HOOFDSTUK 30
Toen ik maandag weer naar mijn werk ging, was mijn lichaam nog steeds niet hersteld van de miskraam, maar ik had wel meteen een meevaller. Het kantoor was vanaf donderdag gesloten voor de kerst en ging maandag pas weer open, en ik wist een afspraak bij de geboortekliniek te regelen op dinsdag omdat iemand een afspraak had afgezegd.
Toen ik op mijn werk was, mocht ik van mezelf niet denken aan wat mijn lichaam op het moment doorstond. Ik richtte me op de klussen die ik moest doen en het renoveringsvoorstel dat er lag voor het net aangekochte pand in West Virginia. Misschien was het niet zo slim om alles wat er gebeurd was te proberen te vermijden, maar dat hielp me wel de dagen door, en volgens mij was het belangrijk om met de dag te leven.
En ik was niet alleen.
Zondag had ik wat kleren en persoonlijke spullen ingepakt en was ik met Nick naar zijn opa’s huis gegaan. Toen hij me dat had gevraagd, had ik geen moment geaarzeld. Die zondagavond hadden we doorgebracht met zijn opa en daarna was ik in Nicks armen in slaap gevallen. Zijn aanwezigheid en zijn begrip voor de pijn maakten de zware momenten – waarin ik me schuldig voelde en weer begon te twijfelen – draaglijk. Wakker worden in zijn armen deed me heel veel, waarschijnlijk meer dan hij dacht.
Nee, waarschijnlijk wist hij het wel. Volgens mij was dat juist de reden waarom hij erop aandrong dat ik bij hem bleef totdat mijn moeder voor de kerst bij mij kwam. Hij was er voor me op de momenten dat ik midden in de nacht wakker werd en de slaap niet meer kon vatten. Op de momenten dat de terneergeslagenheid overging in onvrede. Ik wist dat mijn lichaam een hoop doorstond en dat ik zo humeurig was als de pest, maar het was nu eenmaal… supermoeilijk om mee om te gaan.
Deels had ik het gevoel dat ik maar weer snel normaal moest worden. Dat ik verder moest gaan met mijn leven, want dit soort dingen gebeurde nu eenmaal. Het gebeurde elke dag wel, en ik had het geluk dat er geen verdere complicaties bij waren opgetreden, zoals een infectie, en dat ik niet verder in de zwangerschap was. Toch was het op die duistere momenten midden in de nacht moeilijk om te uiten wat ik precies voelde. Gelukkig hoefde dat ook niet.
Nick leek het aan te voelen wanneer ik hem nodig had. Zelfs al sliep hij, hij hield me alsnog stevig vast, en soms, als hij wakker werd van mijn rusteloosheid, praatte hij met me totdat ik weer in slaap viel. Hij leidde me af door te vertellen over gekke dingen die hij had meegemaakt bij Mona’s. Hij was er volledig voor me en ik liet hem volledig toe.
Ik kon niet ontkennen dat ik heel veel van hem hield.
Mijn moeder kwam op de ochtend van 24 december aan, en nadat ze had ingecheckt bij een hotel in de buurt, kwam ze meteen naar mijn appartement. Toen ze op de voordeur klopte, keek ik naar Nick, die al opstond van de bank. ‘Ben je er klaar voor?’ vroeg ik.
Er verscheen een schuine grijns op zijn gezicht. ‘Natuurlijk.’
Daar was ik niet zo zeker van toen ik de deur opendeed. Mijn moeder kon nogal… overweldigend zijn. Ze tackelde me zowat toen ze over de drempel rende en haar armen om me heen sloeg. Ik werd omringd door haar warmte en haar vanilleparfum.
Ze wreef met haar platte hand over mijn achterhoofd. ‘O, mijn lieve meid toch…’ Ze hield me stevig vast, en ik was ineens weer een klein meisje dat haar moedig nodig had om alles goed te maken.
Loki’s gedempte geblaf zorgde ervoor dat we elkaar loslieten. Ik keek over haar schouder en zag dat het hondje naar ons keek vanuit zijn bench. Ik liet mijn armen zakken en stapte achteruit. ‘Je kunt maar beter die hond eruit halen voordat-ie de tralies kapotbijt.’
Mijn moeder rolde met haar ogen, maar ze wist donders goed dat het beestje daartoe in staat was. Als Loki ergens uit wilde ontsnappen, deed Loki dat. Die hond beklom moeiteloos een hek. Ik pakte de bench op, tilde hem naar binnen en deed de voordeur dicht. Het verbaasde me niet dat ze Loki had meegenomen in plaats van hem in het hotel achter te laten.
Ze liet Loki nooit ergens achter.
Nick stapte naar voren en stak een hand uit, terwijl zijn grijns breder werd. ‘Hallo, mevrouw Keith.’
‘En dit moet Nick zijn. Nu begrijp ik waarom je zo afgeleid reageerde toen ik je aan de telefoon had terwijl hij er was.’ Mijn moeder bekeek hem en nam zijn hand aan.
Hij glimlachte en zei tegen mij: ‘Ik mag haar nu al.’
‘Natuurlijk,’ mompelde ik terwijl mijn moeder hem bleef bekijken.
‘Wauw, Stephanie, wauw.’ Ze keek over haar schouder naar me. ‘Ik ben trots op je.’
‘Jemig.’ Mijn wangen brandden. ‘Mám.’
Ze grinnikte toen ze Nick weer aankeek. ‘Het is een genoegen om je eindelijk eens te ontmoeten.’ Toen liet ze zijn hand los en gaf ze hem een moederlijke knuffel. Ik merkte dat ze Nick daarmee overviel, maar zonder enige ongemakkelijkheid deed hij hetzelfde, en daardoor vond ik hem alleen nog maar leuker. ‘Ik vind het zo erg wat je overkomen is,’ zei ze zachtjes tegen Nick terwijl ik vooroverboog en Loki’s bench openmaakte. ‘Zoiets is nooit makkelijk, maar je ziet er sterk genoeg uit om de last te dragen.’
‘Ik zal alles doen wat in mijn macht ligt,’ antwoordde hij, en hij kreeg een goedkeurende glimlach van mijn moeder.
Loki rende de bench uit en besnuffelde elke vierkante millimeter van mijn appartement terwijl Nick mijn moeder iets te drinken aanbood. Zenuwachtig keek ik toe hoe ze naar de keuken liepen. Ik sloeg mijn armen om mijn middel. Ze hadden het over haar rit hiernaartoe, hoelang ze bleef, gewoon wat gebabbel over koetjes en kalfjes terwijl hij koffie voor haar zette. Ik bleef in de woonkamer en deed net alsof ik een oogje hield op Loki, die over de bank vloog, op de grond sprong en naar de slaapkamer rende. Toen mijn moeder naar me knipoogde, krulden mijn mondhoeken omhoog. Ze hoefde het niet eens hardop te zeggen; ik merkte al dat ze zelf ook al een beetje verliefd was op Nick.
Ik haalde diep adem, liep naar de keuken en kreeg vlinders in mijn buik toen Nick naast me kwam staan en zijn arm om mijn schouders sloeg. Terwijl mijn moeder met de suiker en koffiemelk in de weer was, boog Nick voorover en gaf een kusje op mijn wang.
Ik slikte hard toen ik hem aankeek.
‘Gaat het wel?’ fluisterde hij.
‘Ja.’ Ik glimlachte. ‘Ja, heel goed zelfs.’
Nadat mijn moeder was teruggegaan naar het hotel met de kleine hooligan Loki, pakte ik een tas in en reed naar Nicks huis om daar kerstavond door te brengen zodat Kira, de verpleegster, naar huis kon. Mijn moeder zou de ochtend daarop ook naar Nicks huis komen. Het leek nogal een grote stap, maar Nick bleef er kalm onder.
Terwijl Nick even naar boven liep om bij zijn opa te gaan kijken, pakte ik het cadeau dat ik voor hem had gekocht en nam het mee naar de woonkamer. De televisie stond uit en er fonkelde alleen wat licht van de kerstboom. Ik voelde me ineens week vanbinnen toen ik op de bank ging zitten.
Het duurde niet lang voordat Nick bij me kwam zitten.
‘Hoe gaat het met je opa?’ vroeg ik.
‘Hij slaapt.’ Hij keek naar mijn handen. ‘Wat heb je daar?’
Ik hield het doosje omhoog. ‘Een kerstcadeautje. Ik wilde het je nu geven.’
‘Wil je niet wachten?’
‘Ik ben ongeduldig. Bovendien is het ook weer niet zo’n geweldig cadeau.’ Ik grijnsde toen hij lachte. ‘Ik bedoel, ik ben bereslecht in het uitzoeken van cadeautjes. Ik ben er niet zo creatief mee. Maar ja, ik wil je dit nu graag geven.’
Nick grijnsde toen hij het cadeau van me aannam en pulkte even aan het inpakpapier. Toen scheurde hij het eraf en maakte er een prop van. Toen hij het doosje openmaakte, perste ik mijn lippen op elkaar.
‘Wow.’ Hij haalde het horloge uit het doosje. ‘Dit is heel mooi, Stephanie.’
‘Echt?’
Zijn glimlach bereikte ook zijn ogen. ‘Ja. Ik zeg nu al maanden tegen mezelf dat ik een horloge moet kopen. Dat is handig op mijn werk.’
‘Het is ook waterbestendig,’ zei ik onhandig, ‘en… ja. Ik ben blij dat je het mooi vindt.’
‘Dat vind ik zeker.’ Hij boog voorover en legde het horloge op de salontafel, en toen hij weer overeind zat, legde hij een hand op mijn wang. ‘Dank je wel.’
‘Alsjeblieft,’ fluisterde ik.
Nick kuste me teder en langzaam, streelde me met zijn lippen en vingers, en toen stopte hij ineens. ‘Blijf zitten, oké?’
‘Ik ga nergens heen.’
Hij keek me even aan, stond op en verdween om de hoek van de bank. Het klonk alsof hij naar de slaapkamer ging. Hij was snel terug en kwam weer naast me zitten. Hij had een onverpakt juwelendoosje in zijn hand. ‘Omdat je me nu al mijn cadeautje gegeven hebt, wil ik je het jouwe ook geven.’
Ik keek hem aan terwijl ik in stilte het doosje aannam, dat kleiner was dan mijn handpalm. Ik wist niet wat ik kon verwachten als ik het openklapte, maar toen ik zag wat erin zat, stokte mijn adem.
In het doosje zat een paar zilveren identificatieplaatjes. ‘Jeetje,’ fluisterde ik terwijl ik met mijn duim over een ervan streek. Mijn keel kneep dicht.
‘Het zijn er twee.’ Hij draaide er eentje om. Zijn naam stond erin gegraveerd. ‘Op de andere staat jouw naam. Ik weet dat het afgezaagd klinkt, identificatieplaatjes. Maar ik zag ze liggen en ze deden me eraan denken dat je vertelde dat je moeder ze nog steeds elke dag draagt. Het was een beetje een impulsaankoop. Je hoeft het niet te dragen…’
Ik sloeg mijn arm om zijn nek, trok hem naar me toe en kuste hem. ‘Ik zal het dragen. Elke dag.’
‘Ja?’
Ik knikte terwijl ik achteroverleunde en met betraande ogen naar de plaatjes keek. Het was een prachtig cadeau. ‘Ga… ga jij het andere dragen?’
‘Uiteraard.’
Ik lachte en mijn adem stokte weer. Ik haalde voorzichtig het plaatje met zijn naam erop los, deed het om mijn nek en liet het koude metaal onder mijn trui glijden. Ik pakte het plaatje met mijn naam erop en hield het omhoog. Grijnzend boog Nick zijn hoofd een stukje voorover en ik hing het om zijn nek. Hij trok aan het boord van zijn shirt en liet het identificatieplaatje met mijn naam erop tegen zijn borstkas vallen.
En toen glimlachte ik, voor mijn gevoel voor het eerst sinds een aantal dagen. De woorden kwamen er moeiteloos uit. ‘Ik hou van je.’
Nick verstijfde en zijn shirt viel terug tegen zijn huid. Het leek alsof hij iets wilde zeggen en zijn hoofd draaide mijn kant op. Zijn lippen gingen van elkaar. ‘Wat?’
‘Ik hou van je,’ herhaalde ik. Hij bleef me met grote ogen aankijken. Zijn pupillen waren verwijd en zijn groene irissen leken nog helderder dan voorheen. Ik kon niet geloven hoe makkelijk het was om die woorden te zeggen. ‘Ik hou van je. Ik ben weken geleden al voor je gevallen. Maanden, eigenlijk. Ik wilde dat gewoon tegen je zeggen.’
Hij staarde me aan.
‘Je hoeft het niet terug te zeggen. Ik verwacht…’
Nicks grote handen grepen mijn wangen en in een oogwenk was zijn mond op de mijne. Ik raakte buiten adem omdat hij me zo zacht kuste. ‘Ik wil het nog eens horen,’ zei hij, snel ademend. Toen kuste hij me weer; zijn tong duwde zachtjes mijn lippen van elkaar. ‘Zeg het nog eens.’
Ik pakte zijn polsen. ‘Ik hou van je, Nick.’
‘Jezus.’ Hij leunde met zijn voorhoofd tegen het mijne. Zijn grote handen trilden terwijl hij mijn wangen vasthield. ‘Ik had niet gedacht dat je dat ooit zou zeggen.’
‘Wat?’ fluisterde ik.
Hij gleed met een hand naar mijn kruin en haalde zijn vingers door mijn haar. ‘Ik had nooit gedacht dat ik het geluk zou hebben om die woorden te horen – om te weten dat je hetzelfde voor mij voelt als ik voor jou.’
Ik verstijfde. Misschien ademde ik niet eens meer. Maar ik voelde wel iets fladderen in mijn borstkas. ‘Wat bedoel je?’
‘Ik hou ook van jou. Ik ben stapelverliefd op jou. Dat ben ik al een tijdje en ik wilde je dat al heel vaak vertellen, maar ik… godver, ik kon het mijn strot niet uit krijgen. Het voelt net alsof ik dit niet verdien.’
Mijn hart ging als een razende tekeer. Tranen liepen in mijn ogen en een heerlijk verlangen manifesteerde zich in mijn onderbuik, waardoor alle narigheid verdween. ‘Je verdient het.’
‘Dat zal ik je bewijzen, Stephanie. Je moest eens weten.’ Hij drukte zijn lippen weer op de mijne en dit keer kuste hij me dieper, rauwer. ‘Het zal je nog gaan vervelen als ik dit tegen je zeg. Ik hou van je. Ik ben zo verliefd op je, Stephanie.’
‘Dat gaat nooit vervelen, hoor.’ Ik liet mijn handen over zijn sterke armen glijden. ‘No way.’ Ik kneep mijn ogen dicht. ‘Dit is waar ik op gewacht heb. Jij bent degene op wie ik gewacht heb.’
Ik voelde Nicks hand samenknijpen in mijn haar. ‘Je hoeft niet meer te wachten. Wíj hoeven niet meer te wachten.’