NASCHRIFT
Wat geografische ligging en landschap betreft, lijken de Verloren Eilanden veel op de Faeroer, een groep van achttien eilanden halverwege tussen Noorwegen en IJsland. Maar Drager van het Vossenmasker is geen verhaal over de Faeroer. De plaats van handeling en de karakters liggen ergens tussen geschiedenis en mythologie in; de Verloren Eilanden zijn deels echt, deels fantasie. Sommige plaatsnamen die ik in dit boek heb gebruikt zijn een vrije vertaling van bestaande namen op de Faeroer, de rest is verzonnen. Stromeneiland (Streymoy) en Heksenvinger (Trollkonufingur) bestaan, maar ik heb veel plaatsen een naam gegeven die beter bij het verhaal past. Je kunt de plaatsen waar het verhaal zich afspeelt op een kaart van de Faeroer terugvinden, al heb ik de creatieve vrijheid genomen het terrein en de afstanden aan het verhaal aan te passen. Het meest westelijke eiland, Mykines, dat bijna altijd in een wolkensluier is gehuld, is Wolkeneiland, en het meer met de steile oevers en de waterval, Sorvagsvatn, is Helderwater. Raadsfjord heet eigenlijk Sorvagsfjordur, en het stadje Sorvagur is de plek van Asgrims kamp. Het winderige Vagar is Stormeneiland, en Midvagur is Bloedbaai. Dit dorp is nog steeds het toneel van de bloederige grindadrap, waarbij scholen grienden naar het strand worden gedreven om te worden geslacht. Wat het Dwazenwater betreft: tegenwoordig is er een veerdienst tussen Vagar en Mykines, behalve als het weer te slecht is. De vaste bevolking van Mykines, waar Wachter een huis bouwde voor zijn vrouw, bestaat uit vijftien volhardende zielen en grote aantallen papegaaiduikers, jan-van-genten en andere vogels. Het eiland heeft inderdaad maar één moeilijk te bereiken landingsplaats. De oversteek is woelig; ik heb het per helikopter gedaan, een normaal transportmiddel op de Faeroer. We vlogen over gelaagde rotspieken waar in mei nog sneeuw lag. De zee tussen Vagar en Mykines is te gevaarlijk voor kleine boten. In oude verslagen van de reis van sint Brandaan en in het verhaal hierover van Tim Severin, The Brendan Voyage, staat eveneens dat deze zeestraat moeilijk bevaarbaar is. Gevaarlijke plaatsen worden al gauw het onderwerp van legenden, en de verhalen over het Dwazenwater en de Zeehondenstam zijn eigenlijk bedekte waarschuwingen aan vissers.
Het eerste boek van deze reeks, Drager van de Wolvenvacht, gaat over een ontdekkingsreis van de vikingen naar Orkney en is in veel opzichten gebaseerd op echte of mogelijke historische feiten. Bij Drager van het Vossenmasker ligt het iets anders. We weten dat de Faeroer in de tijd van dit boek door mensen uit Zuid-Noorwegen en Orkney werden gekoloniseerd. Het is ook bekend dat Ierse monniken hun weg naar dit verafgelegen eilandenrijk hebben gevonden, waarschijnlijk zelfs voor de komst van de Noormannen. Het is een onherbergzaam oord, waar alleen geharde, vastberaden mensen het kunnen volhouden. Het heeft een bar klimaat, de smalle geulen tussen de eilanden zijn gevaarlijk en er is nauwelijks genoeg bouwland, maar de visserij bloeit. Over de vroegste bewoning is niet veel geschreven en het meeste dateert van honderden jaren daarna. Hoeveel van dit verhaal is dus waar of zou waar kunnen zijn en hoeveel is pure fantasie? Het volgende is minstens mogelijk of zelfs waarschijnlijk: het bestaan van geïsoleerde kleine kloosters op verschillende eilanden en de reis ernaartoe van stoutmoedige christenen zoals Breccan; de aanwezigheid van kolonisten zoals Asgrim en zijn Langemessenvolk, die zich een bestaan verwierven dankzij de zee en hun taaie, bonte, langharige schapen, de voorouders van de dieren die er nu op de heuvels grazen. De reis van Thorvald, Sam en Creidhe in hun vissersboot vanuit Orkney is ook mogelijk geweest, hoewel zo'n kleine bemanning de tocht extra zwaar zou hebben gemaakt. Maar als sint Brandaan die in een met ossenhuiden bekleed bootje vanaf de westkust van Ierland kon volbrengen, dan zouden zij dat in hun sterkere boot hebben gekund, mits het weer meewerkte. De Zeehondenstam is gebaseerd op een aantal folkloristische bronnen. In de oude verhalen van veel eilandvolken wordt naar het bestaan van dit soort zeeschepsels, die goedaardig noch bedreigend waren, maar alleen heel anders, verwezen.
De Onuitspreekbaren en hun ziener, Vossenmasker, zijn ontsproten aan mijn fantasie. De geschiedenis vertelt niet of er voor de christenen ook al mensen op de Faeroer woonden, maar dat zou best kunnen. Ik heb een ras bedacht dat overeenkwam met de bijzonder zware omstandigheden op die eilanden. Als het inderdaad heeft bestaan, twijfel ik er niet aan dat hun beschaving en geloof verweven waren met de natuurkrachten waar hun overleving van afhing.