Hoofdstuk 27
Mei 1976
Vlak buiten het dorp, boven op een heuvel, staat een cottage die bijna even oud is als de dolmen waar hij op uitkijkt, aan de andere kant van het weiland. Mahony komt dichterbij, met een tas waar al de hele weg vanaf Rathmore House een onvoorstelbare stank uit opstijgt. Bij het hek zet hij de tas neer om een paar lastige knopen los te maken, want Bridget Doosey heeft liever geen bezoek, en het is kenmerkend voor haar eenvoudige levensstijl dat ze nog steeds in staat is over haar tuinhek te springen als ze er zelf in en uit wil.
Verborgen ogen zien Mahony’s meanderende tocht van het hek via het knollenveldje naar de wigwambonenstaken. Want in Bridget Dooseys tuin is meer leven dan je zou denken. Misschien komt het door de nabijheid van de dolmen, of misschien door de oprechte liefde die ze in de vruchtbare zwarte aarde stopt, maar hier groeit heel wat meer dan alleen rabarber.
Mahony ziet haar over een bloembed gebogen staan. ‘Uw tuin is een plaatje.’
Bridget tuurt naar hem. Er zitten strepen aarde op beide wangen, alsof ze zich wilde camoufleren.
‘Vissenkoppen.’ Mahony zwaait met de tas.
‘Kom dan maar binnen,’ zegt Bridget met een wilde blik in haar ogen.
Het is donker binnen, en er hangt een vreemde muskusgeur, die zich in plaats van een loper heeft ontrold in de gang. Weelderige en veelkleurige kattenvellen bedekken alle oppervlakten. Overal staan constellaties van schoteltjes te meuren, met restjes opgedroogde melk of afgelikte stukjes pens. Een paar van de katachtige bewoners komen Mahony en zijn onweerstaanbare vrachtje begroeten. Andere kijken alleen minzaam toe vanaf een met vilt bekleed kaarttafeltje of een met spinrag beklede vensterbank. Bridget beent door en schopt onderweg harige pelsjes opzij.
‘Kom maar mee naar de keuken.’
Als ze de keukendeur opendoet, overweegt Mahony even of hij zijn neus in de zak zal steken, om zijn leven te redden. Want de geur die in Bridgets keuken hangt, is antiek en complex, rijk en heel erg smerig. Het is een geur als van duizend gekookte visgraten en honderd fossiele kattenkeutels. Het is de geur van het natte wasgoed van vele decennia, van ranzig vet en van goor afwaswater.
Bridget wenkt Mahony langs een kapotte formicatafel die vol ligt met katten naar een fornuis met een dikke laag aangekoekt vet. Ze wijst op een pan met een deksel en een laag visschubben. Mahony weet dat dit het epicentrum van de stank is.
‘Gooi ze hier maar bij. Ik kook ze voor de beestjes, want dan verteren ze het beter. Al die heerlijke vissenbekjes met hun zilte oogjes. Zo, je zult wel trek hebben in een kop thee en iets lekkers, neem ik aan? Ik heb nog ergens een half krentenbrood dat nog best te eten is als ik het een beetje afschraap.’
‘Nee, hoor. Ik heb niks nodig. Shauna vroeg alleen of ik deze even wilde brengen. Ik moet meteen weer gaan.’
‘Dat moet helemaal niet. Jij gaat zitten en drinkt een kop thee met me.’
Ze leunt naar voren en geeft hem een klopje op zijn arm. ‘Ik heb de lijst waar je om vroeg.’ Ze zoekt tussen de katten op tafel en trekt een lijst onder een slapende schildpadpoes vandaan.
Mahony laat zijn blik erover glijden. De titel luidt: MANNEN UIT MULDERRIG (LEEFTIJD: TUSSEN DE 15 EN 80) EN OMGEVING DIE EEN AUTO TOT HUN BESCHIKKING HADDEN IN DE ZOMER VAN 1950.
Mahony knikt, vouwt de lijst op en steekt hem in zijn kontzak, terwijl hij ervoor zorgt dat hij niet te diep ademhaalt.
Mahony heeft een asbak naast zijn elleboog staan, een beker whiskey in zijn hand en een jonge witte kat met roze gerande ogen die aan zijn oren snuffelt. De kat doet hem aan Shauna denken, en dus aait hij haar, want hij heeft inmiddels lol in zijn bezoekje, zoals Shauna al had voorspeld, ondanks de vissenkoppen.
Bridget begint ook aan hem te wennen, want ze blijft dan wel uitbundig winden laten, ze kijkt niet meer steeds verbaasd om zich heen als ze dat doet.
‘Uw tuin staat er mooi bij.’ Mahony laat de ranke witte kat op zijn schoot zitten, waar ze zich oprolt tot de maat van een paar dikke sokken.
Bridget knikt met een dreigende glinstering in haar ogen. ‘Zeker, maar ik ontkom niet aan de elfjes die elke nacht mijn rabarber komen halen.’ Op fluistertoon vervolgt ze: ‘Die dolmen is namelijk de poort naar de onderwereld.’
De dode oude dame wier silhouet zich aftekent bij de achterdeur slaat haar ogen ten hemel en pakt een doorzichtige bezem. Mahony herkent moeder Doosey van het kerkhof; ze vertrekt haar mondhoek bij wijze van groet. Katten stuiven alle kanten op als ze zich een pad door de keuken baant.
‘Dus zet u een schoteltje melk neer voor de brave mensen?’
‘Nee, dat zou de doden maar aantrekken. Mary Lavelle scheldt Teasie de huid vol als het arme kind vergeet om de melk weg te zetten. Ze beweert dat zelfs een druppeltje al genoeg is en ze treft al een hele horde dorstige geesten in hun koude handjes wrijvend rond haar keukentafel.’
Moeder Doosey kijkt sceptisch.
‘Ze laat Teasie nu een kring van stenen om het huis leggen,’ zegt Bridget. ‘Dat heeft niet zoveel nut voor de doden, maar het werkt geweldig tegen de duivel. Kennelijk kan hij daardoor niet zo goed horen.’
Mahony glimlacht. ‘Geloof u wat zij ziet?’
‘Iedereen mag doen wat hij wil, dat geloof ik. Als Mary Lavelle geesten en spoken in haar gordijnen wil zien, dan moet ze dat zelf weten.’
‘Ze zegt dat de doden zijn opgestaan toen ik terugkeerde naar het dorp.’
‘Alsof je al niet genoeg demonen hebt om je mee bezig te houden.’ Bridget fixeert hem met haar slimme oogjes. ‘Zoals je zelf ook wel weet, heb je meer te vrezen van de levenden, Mahony.’
Moeder Doosey staat bij de achterdeur en knikt ernstig voor ze de tuin in zweeft om met haar handen tegen haar onderrug naar de overdrijvende wolken te gaan kijken.
‘Ik zou me druk maken over de doden zodra die hebben uitgevonden hoe ze een scone moeten vergiftigen,’ zegt Bridget.
Mahony schiet in de lach.
Bridget pakt een vork en krabt er meditatief mee over haar hoofd. ‘Ik heb iets voor je, in ruil voor je bezoekje.’ Ze wijst naar hem met de vork. ‘Het vergt karakter om zeven kilometer te lopen met een zak vissenkoppen, dat weet ik heus wel.’
‘Dus u stelde me op de proef?’ vraagt Mahony lachend.
‘Je hebt je bewezen.’ Bridget knijpt haar ogen halfdicht. ‘Je bent een kind van je moeder.’