Hoofdstuk 40

 

Mei 1976

 

 

 

De voortekenen hebben gelijk, zoals voortekenen bijna altijd gelijk hebben, of mensen er nu acht op slaan of niet: later die dag wordt Mulderrig inderdaad overvallen door een storm van Bijbelse proporties.

Bij de kade weten de vissers niet hoe ze het hebben. Want in de tijd dat je snel een wind kunt laten, staan er torenhoge golven in de baai. Boven hen schieten lichtflitsen over en weer, en de donder komt in plotselinge, oorverdovende klappen. De wind slaat om hen heen, duwt hun ogen dicht en scheurt de netten uit hun handen en de petten van hun hoofd. Ze kunnen nog net de kade op komen, en als ze door de deur van Kerrigan’s Bar binnenvallen, zijn er drie man voor nodig om die weer dicht te krijgen.

Bridget Doosey luistert naar de loeiende storm met haar ramen gesloten en haar achterdeur vergrendeld. Onder haar deken heeft ze haar katten, een geïllustreerd handboek forensische toxicologie en een lamp met een nieuwe lont voor de nacht die komen gaat.

Ze schudt haar hoofd en denkt aan de arme vrouwen die hun was buiten hebben hangen en van wie het ondergoed in een oogwenk weggeblazen wordt. Ze denkt aan de boeren op de weiden, die zich uit alle macht vastgrijpen aan een koe of een schaap, of een geit, of een hek. Ze neuriet een lied van Patsy Kline voor de kittens die op een kluitje onder haar oksel schuilen. En wat te denken van de jongelui die het bos in geglipt waren om wat te vozen? Je wilt toch nu niet met je broek op je knieën ergens buiten zijn. Dan denk je nog dat het een straf van boven is en durf je je piemel nooit meer uit je broek te halen. Of de moeders met een baby die doodsbang ligt te krijsen in zijn wandelwagen. Lieve hemel, moet je je voorstellen hoe ze hun boodschappen uit hun handen laten vallen om de kleine Martin of Michael uit de wagen te vissen. Dat ze de heuvel op rennen met de storm op de hielen. Goeie god, lopen, red jezelf, red je kinderen.

Ze vraagt zich af waarom ze het niet had zien aankomen, aangezien ze zelf ook haarden heeft en normaal altijd op zulke dingen let.

Ze wurmt zich onder haar katten uit, loopt naar de haard en haalt haar vinger over de haardsteen. Volop stof, dooie motten en kattenhaar.

Maar geen spatje roet.

Dus er is meer aan de hand dan alleen een storm, en Bridget Doosey durft te wedden dat dit te maken heeft met één specifieke bewoner van Rathmore House. En ook al vervloekt Bridget zichzelf om haar bemoeizucht, toch trekt ze haar laarzen met de profielzolen aan en wikkelt zich in een stuk oliedoek zo groot als een bramzeil. Dan pakt ze een stevige wandelstok, en de Heer dankend voor de ballast die haar achterwerk biedt, vertrekt Bridget Doosey richting Rathmore House.

 

Het verbaasde Shauna niet dat de mannen van Rathmore House nergens te bekennen waren op het moment dat ze wel wat hulp kon gebruiken. Ze moest zelf alle beesten binnenhalen. Van alle kanten gegrepen door de wind op de binnenplaats, met een kip onder beide armen, en de dakpannen die achter haar op de grond vielen.

Shauna zit aan de keukentafel met een kop thee in haar hand.

Los van de woedende storm is het rustig in Rathmore House.

Mrs. Cauley heeft een paar oordoppen voor zichzelf gemaakt van de pagina met rouwadvertenties uit Western People en is met haar lijstje verdachten aan het deduceren geslagen. Los van haar gebruikelijke verzoeken om beenmassages en een glaasje advocaat weet Shauna dat ze verder geen gesprekjes met de oude vrouw hoeft te verwachten.

Shauna sluit haar ogen en luistert hoe het huis het gezang van de storm buiten beantwoordt. Vloerplanken kraken en ruiten huiveren. Ergens slaat een deur de maat, terwijl de sleutelgaten de hoge tonen fluiten. En dan begint een luid gebonk: snel, dichtbij, dringend. Shauna opent haar ogen en schreeuwt het uit van schrik.

Een monster stort zich op haar achterdeur.

Het klauwt aan de deurklink en doet het glas beslaan. Het schreeuwt naar haar met twee vertrokken monden en schopt tegen de deurpost met talloze vervormde poten.

 

Desmond en Bridget zitten in de stoelen die Shauna voor hen heeft neergezet aan het voeteneind van Mrs. Cauleys bed. Ze hebben ieder een vol glas in hun hand. Ze zijn elkaar tegengekomen op weg naar Rathmore House en hebben elkaar door de storm geholpen. Bridget zit gelukzalig een sigaret te roken met haar voeten op een voetenbankje. Desmond is er niet echt bij.

Mrs. Cauley bestudeert Desmond goed; ze kent die uitdrukking. ‘Desmond, kijk me eens aan.’

Hij huivert. ‘Het is mijn schuld dat hij nu buiten is.’

Mrs. Cauley knikt. ‘Natuurlijk is het jouw schuld.’

‘Het is mijn schuld dat er nu een man helemaal alleen daar buiten in het bos is. Verdwaald en in gevaar. Ik moet erheen om hem te zoeken.’ Desmond doet een halfslachtige poging om de deken die om zijn benen geslagen is van zich af te schudden.

‘Als je het maar laat, papa. Jij blijft hier zitten om op te drogen.’ Shauna gooit een theedoek naar hem toe terwijl ze zich buigt om een asbak voor Bridget neer te zetten. ‘Luister naar Mrs. Cauley, ze heeft je al eerder gezegd dat jij niets kunt doen.’

Bridget blaast haar adem uit en zwaait naar hem met haar sigaret. ‘Wat jij moet begrijpen, Desmond, is dat we het hier over Mahony hebben. Hij is een wees uit Dublin, en dat wil zeggen dat hij het nog zou overleven op een ijsschots met alleen een paar sokken aan. Jij daarentegen bent daar buiten zo hulpeloos als een fruitvlieg.’

Desmond jammert zachtjes. ‘Hoe weet je dat nou?’

Bridget maakt een hoongeluid en slaat haar whiskey achterover. ‘Los daarvan lijkt het me duidelijk dat dit geen normale storm is. Dit is een storm met een doel: een bovennatuurlijke storm. Deze storm is bedoeld om Mahony te helpen, niet om hem de das om te doen.’

Desmond kijkt haar verbijsterd aan. ‘Ik begrijp niet waar je het over hebt.’

Mrs. Cauley gaat rechtop zitten in bed en fronst naar hem. ‘Zo is het wel genoeg, Desmond. Hou nou maar je mond.’

Bridget houdt haar lege glas op naar Shauna voor nog een borrel. ‘Een bovennatuurlijke storm wordt altijd aangekondigd door roetwolken uit alle haarden en een horde duikende zwaluwen. Precies zoals vandaag.’

Shauna knikt. ‘Er was roet zat, dat klopt, en zwaluwen waren er ook.’

‘Nou, dat lijkt me logisch. Deze storm is een symptoom van de enorme hoeveelheden paranormale energie die zich boven dit dorp heeft samengepakt. Jezus, het weer is toch ook al weken niet meer normaal, of wel soms?’

Desmond wil zijn mond opendoen, maar Mrs. Cauley legt hem met een blik het zwijgen op. Ze wendt zich tot Bridget: ‘Wat verwacht jij van deze storm, Doosey?’

‘Wat hebben we het hardst nodig in dit onderzoek?’

Mrs. Cauley kijkt bedachtzaam. ‘Een lijk.’

‘Precies,’ zegt Bridget. ‘Deze storm zal Orla Sweeney boven water brengen. Hij zal ons naar haar lichaam leiden.’

Shauna huivert. ‘O, god. Kan er dan nooit iets normaal gaan, hier? Kan een storm verdomme niet gewoon een storm zijn?’

Mrs. Cauley steekt haar hand op. ‘Nee, dat kan niet. Vertel verder, Doosey.’

‘Morgen gaan we naar buiten, en dan zullen we Orla’s lichaam vinden, want vannacht zullen de krachten der natuur haar boven water brengen. Dat is de reden waarom ik mijn leven in de waagschaal heb gelegd door hiernaartoe te komen. Om jullie dat te vertellen.’ Bridget leunt triomfantelijk achterover in haar stoel.

‘Dus ze komt hier gewoon voor me op het gazon te liggen?’ vraagt Shauna.

Bridget laat zich niet uit het veld slaan. ‘Misschien niet, maar er zullen wel aanwijzingen zijn. Bomen waar de bliksem ingeslagen is, stammen die in een kring gevallen zijn, dat soort dingen. En die dingen zullen ons naar haar graf leiden.’

‘Shauna, ga eens een schop zoeken,’ zegt Mrs. Cauley met een akelige gloed in haar ogen. ‘Zodra het licht is, gaan we eropuit.’

Bridget proost met Mrs. Cauley met haar boordevolle glas. ‘En een paar rubberhandschoenen. Want we zullen ongetwijfeld met bewijsstukken te maken krijgen.’