Hoofdstuk 60
Oktober 1977
In het bos, voorbij de open plek, is een eiland, langer dan een vissersboot en zo breed als een bus. Het heeft zich al die tijd onder het water verscholen gehouden. En nu zit er een kraai op.
Ze loopt voorzichtig over het vergulde oppervlak. Precies op dat moment gaat de zon schijnen en zet de verborgen offergiften in een gouden gloed. Alle warme metaalkleuren zijn vertegenwoordigd: goud, koper en brons.
Zoals de meeste kraaien is ze niet onder de indruk, zelfs niet van bovennatuurlijke aantrekkingskracht.
Ze hupt over martingaalschildjes en kandelaars; ze pikt aan doopbekers en gespen.
Midden op het eiland ligt een gesloten cirkel van trouwringen.
De cirkel is bedoeld als markering.
De kraai houdt haar kopje schuin en staart ernaar met haar scherpe zwarte oog, en de vloed komt, en het water stijgt.