18

 

 

Tori zat in onze kamer een oud boek met een leren kaft te lezen uit de bibliotheek op de begane grond.

‘En, hoe was het grote ijsjesafspraakje?’ vroeg ze zonder op te kijken.

‘Ging wel.’

Ze liet het boek zakken. Ik wendde snel mijn blik af en maakte de tas open die op mijn bed stond.

‘O, dat zijn je nieuwe kleren,’ zei ze. ‘Margaret heeft ze gekocht. Het schijnt dat Gwen dat wilde doen, maar die ouwe heks wilde van geen wijken weten. Wraak vanwege vanochtend, denk ik.’

Het waren spullen uit een discountwinkel. Van de kinderafdeling. Maar in elk geval waren ze voor meisjes, in tegenstelling tot de lelijke jongenstruien die Derek voor me had gekocht. Aan de andere kant... Ik haalde het plastic van de pyjama. Roze flanel, bedrukt met regenbogen en eenhoorns.

‘Hé, als je dat al lelijk vindt,’ zei Tori, ‘dan moet je eens zien wat ze voor mij heeft gekocht op de damesafdeling: een omanachtjapon, met kant. Met kánt. Ik zou zo met je ruilen als die pyjama me paste.’ Een bons toen ze het boek op de grond liet vallen. ‘Maar hoe is het afspraakje nou gegaan?’

‘Niet.’

Ze aarzelde. ‘Nou, ik zou graag zeggen dat dat me verbaasde, maar vergeet niet dat ik stapelgek was op Simon tot ik noodgedwongen vierentwintig uur alleen met hem moest doorbrengen. Toen ben ik snel genezen.’

‘Er is niets mis met Simon.’

‘Nee, natuurlijk niet. Tenminste, zodra hij een beetje volwassen wordt niet meer.’

‘Nee, echt. Het lag aan mij. Ik heb het verpest. Ik...’

Ik ging niet verder. Ik kon me wel een beetje voorstellen hoe Tori zou reageren als ik haar vertelde dat ik misschien wel verliefd was op Derek. Dan zou ze het kleine beetje respect dat ze voor me had gekregen meteen weer verliezen.

En toch wilde ik dat ik met iemand kon praten. Met een meisje dat meer ervaring had met afspraakjes, en bij voorkeur iemand die me geen volslagen mislukkeling zou vinden omdat ik Derek leuk vond. Rae zou fijn zijn. Ze had met allebei de jongens niet veel op, maar ze zou wel naar me luisteren en me goede raad geven. Liz zou nog beter zijn, want die was altijd bereid me te helpen en velde nooit een oordeel. Wat mijn schoolvriendinnen betrof: voor mijn gevoel maakten die deel uit van een ander leven, waren ze de vriendinnen van een andere Chloe.

‘Heb je gehuild?’ Tori tuurde naar mijn gezicht. ‘Ja, dus.’

‘Ik... Het stelt niets voor. Ik...’

‘Simon heeft iets geprobeerd, hè? Hij neemt je mee uit wandelen en voor je het weet houdt hij iets heel anders vast dan je hand.’ Haar ogen spuwden vuur. ‘Jongens zijn soms ook zulke...’

‘Zo is het niet gegaan.’

‘Als hij iets heeft uitgevreten kun je het me wel vertellen. Ik heb zelf ook weleens een onaangename verrassing gekregen tijdens een eerste afspraakje. Had ik toen mijn spreuken maar gehad. Met name die bindspreuk.’

‘Zo is het niet gegaan.’ Ik keek haar recht aan. ‘Echt niet. Het lag niet aan Simon.’

Ze keek me achterdochtig aan. ‘Zeker weten?’

‘Het enige wat hij deed was me zoenen, en hij heeft het eerst gevraagd. Heel netjes. Ik... Ik verstrakte helemaal.’

‘Aha.’ Ze ging op mijn bed zitten. ‘Eerste kus?’

‘N-nee. N-natuurlijk niet.’

‘Weet je, het valt niet mee om overtuigend te liegen als je stottert, Chloe. Dus het was je eerste kus. Lekker belangrijk. Mijn eerste zoen was pas vorig jaar, en ik heb hem laten wachten tot het derde afspraakje. Ik laat me door een jongen niet dwingen tot dingen waar ik nog niet aan toe ben. Ze denken allemaal dat ik overal toe bereid ben omdat ik populair ben. Niet dus, en aan het eind van het eerste afspraakje beseffen ze dat ook.’ Ze maakte het zich gemakkelijk op het bed. ‘Dus hij zoende je en toen verstrakte je, en hij dacht dat dat betekende dat je niets voor hem voelde. Dat gebeurt wel vaker. Dat had hij kunnen verwachten. Iedereen weet immers hoe schrikachtig je bent.’

Ik keek haar boos aan.

‘Nou, het is toch zo? Zeg gewoon dat hij je overdonderde en vraag hém mee uit. Kun je het nog een keer proberen.’

En stel dat ik dat niet wil?

Ik raapte de rest van mijn spullen bij elkaar. ‘Je hebt vannacht de kamer voor jezelf alleen.’

Ze ging rechtop zitten. ‘Hè?’

‘Ik ga in de kamer hiernaast slapen. Ik ben... Ik ben nu gewoon niet zulk goed gezelschap.’

Ik kon merken dat ik haar had beledigd. Daar werd ik zo langzamerhand een ster in. Bij de deur bleef ik even staan. ‘Bedankt. Voor... alles vandaag. Ik stel het echt op prijs.’

Ze knikte en ik ging weg.

 

Ik had bij Tori moeten blijven.

Zodra ik eenmaal alleen was had ik niets meer te doen, behalve wegkruipen onder de dekens en huilen omdat alles in mijn leven zo verschrikkelijk in de soep was gelopen, en vervolgens boos op mezelf worden omdat ik me wentelde in zelfmedelijden.

Ik had alles verpest. Ik kon mijn krachten niet beheersen, zelfs niet wanneer onze toekomst ervan afhing. Niemand had het er nog over om Rae en tante Lauren te gaan bevrijden en de vader van de jongens op te sporen. We mochten van geluk spreken als ik er met mijn stunt op het kerkhof niet voor had gezorgd dat we zelf als gevangenen zouden eindigen.

De enige mensen op wie ik kon vertrouwen waren Derek, Simon en Tori. Allemaal hadden ze me op het oog mijn misser op het kerkhof vergeven, maar nu had ik Simon gekwetst, Derek boos gemaakt en Tori weggeduwd.

Ik wilde naar huis. Als ik echt lef had, zou ik mijn spullen pakken en vertrekken voordat ik het allemaal nog erger maakte. Maar zelfs dat kon ik niet opbrengen. Ik haatte mezelf omdat ik zo’n slappeling was, háátte mezelf. Ik leek tot niets anders in staat dan huilen, tot ik uiteindelijk uitgeput in slaap viel.

Een klop op de deur wekte me. Ik tuurde naar het nachtkastje, op zoek naar de wekker, maar herinnerde me toen dat ik in een andere kamer was gaan slapen.

‘Chloe? Ik ben het.’ Na een korte stilte voegde hij eraan toe: ‘Derek’, alsof ik die diepe stem voor die van een ander kon aanhoren, alsof ik kon ontkennen dat iets in me als een gretig jong hondje overeind vloog en zei: ‘Hij is het! Snel, ga kijken wat hij wil!’

Jemig, hoe had ik zo blind kunnen zijn? Op dat moment leek het overduidelijk.

Wat een zielig, triest geval was ik.

Ik begon er zo langzamerhand aan gewend te raken.

Ik trok de dekens over me heen en deed mijn ogen dicht.

‘Chloe?’ De vloerplanken piepten. ‘Ik moet met je praten.’

Ik gaf geen antwoord.

Weer gepiep, maar deze keer was het de deur, en ik schoot overeind toen hij naar binnen glipte.

‘Hé!’ zei ik. ‘Je kunt niet zomaar...’

‘Sorry,’ mompelde hij. ‘Maar...’

Hij ging in het maanlicht staan. Dat deed hij niet per ongeluk. Hij wilde dat ik zijn koortsachtig brandende ogen kon zien, de felle blossen op zijn wangen, zijn haar dat nat was van het zweet. Hij wilde dat ik zou zeggen: ‘O, je moet veranderen’, uit bed zou springen en erop zou staan met hem mee naar buiten te gaan om hem erdoorheen te helpen, zoals ik de afgelopen twee keer had gedaan.

Ik keek naar hem en ging toen weer liggen.

Hij deed een stap naar voren. ‘Chloe...’

‘Wat nou?’

‘Het... het begint weer.’

‘Dat zie ik ook wel.’

Ik ging rechtop zitten, zwaaide mijn benen over de rand van het bed en stond op. Hij slaakte een zucht van verlichting. Ik liep naar het raam.

‘Als je een meter of tien dat pad op loopt, zie je links van je een open plek. Dat is waarschijnlijk wel een goede plaats.’

Er laaide een vonkje van paniek op in zijn ogen. Na hoe hij me die dag had behandeld had dat bevredigend moeten zijn, maar niet dus. Integendeel. Het kostte me de grootste moeite om weer in bed te kruipen.

‘Chloe...’

‘Wat nou?’

Hij krabde aan zijn arm. Krabde heel stevig toen de huid begon te golven en zijn spieren kronkelden. Hij keek me vluchtig aan, en er lag zo’n diep ongelukkige blik in zijn ogen dat ik op mijn tong moest bijten om niet te zeggen: ‘Oké, ik ga wel met je mee.’

‘Wát nou?’ vroeg ik in plaats daarvan.

‘Ik...’ Hij slikte. Likte langs zijn lippen. Probeerde het nog een keer. ‘Ik...’

Hij kon het zelfs niet opbrengen om me te vragen mee te gaan. Dat had hij nog nooit hoeven vragen.

‘Ik... Ik moet...’ Hij slikte weer. ‘Ik wil... Wil je met me meegaan?’

Ik sloeg mijn blik naar hem op. ‘Hoe kun je me dat nou vragen? Hoe vaak heb je me vandaag al de les gelezen? Me het gevoel gegeven dat alles verkeerd gaat en dat het allemaal mijn schuld is?’

Oprecht verrast sperde hij zijn ogen open. ‘Zo bedoelde ik het helemaal niet.’ Hij streek zijn klamme haar uit zijn gezicht. ‘Als ik je heb gekwetst...’

‘Hoe kun je nou denken dat je me níét hebt gekwetst? Na wat er vanochtend op het kerkhof was gebeurd had ik je hulp nodig. Je advies. Maar het enige wat je deed was ervoor zorgen dat ik me nog schuldiger ging voelen, en geloof me, dat was geen eenvoudige opgave. En vanavond, met Simon, deed je alsof dat ook allemaal mijn schuld was, terwijl je heus wel kon zien hoe verdrietig ik was, hoe erg ik het vond.’ Ik ademde diep in. ‘Na wat er bij de truckstop is gebeurd, na onze reis samen... dacht ik dat we vrienden waren.’

‘Zijn we ook.’

‘Nee.’ Ik keek hem recht aan. ‘Kennelijk niet.’

Toen ik de uitdrukking op zijn gezicht zag, een mengeling van verwarring en ellende, voelde ik me vreselijk, en dat maakte me alleen maar bozer. Hij had het recht niet om hier binnen te komen en te verwachten dat ik hem zou helpen, en me vervolgens een schuldgevoel aan te praten omdat ik niet wilde.

‘Chloe, alsjeblieft.’ Hij wreef over zijn keel. De aderen en de pezen in zijn hals klopten. Het zweet parelde op zijn voorhoofd. ‘Het gaat veel sneller deze keer.’

‘Dan kun je maar beter gaan.’

‘Dat k... Dat ka...’ Hij slikte moeizaam en keek me aan met ogen die zo koortsachtig schitterden dat ze licht leken te geven. ‘Alsjeblieft.’

Het kwam niet door dat ‘alsjeblieft’ dat ik van gedachten veranderde. Het kwam door de volslagen paniek in zijn ogen. Hij was doodsbang voor de verandering, want hij wist niet of hij hem wel helemaal kon ondergaan, of dat de genetische manipulatie iets met hem had gedaan waardoor hij keer op keer deze kwelling moest doormaken zonder dat het hem ooit zou lukken.

Dat had hij nooit met zoveel woorden gezegd, en misschien ben ik een watje, maar ik kon hem er niet in zijn eentje op uitsturen. Dus pakte ik mijn jas en mijn schoenen.

‘Dank j...’ begon hij.

Ik liep langs hem heen naar de deur. ‘Kom, we gaan.’