpen. Met andere woorden, we hebben ze de stuipen op het lijf gejaagd.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Andrew is een aardige kerel, maar... een beetje té aardig, snap je?’
‘Net als ik?’
‘Jij bent anders. Ik weet dat Andrew zijn best doet om te helpen, maar ik zou echt willen dat hij wat meer...’ Ze zocht naar het juiste woord.
‘Ruggengraat had?’ flapte ik eruit, waarop ik mijn wangen rood voelde worden. ‘Ik bedoel niet...’
‘Zie je, dat is nou jouw versie van te aardig zijn. Je wilt niemand kwetsen, zelfs niet als ze je niet eens kunnen horen. “Ruggengraat” is precies het goede woord.’ Ze ging op haar bed liggen. ‘Maar goed, zo kan-ie wel weer. Simon is naar je op zoek, zoals gewoonlijk. Ga spelen, Chloe. Ik hou je piekerplekje wel warm.’
En inderdaad, Simon was naar me op zoek. De jongens bleken die ochtend geen kans te hebben gekregen om de kelder in te komen, want Andrew wilde per se bij hen blijven en ze hadden buiten een potje gevoetbald.
Nu zat Andrew met zijn laptop verschanst in zijn studeerkamer, dus was Derek de kelder binnen geglipt. Simon stond op wacht, en het was makkelijker om dat onopvallend te doen als er iemand bij hem was met wie hij kon kletsen. We stonden net in een van de ongebruikte kamers een muur vol foto’s te bekijken, toen Andrew voorbijliep. Hij zag ons naar de foto’s kijken.
Hij kwam binnen. ‘Die zijn van de vorige eigenaar,’ zei hij. ‘Van ons hangen er geen tussen, zoals je ziet.’
‘Je moet onder de radar zien te blijven,’ zei Simon.
Andrew knikte. ‘Daar moet je als bovennatuurlijke altijd aan denken, Chloe: dat er heel veel manieren zijn waarop we per ongeluk onze aanwezigheid kenbaar kunnen maken of de aandacht op onszelf kunnen vestigen. Zelfs openlijk omgaan met andere bovennatuurlijken kan gevaarlijk zijn. Dat betekent niet dat je geen vriendschappen mag sluiten met bovennatuurlijken. Dat mag wel degelijk, en je zult er veel aan hebben. Maar we zijn altijd voorzichtig.’
Ik zei dat ik dat begreep.
‘Dit zijn familiefoto’s van de man die vroeger de eigenaar was van het huis. Todd Banks. De geestelijk vader van het Genesis-project. Het oorspronkelijke idee was afkomstig van dokter Lyle, maar die stierf voordat genetische manipulatie mogelijk werd. Todd – dokter Banks – was degene die zijn ideeën gebruikte om een experiment op te zetten. Hij was ook de eerste die alarm sloeg toen hij besefte welke mogelijke valkuilen er waren. Hij heeft geprobeerd de mensen van de Edison-groep te waarschuwen, maar die waren te zeer gecharmeerd van de mogelijkheden om toe te geven dat ze fouten hadden gemaakt. Dokter Banks heeft zich toen afgescheiden en heeft deze groep voor bezorgde ex-werknemers opgericht. Toen hij een paar jaar geleden overleed bleek hij dit huis aan ons te hebben nagelaten.’
Terwijl Andrew aan het woord was, viel mijn oog op een foto van dokter Banks... met een donkerharige jongen naast zich. Op de foto leek hij een jaar of dertien, maar ik herkende zijn gezicht meteen. Het was de volo-halfdemon waarvan ik de geest had gezien.
‘Is dat de zoon van dokter Banks?’ vroeg ik zo nonchalant mogelijk.
‘Zijn neefje. Hoe heette hij ook alweer...’ Andrew fronste zijn voorhoofd. ‘Ik weet het niet meer. Ik heb hem nooit gekend. Ik weet wel dat hij hier een poosje heeft gewoond, met zijn neef en zijn oom. Dit is de oudste jongen, en dat weet ik alleen omdat de jongste knul blond was.’
Ik moest denken aan het lijk in het bed. Het afschuwelijk mishandelde lichaam... van een jongen met blond haar, die een paar jaar jonger was dan de halfdemon die ik had ontmoet.
‘Je zei net dat dokter Banks dit huis aan jullie groep heeft nagelaten. Wat is er na zijn dood met de kinderen gebeurd?’
‘Die zijn bij een ander familielid gaan wonen. Een opa of oma, geloof ik.’
Allebei de jongens waren dood, dat wist ik. De vraag was alleen: wist Andrew dat ook? Of was hem een verhaal op de mouw gespeld?
Maakten de jongens ook deel uit van het Genesis-project? Daar leek het wel op. Maar de jongen die ik had gezien was ouder dan ik. Zelfs als hij zijn oom had overleefd moest hij al een paar jaar dood zijn, als je naging hoe oud hij op de foto was. Dat betekende dat hij, als hij nu nog in leven zou zijn geweest, een paar jaar ouder zou zijn dan Derek, en we hadden begrepen dat die een van de eerste proefpersonen was.
‘Woonde hier toen ook een vrouw?’ vroeg Simon.
‘Hm?’ vroeg Andrew terwijl hij ons de kamer uit dirigeerde.
‘Chloe heeft gisteravond een vrouwenstem gehoord, en we vroegen ons af of het misschien een geest was. Woonde er een vrouw bij hen?’
‘Niet dat ik weet. Maar ik kan het mis hebben. En nu moet ik maar eens aan het avondeten beginnen. Ik weet dat jij op vaste tijdstippen moet eten, Simon. En ik weet dat jullie naderhand speciale plannen hebben.’ Hij knipoogde naar me, en ik weet zeker dat ik bloosde.
Terwijl Andrew naar de keuken liep, glipte Derek de kelder uit. Met z’n drieën gingen we naar boven, waar we de slaapkamer van de jongens binnen gingen en de deur dichtdeden.
‘Het is een opslagruimte,’ zei Derek. ‘Twee grote vertrekken vol spullen en één kamer die op slot is.’
‘Op slot?’ Simon keek geïnteresseerd op.
‘Ik heb de deur opengebroken. Het is een werkplaats. Er ligt alleen maar gereedschap.’
‘Waarom was hij dan op slot?’ vroeg Chloe.
‘Ik zou dolgraag willen zeggen dat het verdacht is,’ zei Simon. ‘Maar gezien het feit dat er kinderen bij die Banks in huis woonden, verbaast het me niets. Mijn vader is niet bepaald een klusser, maar hij bewaarde zijn gereedschap ook achter slot en grendel. Je weet hoe ouders zijn. Paranoïde.’
‘Ja,’ zei Derek. ‘Zeker als hun zoon zijn vinger platslaat bij een poging een tekening aan de muur te spijkeren.’
‘Hé, dat briljante idee was niet van mij afkomstig.’ Simon keek mij aan. ‘Met plakband bleef hij niet hangen, en meneer de wetenschapper hier legde uit dat het papier te zwaar was. Dus ben ik een paar spijkers gaan halen.’
Derek rolde met zijn ogen.
‘Dus dat is alles?’ vroeg ik. ‘Een opslagruimte en een werkplaats? Verder helemaal geen aanwijzingen?’
‘Dat heb ik niet gezegd. Er staan dozen vol met kleren en andere spullen, met namen erop. Drie verschillende namen, om precies te zijn: Todd, Austin en Royce. Todds spullen zijn die van een volwassene.’
‘Dokter Banks,’ zei Simon. ‘De vroegere eigenaar van dit huis. En laat me raden: de andere spullen waren voor tienerjongens.’
Toen ik uitlegde wat Andrew had gezegd knikte Derek. ‘Dan is Royce die halfdemon van je. Zijn kleren zijn groter. Dus Andrew zei dat hij na de dood van Banks ergens anders is gaan wonen? Misschien is hij dan later gedood en vervolgens hier teruggekomen.’
‘Dat denk ik niet. Ik ben er vrij zeker van dat Austin het lijk was dat ik vannacht heb gezien.’
Een heel gezin, dood. Onder wie twee tieners. Allemaal hadden ze banden met de Edison-groep en mogelijk met het Genesis-project. En nu zaten wij ondergedoken in hetzelfde huis.
‘We kunnen nergens anders naartoe,’ zei Derek.
Natuurlijk dachten we allemaal hetzelfde. We moesten wegwezen. Maar waarnaartoe? We geloofden geen van allen dat Andrew stiekem contact had met de Edison-groep en dat hij ons hier vasthield terwijl hij zogenaamd een aanval op de groep voorbereidde om ons zoet te houden. Maar wat was er met dokter Banks, Royce en Austin gebeurd? Had het iets met ons te maken?
‘Ik zal mijn ogen goed de kost geven,’ zei Derek. ‘Misschien kan ik Andrew een paar dingen vragen. Als jullie nou eens...’
‘Wij zijn vanavond na het eten een poosje weg,’ zei Simon.
‘O. Ja. Dat is waar ook.’ Even keek Derek naar mij, maar voordat ik zijn blik kon beantwoorden had hij zich alweer tot Simon gewend. ‘Dus, eh... Andrew vond het goed?’
‘Ja. Dus die weddenschap heb je verloren, broer. Natuurlijk heeft hij me van alles op het hart gedrukt: door het bos lopen, niet over de weg, Chloe niet de winkel laten binnengaan, bla, bla, bla. Maar we mogen gaan.’
‘Hm.’ Derek keek over zijn schouder, alsof hij had gehoopt dat Andrew zou zeggen dat het niet veilig was. Na een poosje knikte hij en zei: ‘Goed dan.’
‘We hebben nog wat tijd voor het eten,’ zei Simon. ‘Zullen we anders doorgaan met die zelfverdedigingslessen?’
‘Prima,’ zei ik. ‘Dan ga ik Tori even halen... en trek niet zo’n vies gezicht. Ik ga haar halen. Derek, doe je mee?’
‘Nee.’ Hij draaide zich om en liep de gang op. ‘Gaan jullie je gang maar.’
In de achtertuin gaf Simon ons zelfverdedigingsles. Hij bracht ons een paar basisgrepen bij, die Tori, die immers bindspreuken tot haar beschikking had, nogal nutteloos vond. Maar dat fluisterde ze mij alleen maar in het oor; ze wreef het Simon niet onder de neus.
Tijdens die les, toen Simon Tori een greep probeerde uit te leggen en ze naast elkaar stonden terwijl ik op een tuinstoel naar hen zat te kijken, dacht ik op een gegeven moment heel even: misschien zijn ze inderdaad familie. Ik weet niet waar het door kwam: door de contouren van hun gezicht misschien, iets aan hun jukbeenderen, hun mond. Donkere ogen, dezelfde lengte, dezelfde slanke bouw.
Toen deed Simon een stap achteruit, en wat het ook was dat ik meende te hebben gezien, het was verdwenen. Ik besloot dat ik een paar oppervlakkige overeenkomsten had gezien en dat mijn fantasie de open plekken had ingevuld.
Het werd tijd voor het avondeten. Toen was het avondeten voorbij. Ik ging naar boven om me voor te bereiden.
Ik had mezelf nooit beschouwd als een meisje dat veel over dergelijke dingen nadacht: het eerste afspraakje, de eerste zoen. Begrijp me niet verkeerd. Dat wilde ik allemaal wel. Maar ik fantaseerde nooit over de grote dag en wat ik dan zou aantrekken en hoe ik me dan zou gedragen. Dat dacht ik tenminste.
Maar kennelijk had ik toch al die tijd een bepaald beeld gehad van mijn eerste afspraakje. Dan zou ik nieuwe kleren kopen en misschien even naar de kapper gaan. Ik zou in elk geval make-up opdoen en waarschijnlijk mijn nagels lakken. Met andere woorden, ik zou er mooier uitzien dan ooit tevoren, en als ik de deur opendeed voor die eerste jongen, zou ik dat kunnen zien aan zijn ogen, aan zijn glimlach.
Toen Simon op de deur van mijn slaapkamer klopte had ik mijn haar gekamd en bij wijze van lipgloss wat vaseline op mijn lippen gesmeerd. Ik kon niet eens douchen, omdat Tori de wasmachine had aangezet. Wat kleren betrof: ik droeg dezelfde spijkerbroek en hetzelfde shirt als op de dag dat ik uit het laboratorium was ontsnapt, al was ik er wel in geslaagd de pizzasaus uit de mouw te krijgen – voor het grootste deel, althans.
Maar toch: toen ik de deur opendeed en hij naar me glimlachte was het precies zoals ik me altijd had voorgesteld, en ik wist dat het allemaal wel los zou lopen.