54

DE STOCKCARS REDEN RONDJES alsof ze aan elkaar waren geklonken, een jankende, razendsnelle schroothoop van gelakt metaal, gehuld in uitlaatgassen. Erboven steeg een wolk van zomerstof als een nucleaire paddenstoel op in de hete, doodstille avondlucht. Achter dit prisma van stof ging de zon onder, zodat het licht overal rood en goudkleurig was. Valentine keek naar de laatste race – beter gezegd: hij deed alsof hij naar de laatste race keek, maar zijn verrekijker zwenkte niet mee met de passerende auto’s. Hij bleef gericht op een plek in de pits aan de overkant. De man die hij observeerde droeg een vlekkeloos schoon monteursjack, een spiegelende bril en een honkbalpet met een logo dat Valentine niet kon lezen, maar hij wist wat er stond: TEAM MOSSE.

De lucht was doordrenkt van brandstof en hij proefde het op zijn lippen – een ijzersmaak en de penetrante geur van benzine – en hij haalde het derde blikje bier uit de zak van zijn regenjas. Het eerste was koel geweest, dit was warm, en toen hij het opentrok liet hij het schuim exploderen in zijn mond. Hij was blij dat het de laatste race was, want zijn blaas deed pijn en door de herrie trilde een botje in zijn binnenoor mee als een in de val zittende vlieg.

Een geblokte vlag zo groot als een picknickkleed zwaaide en hij zag de auto van Alex Cosyns passeren in de leidende groep van drie en toen toonde een verblindend scherm de laatste meters in slow motion, met een flitsende zwart-witte tekststrook met de woorden WINNAARTEAM MOSSE. Toen de achtervolgers voorbij jakkerden vloog er een onderdeel van het chassis van een van de auto’s, gevolgd door enkele repen verbrand rubber. Het publiek, zo’n achtduizend man sterk, gilde van opwinding toen de uit elkaar vallende auto uit de bocht vloog en het linkervoorwiel het begaf, zodat het hele voertuig doorgleed, de afzetting raakte, kantelde en ondersteboven doorging.

Maar Valentine keek niet. Hij had zijn doelwit weer gevonden in de pits aan de overkant: Robert Mosse, alleen, met zijn handen op zijn heupen toekijkend hoe Cosyns de winnende auto binnenreed. Toen de bestuurder uitstapte stopte Mosse met klappen, stak een sigaar op en draaide zich om, en het was een mecanicien van de andere pits die de winnaar op zijn rug klopte. Valentine vroeg zich af waarom Robert Mosse Cosyns cheques van duizend pond stuurde en hem vervolgens op zijn moment van glorie negeerde. Cosyns merkte niet eens dat hij genegeerd werd en hij accepteerde een fles bier van de man in overall en nam kalm een slok terwijl hij naar de herhaling van de laatste ronde keek.

Valentine gooide het halflege blikje in een bak en baande zich door de menigte heen een weg naar de uitgang. Er zou een soort circusfinale plaatsvinden, met alle auto’s, maar dat hoefde hij niet te zien, want hij was gekomen om uit te zoeken waar de trailer van het Team Mosse stond. Cosyns stalde de auto in de garage naast de begrafenisonderneming, maar daar was geen ruimte voor iets anders en Valentine had in het voorbijgaan een kijkje genomen bij Mosses smakeloze villa in een buitenwijk. Er waren drie garages, maar alle drie van standaardlengte, dus daar kon hij niet staan. Bovendien stonden er al drie auto’s: Mosses BMW, een 4x4 en nog een stockcar, maar die stond altijd op blokken. Het was geen kijkje in het voorbijgaan geweest; hij had een aardige slok opgehad in de Artichoke en had gedacht: verrek maar. Dus had hij om de hoek geparkeerd en even rondgesnuffeld, het licht van zijn zaklantaarn door het raampje in de zijdeur van de garage laten vallen. Daar stak toch geen kwaad in. Hij probeerde een beeld op te bouwen, meer niet. Afstand te bewaren. Dit was wel een van de dingetjes die niet hoorden, het zoeken van de plek waar ze de trailer stalden.

Buiten het circuit heerste chaos, als een nachtmerrieversie van de rally van Monte Carlo, met mensen die naar hun auto renden om de onvermijdelijke opstopping voor te zijn. De zon schitterde in zo’n duizend autoruiten. Valentine vond de Mazda, zigzagde naar de uitgang en stopte op een parkeerhaven bij een snackwagen. Hij draaide het raam open en de geur van vet en spek stroomde de auto binnen.

Hij schopte de deur open, maar liet de motor draaien.

Zijn mobiel ging. Hij had een nieuwe beltoon geladen, de tune van Ghostbusters, en hij moest er nog altijd om lachen.

BEKENTENIS

Het was een sms van Shaw, die onderweg was naar Lynn na een informele bijeenkomst met het OM, dat betrokken was bij internationale voorbereidingen van de aanklacht tegen de orgaansmokkelaars, een zaak die internationale sensatie zou verwekken.

Andy Judd zou de volgende ochtend worden voorgeleid en hij had tot het laatste moment gewacht voordat hij instemde met een aanbod aan zowel hem als zijn zoon Neil. Andy Judd was bereid schuld te bekennen aan brandstichting in het transformatorhuis en beschadiging van het huis van Orzsak… wonderlijk genoeg zijn enige misdaden. Het OM was bereid zich neer te leggen bij een voorwaardelijk vonnis. In ruil daarvoor zou Andy Judd optreden als kroongetuige in het proces tegen degenen die betrokken waren bij de illegale handel in menselijke organen. Zijn eigen medeplichtigheid zou over het hoofd worden gezien. Ook Neil Judd zou als getuige à charge optreden en niet worden vervolgd wegens zijn aandeel in het ronselen van donoren. Los daarvan zou hij echter wel worden aangeklaagd wegens moord op zijn broer als het hoofdproces was beëindigd. Liam Kennedy zou niet getuigen: de stress als gevolg van het ontdekken van de ware consequenties van zijn ‘selectieproces’ had geleid tot een crisis in zijn psychische staat. Hij was opgenomen in een psychiatrische kliniek in Coventry en was ongeschikt verklaard om terecht te staan.

De zaak van het OM ZOU nog verder worden versterkt door de getuigenverklaringen van de drie mannen die door Shaw en Valentine levend en wel waren aangetroffen in het ruim van de Rosa, en van Terence Foster, de donor in de operatieruimte: dappere mannen die, bleek nu, zichzelf bijna hadden gered op die zondagavond dat de stroom in Erebus Street was uitgevallen. In het plotselinge donker hadden ze een opstand beraamd en toen Rey Abucajo bij het licht van een zaklamp de deur had geopend om een vervanger voor John Tyler te zoeken, hadden ze hem neergeslagen, naar buiten geduwd en de deur gebarricadeerd. Daardoor was Neil Judd genoodzaakt geweest de straat op te gaan voor een nieuwe donor. Toen Rey Abucajo ten slotte met de rest van de bemanning terugkeerde om de deur open te breken was hij gewapend geweest. De man die ze hadden gekend als John Pearmain was doodgeschoten als voorbeeld voor de rest en daarna meegenomen naar de operatietafel voor zijn laatste bijdrage aan de markt voor menselijke organen. Zijn lichaam, verzwaard in de afvalzak die op Warham’s Hole was aangespoeld, was samen met dat van Tyler overboord gezet toen de Rosa de Wash uit voer. Alle vier de getuigen konden nauwelijks wachten op het moment dat ze in de getuigenbank zouden plaatsnemen.

Interpol vorderde met het onderzoek naar wanneer en waar het ruim van de Rosa was aangepast om er de operatieruimte, de provisorische ziekenzaal en de orgaanbank in te verbergen. De complexiteit van het bredere onderzoek – dat in handen was gelegd van een gespecialiseerde, grensoverschrijdende eenheid van New Scotland Yard – had tot gevolg dat er nog geen datum voor het proces was vastgesteld. De verdediging hield het momenteel op voorjaar 2012. Geen van de beklaagden was op borgtocht vrijgelaten. De advocaten van Abucajo hadden laten doorschemeren dat hun cliënt bereid was te getuigen dat de overleden kapitein dodelijke injecties had toegediend aan donoren die nutteloos waren geworden voor de levende orgaanbank. Hij zou er zijn hachje waarschijnlijk niet mee redden. De zaak tegen Jofranka Phillips zou ingewikkelder worden: een jury zou moeten beslissen in hoeverre ze had geweten van de geheimen van de Rosa. De voorlopige schattingen van het aantal mensen dat aan boord van het schip was gestorven gedurende zijn tweejarige loopbaan als drijvende operatiezaal liepen uiteen van acht tot dertien. Het uiteindelijke aantal zou wel eens veel groter kunnen zijn.

Valentine zoog het leven uit een Silk Cut. Toen uit nog een. Was er een andere uitweg uit de Norfolk Arena? Hij wilde juist te voet teruggaan om het de bewaker bij de ingang te vragen, toen Mosses BMW cabriolet in zicht kwam, met negentig per uur de hoek naar de weg om sloeg en voorbij zoefde met het leren dakteruggevouwen achter de achterbank.

Nog geen minuut later verscheen Cosyns in zijn eigen BMW, een tweedehandsmodel met een gedeukt spatbord, met de trailer waarop de Citroën stond, met een overwinningskrans om de motorkapantenne. Een kleine hond krabbelde, met zijn neus tegen het glas, aan de achterruit.

Valentine voegde in achter de trailer, dicht erachter, waar hij niet al te vaak te zien zou zijn in de buitenspiegel van de BMW.

Ze bereikten de ringweg, sloegen af naar het oosten en reden om de stad heen, zodat Valentine al begon te denken dat ze de kustweg zouden nemen, maar één rotonde eerder keerden ze terug naar de stad, om de Magnox-krachtcentrale heen en naar Westmead Estate. Valentines ademhaling werd pijnlijk oppervlakkig, want in al die jaren sinds de zaak-Tessier had hij niet één aanwijzing gevonden die Robert Mosse opnieuw in verband bracht met zijn ouderlijk huis en de plaats delict – afgezien van de omstreden met bont gevoerde handschoen. Alle leden van Mosses kleine bende hadden zelfs zoveel mogelijk afstand gecreëerd tussen de wijk en hun volwassen leven. Cosyns was verhuisd, Voyce was naar Nieuw-Zeeland geëmigreerd, Robins was naar de Midlands gegaan en daarna naar de gevangenis en een reeks psychiatrische inrichtingen. Maar hier en nu volgde Valentine Cosyns terug naar waar alles was begonnen.

Hij liet de Mazda zo’n honderd meter terugzakken toen ze langs het driehoekige veld reden dat door voetballende kinderen in een moddervlakte was veranderd, het veld waar Tessier die zomerdag in 1991 had gespeeld. Er liep een smalle afrit omheen, langs lage woonblokken van eind jaren tachtig en om het gemeenschapshuis heen naar het braakliggende terrein tussen de wijk en de oude kustspoorlijn, een diepe geul vol stoffige struiken. Hier stonden aaneengesloten rijen houten garageboxen met ertussenin paden van aangestampte aarde en hij zag dat de trailer naar een ervan afsloeg, achteruitreed om de bocht te nemen en toen verdween.

Valentine keerde en reed terug naar het voetbalveld, waar hij voor een Spar-winkel parkeerde. Hij liet zijn regenjas en colbert in de auto liggen, kocht een avondkrant en een pakje Silk Cut en kuierde toen terug naar de garageboxen. De gehavende BMW stond in het derde pad en de deuren van een van de boxen sloten zich juist automatisch achter de trailer en de Citroën. De deuren waren ooit blauw geweest, nu afgebladderd.

Hij liep over het pad en checkte de nummers van de meeste boxen, sommige pas geschilderd, andere bouwvallig. De boxen waren in paren gebouwd en deelden een tussenwand van betonblokken, gescheiden door een smalle opening. Hij hield de voorkant van Cosyns’ box in de gaten, liep er behoedzaam opaf en glipte toen in een van de tegenoverliggende openingen. Er passeerde een goederentrein op de oude spoorlijn, maar toen de stilte terugkeerde hoorde hij iets, het zachte dreunen van een motor, schor en rommelend, in de garagebox. Hij noteerde het nummer: 51. Hij trok zich verder terug in de smalle opening, achter wat rommel: twee oude fietsen en een roestige kinderwagen. Achter hem was een vluchtweg, voor het geval hij gezien werd. Hij zou wachten tot Cosyns weg was en daarna de box doorzoeken. De motor dreunde door. Het geluid leek ondergronds, maar ritmisch, geolied en gelijkmatig. Daarom had hij zich, twintig minuten later, moeten afvragen waarom hij het nog steeds hoorde.

Shaw keek naar het vakantieverkeer dat naar het westen kroop toen hij de buitenwijken van Lynn bereikte. Zijn mobiel snorde in zijn houder op het dashboard. Hij drukte op een toets en opende een foto: Fran op het strand, het touw van een vlieger in haar hand. Verder naar het noorden, boven zee, was de lucht strakblauw. Toen hij de ringweg bereikte overwon hij de verleiding om naar St James’s terug te gaan. Hij had veertien dagen vakantie en die gingen nu in. Lena had een vergunning gekregen voor een aanbouw aan het huis: een doucheruimte en een badkamer, een bijkeuken en een portaal voor laarzen, zodat ze geen kilo’s zand mee naar binnen namen als ze van het strand kwamen. Hij was tot opzichter gebombardeerd, wat twee weken op het strand betekende om anderen te zien werken.

Hij meerderde vaart tot zo’n honderd kilometer per uur om zijn nieuwste speeltje te testen: een tweedehands Porsche 993 van zeventienduizend pond. Het was een vijftien jaar oude curiositeit die hij via een gespecialiseerde dealer op internet had gevonden. Op een website voor visueel gehandicapten had hij een aanbeveling van dit model gezien. Het was een van de weinige betrekkelijk moderne auto’s met een smalle stijl tussen de voorruit en het zijraam. Bij nieuwere auto’s was die stijl veel breder omdat er een rolstang in zat. En hij was ter versteviging verder naar voren geplaatst. Met als gevolg dat het zicht van een eenogige bestuurder ernstig werd belemmerd. De Porsche had een sierlijke, smalle stijl, verder naar achteren, zodat Shaw naar beide kanten een uitstekend uitzicht had. Dit was zijn nieuwe gedragslijn: zich aanpassen aan zijn handicap in plaats van aan te modderen en te doen alsof die niet bestond.

Hij overwoog regelrecht naar huis en het strand te rijden, maar besloot dat hij eerst iets anders moest doen. Op het dashboard lag een Post-it-briefje met in zwarte viltstift een getal: 51. Bij de laatste rotonde in de ringweg sloeg hij links af en reed North End binnen en vervolgens langs de rand van de stad naar Westmead Estate. Hij passeerde de Mazda van Valentine zonder hem te herkennen, omdat zijn brigadier er die ochtend mee door de wasstraat was gereden. Bij het gemeenschapshuis stond een telefooncel onder een beveiligingscamera en daar parkeerde Shaw. Zodra de voorwaartse beweging van de auto stopte drong de hitte weer naar binnen. De architectuur van woonwijken had iets waardoor de hitte ondraaglijk was: het verzengde gras, de weerkaatsende ramen, het kale beton. Maar er was nog iets. De wijk gaf je het gevoel dat je gevangenzat. Het schrille, afgrijselijk doordringende geluid van een eenzame ijscowagen, de gefloten herkenningsmelodie van The Great Escape, maakte het alleen maar erger. Hij overwoog weer in te stappen en naar huis te gaan, naar het huis te rennen, de zee in te gaan, en dit te laten rusten tot hij weer aan het werk ging. Maar Lena had gelijk: hij moest de geest van Jonathan Tessier uitdrijven. Dit was een los eindje en hij kon het in tien minuten vastknopen. Het kwam niet bij hem op Valentine te bellen voor assistentie, hoewel hij zich dat wel had voorgenomen.

Hij was een jonge brigadier geweest, kort tevoren van Brixton overgeplaatst naar Lynn, toen hij voor het eerst naar Westmead was gestuurd om een verklaring op te nemen van een man die was overvallen toen hij zijn auto uit een van de garageboxen haalde. Het slachtoffer reed achteruit, toen het portier aan zijn kant werd opengerukt en hij uit de auto werd gesleurd en met een ijzeren staaf neergeslagen. De auto, een Morris Minor in uitstekende staat, hadden ze meegenomen. Acht maanden later was hij opgedoken op een veiling in Retford, maar dat was al de derde keer sinds de diefstal dat hij verkocht werd, dankzij een vervalst onderhoudsboekje en nieuwe kentekenplaten. Men had Shaw gevraagd de verklaring van het slachtoffer ter plaatse op te nemen zodra hij uit het ziekenhuis kwam. Zo hadden ze het uitgedokterd: de dieven hadden zich verborgen gehouden in de opening naast de garage en hun moment afgewacht. Daardoor kende hij de wijk, het ‘district’, zoals zijn vader het zou hebben genoemd, want de stad had een heleboel verschillende landschappen, maar een van de meest opwindende was het landschap van de misdaad.

De box aan het begin van de eerste rij was nummer 160, de volgende 121, daarna 120, 81, 80 en toen 41. Hij liep door, maar keek het volgende pad in en zag een gedeukte BMW, maar verder niets. Hij wist dat 51 daar was, maar hij voelde zich kwetsbaar nu hij eropaf liep, dus liep hij verder langs 40, naar het laatste pad, met de bedoeling terug te keren door een van de openingen. Maar op dit pad stond een auto en het zag er heel raar uit. Het was eveneens een BMW, maar deze was een cabriolet en het zwarte lakwerk was zo blinkend gepoetst dat er een onzichtbare, duimdikke laag glas over de lak leek te liggen. Dit was geen derdehands BMW. Deze was nieuw. Het was een auto van veertigduizend pond. Hij legde zijn hand op de motorkap, voelde de warmte van de motor.

Hij keek in de auto en zag een spiegelende zonnebril op de passagiersstoel. Het dak rook naar leer. Misschien, dacht Shaw, was de bestuurder gewoon dom, want als deze auto nog een uur langer op dit pad stond, zou een van de bewoners van Westmead hem openen als een blik witte bonen.

Hij koos de volgende opening tussen de boxen, bezaaid met brandnetels, maar makkelijk genoeg begaanbaar. Hij baande zich een weg erdoorheen en bleef even staan om een rank van een braamstruik los te maken. Hij hoorde een motor, diep dreunend, een zware sportmotor. Alle boxen hadden een kleine houten achterdeur met een raam, hoewel de meeste veilig waren dichtgetimmerd. De deur van nummer 51 was bedekt met een roestige metalen plaat.

Het ijzer trilde door het dreunen van de motor. Onder dekking van het geluid probeerde Shaw de klink en ondanks het roest en de dikke, afbladderende laag blauwe verf ging hij geruisloos omlaag en de deur ging open op goed gesmeerde scharnieren, als het deksel van een muziekdoos. De box was niet verlicht en zo te zien verlaten. Hij ging naar binnen, deed de deur achter zich dicht en liet zijn ogen wennen aan het grijs en zwart in het schemerige licht dat door een bemost dakraam viel. De lucht was loodzwaar. Hij ademde in, hoestte een keer en klapte toen dubbel.

Op zijn knieën gezeten was de lucht schoner. Hij wilde roepen, maar hij wist dat hij, als hij genoeg uitlaatgassen inademde, het bewustzijn zou verliezen. Hij keek over de vlekkerige betonnen vloer heen en zag dat de muur van betonblokken tussen de boxen 51 en 52 was weggebroken en vervangen door een stalen dwarsbalk. Er stond een trailer met een stockcar en daarnaast een Mini, op blokken, de lak een roestige sprei, maar hij kon de kleur eronder zien en zijn bloed stolde: mosterdgeel, de kleur van de microscopische bolletjes lak die ze op het voetbalshirt van Jonathan Tessier hadden gevonden. De motorkap van de Mini was gedemonteerd, de motor gekannibaliseerd, de stoelen waren verwijderd. Een Mini, met het stuur links.

Kon het waar zijn? Kon dit de auto zijn die dertien jaar geleden was gecrasht op die verlaten kruising? Na de moord op de jongen waren ze te bang geweest om de auto te gebruiken, hoewel ze hem hadden over-gespoten. Misschien hadden ze het karwei nooit afgemaakt, getraumatiseerd door wat ze hadden moeten doen, en zich geconcentreerd op de dringende noodzaak om zich van het lichaam van de jongen te ontdoen. Robert Mosse zou in hechtenis hebben gezeten op verdenking van de moord, maar ze moesten, zelfs toen, gehoopt hebben dat de zaak tegen hem veel te zwak was, maar vooral dat hij niet zou praten. Als ze hun zenuwen de baas bleven, zich gedeisd hielden, kwamen ze er misschien mee weg. Na de vrijlating van Mosse was het te link om de Mini op de weg te houden. Doorrijden na een dubbel fatale aanrijding was al erg genoeg, maar een kind vermoorden was weer van een heel andere orde. Ze zouden verlamd zijn geweest en er het beste van hebben gehoopt. En door het kortzichtige onderzoek van Jack Shaw was het goede moment voorbijgegaan, want hij had Westmead overhoop moeten halen, meer bewijs moeten zoeken, maar hij was ervan overtuigd geweest dat hij de dader had en meer bewijs had hij niet nodig.

Toen hoorde Shaw nog iets, een gejank. Ergens dichtbij blafte een hond. Nog steeds gebukt liep hij om de trailer heen tot hij een gedaante op de grond zag liggen, languit, met zijn gezicht onder de auto en de uitlaat, waar een blauwe walm uit kwam. Een kleine terriër snuffelde aan zijn broekspijp, trok aan een blauwe raceoverall.

Shaw pakte de man bij zijn voeten en sleepte hem naar de deur waardoorheen hij binnen was gekomen, waar de lucht schoner was. De hond kefte nu in een ritmisch patroon. Hij voelde de pols van de man: niets. Zijn gezicht had de kleur van behangplaksel en er liep een dun straaltje speeksel uit zijn mondhoek. Shaw herkende Alex Cosyns. Hij legde zijn ene hand om de kaak van de man en de andere om zijn neus, opende de luchtweg en boog zich naar voren. Hij keek in de bleke keel, toen twee handen zich van achteren om zijn eigen keel klemden en zijn luchtpijp dichtknepen. Hij kreeg op slag geen lucht meer en een van zijn ruggenwervels kraakte door de kracht van de greep. Hij raakte niet in paniek. Hij zette zijn gespierde benen schrap en probeerde houvast te vinden met de neus van zijn rechterschoen om zich op te kunnen drukken. Hij hoorde een rib breken en was er tamelijk zeker van dat het niet de zijne was. Hij kreeg zijn andere voet in een hoek van het een of ander – hij had een oude boekenkast tegen de muur gezien, met schappen vol verf, flessen en potten. De hond, stil nu, zette zijn tanden in zijn broekspijp en liet niet los, ondanks Shaws heftige schoppen, maar hij slaagde er blijkbaar wel in de houten boekenkast te raken, want hij hoorde hem met een kakofonie van gebroken glas omvallen. Hij bleef zich verzetten, maar merkte tot zijn schrik dat hij zichzelf nu zag vechten, alsof hij buiten zijn lichaam was getreden. Hij was zich bewust van een machteloos besef dat alles wat zijn lichaam deed – de zijwaartse harde trappen – niet genoeg was. Hij verloor niet het bewustzijn, hij vervaagde, alsof het beeld van zijn worsteling een filmclip was waar hij geen tijd voor had. Hij nam één gedachte met zich mee, achtergebleven in zijn hoofd als de streep van vuurwerk in de lucht op oudejaarsavond. Het was een lachwekkende, banale gedachte: hij had rechtstreeks naar huis moeten gaan.

Shaw wist dat hij nog leefde toen hij het wiel van een brancard hoorde piepen. Het was triviaal genoeg om te weten dat hij niet in de hemel was, of in de hel. Hij wist dat hij, als hij zijn ogen opende, pijn zou voelen, maar hij vermande zich en probeerde het toch. Zijn oogleden gingen kleverig open en met zijn goede oog zag hij een ziekenhuiskamer. Witte lakens, witte muren en een deken in precies dezelfde kleur als indertijd op zijn kinderbed, een soort kinderkamerblauw. Hij lag niet languit, maar zat half rechtop, en iets hield zijn nek bijna verticaal, zodat hij het voeteneind van het bed kon zien.

Toen hij voor de tweede keer wakker werd wist hij dat hij leefde doordat hij pijn voelde, een soort kramp, maar dan in zijn nekspieren. Hij was zich bewust van een of andere halskraag die zijn kin optilde en zijn hoofd in dezelfde positie hield. Aan het voeteneind stond een kleine rolwagen met enkele wenskaarten, onder andere een zeegezicht in exact dezelfde kleur groen als zijn dochter altijd gebruikte. Op een stoel naast de rolwagen zat George Valentine. Hij had zijn benen over elkaar geslagen en Shaw zag dat hij nieuwe schoenen had gekocht, zwarte instappers.

‘Cosyns?’ vroeg Shaw, maar hij hoorde niets en probeerde het nogmaals. Zijn stem klonk als een puntenslijper.

‘Dood,’ zei Valentine. ‘In scène gezette zelfmoord, wed ik. Jij kwam tussenbeide. Het is nog vroeg, maar Tom zei dat Cosyns’ lippen en neusgaten sporen van morfine vertoonden.’

‘Ik zou dood moeten zijn,’ zei Shaw, zich nu ergerend aan de kraag, waardoor zijn hoofd aanvoelde als een oefenbal waarvan het gewicht zijn ruggengraat verbrijzelde.

‘Ik hoorde de boekenkast vallen – ik was aan de overkant, om de boel in de gaten te houden,’ zei Valentine. ‘Ik probeerde de deur open te maken, hoorde iets binnen, en het blaffen van de hond. Tegen de tijd dat ik omgerend was stond de achterdeur open. Je lag binnen, boven op Cosyns. Hij was dood. Jij niet.’

Shaw vertelde Valentine wat hij gedaan had, tot het moment dat hij de handen om zijn hals voelde. Een samenvatting zo ingedikt als een zwart gat, alles wat belangrijk was strak opgerold. Hoe hij het nummer van de garagebox had opgespoord, hoe hij het verband had gevonden met de fatale botsing op Castle Rising, hoe hij nu wist dat Robert Mosse achter het stuur had gezeten en dat de andere leden van de bende hem daardoor in hun macht hadden. En over de zwarte BMW met het roldak.

‘Was het Mosse die me heeft aangevallen?’ vroeg hij toen hij klaar was.

‘Waarschijnlijk wel, maar we kunnen het niet bewijzen. Heb je het kenteken van de BMW niet gezien?’

Shaw wilde zijn hoofd schudden, maar de pijn weerhield hem en hij sloot zijn ogen; uit een ervan rolde een traan.

‘We hebben Mosses huis gisteravond overhoopgehaald,’ zei Valentine. ‘En de auto. Niets. Volgens zijn vrouw was hij op het bewuste tijdstip thuis. Huiselijke knusheid.’

Shaw dacht aan de handen om zijn hals. ‘Ik dacht dat ik een van zijn ribben had gebroken.’

‘Ik ben bang van niet. Gekneusd, maar hij speelt zondagvoetbal bij een club in Wisbech. Een van zijn maten zei dat hij vorige week geblesseerd is geraakt.’

‘Waarom was je daar?’ vroeg Shaw, maar op hetzelfde moment dat hij de woorden hoorde verloor hij het bewustzijn. Toen waren zijn ogen open en werd het donker buiten, en de deken was niet blauw, maar rood. Valentine was er nog steeds – of hij was weggegaan en teruggekomen.

Shaw sloot zijn ogen en probeerde zich de vraag te herinneren die hij had gesteld en waarop hij geen antwoord had gekregen. Toen hij ze weer opende, was Valentine er nog steeds, het bedlampje brandde en de brigadier had een nieuwe sticker op zijn revers: ANONIEME ALCOHOLISTEN.

‘Adverteer je tegenwoordig?’ vroeg hij, naar de sticker knikkend.

‘Je vrouw is geweest; ze komt over een uur terug.’

‘Waarom was je daar?’ vroeg Shaw, de draad weer oppakkend.

‘Ik was Cosyns naar huis gevolgd vanaf de Norfolk Arena. Ik heb hem geschaduwd, om te zien wat er gebeurde. Ik wist niet waar ze de trailer stalden. Het leek een los eindje. Ik heb niet echt een leven, dus ik dacht, ik knoop het vast. Mosse vertrok als eerste uit de Arena, in een BMW cabriolet.’

‘Wat zegt Warren?’ vroeg Shaw. Commissaris Max Warren had hun beiden duidelijk gemaakt dat de zaak-Tessier gesloten was. Hij had het kennelijk niet duidelijk genoeg gemaakt.

‘Toen hij eenmaal uitgeraasd was, was hij er tamelijk laconiek onder,’ zei Valentine. ‘Hij zei dat als we met de zaak bezig bleven, het verdomme tijd werd dat we met resultaten kwamen. Want als we gelijk hebben, is Mosse blijkbaar bereid om te moorden om er zeker van te zijn dat hij nooit zal hoeven boeten voor wat hij met dat joch heeft gedaan.’ Het bloed steeg Valentine naar het hoofd.

Shaw wilde iets vragen, maar Valentine stak een hand op. ‘Laat mij het woord doen; ik heb het al gedaan bij Warren. Hij slikte het, dus laat me uitpraten.’ Hij zoog zijn longen vol en Shaw vroeg zich voor het eerst af of hij het einde van de zaak zou meemaken.

Valentine stopte een onaangestoken sigaret tussen zijn tanden.

‘Het is een oude zaak, stokoud. We hebben geen nieuwe sporen. Niemand kan ons iets nieuws vertellen. We moeten verder vanaf Tessier. Een nieuwe benadering zoeken.

Ze waren met zijn vieren: Mosse, Cosyns, Robins en Voyce. Nadat de zaak tegen Mosse een fiasco was geworden, gingen ze elk hun eigen weg: Voyce naar Nieuw-Zeeland, Robins het criminele pad op; hij kwam in Ashworth terecht, een beveiligde psychiatrische kliniek, en daarna in Bellevue, aan de rand van Lynn. Cosyns en Mosse bleven in de stad wonen. Maatjes… of onze veelbelovende jongeman nou wilde of niet. Dat is belangrijk, want Cosyns behoort tot een andere klasse: gescheiden, een baantje als lijkwagenchauffeur. Er is niet veel fantasie voor nodig om te zien wat er gebeurde. Cosyns zet Mosse onder druk om hem te helpen, eerst misschien een beetje, daarna wat zwaarder. Want hij zal niet van de honger omkomen, niet zolang Mosse zijn zwijgen nodig heeft. Ik heb wat rondgevraagd naar onze meneer Mosse en het schijnt dat hij geen gewone juridisch adviseur is – hij wil toegelaten worden tot de balie. Moet later dit jaar gebeuren. Dan verdient hij het driedubbele; hij heeft al een nieuw huis, de nieuwe BMW, kinderen op kostschool. In één woord hartverwarmend: een snotneus uit Westmead. Hij heeft dus veel te verliezen.

Dan komen wij opdagen, fris en vrolijk, en proberen de zaak te heropenen.’ Valentine wurmde een vinger achter de strakzittende kraag van zijn grijze overhemd. ‘Ik heb een kijkje genomen in Cosyns’ huis. Hij krijgt geld van Mosse, cheques van duizend pond. Hij kwam thuis toen ik er was. Het is niet echt chantage, maar zo goed als. In termijnen van duizend pond.’

Op de gang viel een metalen dienblad met een geluid als van een cimbaal op de grond.

Shaw zei niets en Valentine ging door. ‘Ik denk dat Cosyns te inhalig werd. De inzet verhoogde. Als we hem het vuur aan de schenen legden, zou hij het Mosse ook laten voelen. Het zint Mosse niet. Hij verlaat als eerste de Norfolk Arena, rijdt terug, parkeert en wacht Cosyns op. Het is denk ik niet de eerste keer dat hij een moord pleegt om te voorkomen dat wij achter de waarheid komen.’

‘Ga door,’ zei Shaw, die nu in de gaten kreeg dat zijn brigadier op eigen houtje op onderzoek was uitgegaan. Maar hij was niet bepaald in een positie om te laten merken dat hij kwaad was, of zich verraden voelde.

‘Ik heb het nagetrokken. Robins is in mei van dit jaar in Bellevue gestorven… sneed zijn polsen door met een splinternieuw Zwitsers zakmes. De plaatselijke bajes werd erbij betrokken omdat gesuggereerd werd dat hij hulp had gehad, een bezoeker, daags voordat ze hem vonden. De naam en het adres dat hij had opgegeven waren vals. Ik heb de bewaarder een foto van Mosse laten zien. Hij kon, of wilde, er niet zeker van zijn. Maar het is mogelijk.’

Shaw sloot zijn ogen. ‘Hoezo?’

‘Ik weet het niet,’ zei Valentine. ‘Maar ik weet wel wiens naam in het bezoekersboek opduikt, die laatste paar maanden… die van Alex Cosyns. Wat hebben ze besproken? Heeft hij Mosse over de bezoeken verteld… om de duimschroeven aan te draaien?’

Er kwam een verpleegkundige binnen, die een kop thee voor Shaw neerzette die hij niet kon optillen.

‘Blijft over Jimmy Voyce,’ zei Valentine, en hij liet een vel papier zien waarop iets geschreven was wat op een code leek.

TK 1956

‘Dit stond op een briefje op Cosyns’ bureau bij hem thuis. Het is een vluchtnummer. Stansted, vorige week, vanuit Istanbul en terug naar Auckland. Op de passagierslijst staat James Anthony Voyce. Waarom die terugreis? Ik vermoed dat ze over geld gepraat hebben. En hoe makkelijk je eraan kunt komen, als je de juiste mensen kent.’

‘Waar is Voyce nu?’

Valentine glimlachte en Shaw realiseerde zich hoe ongewoon dat was. Hij leek twintig jaar jonger.

‘God mag het weten. Maar Warren heeft het verbod opgeheven… Hij zei dat het sowieso weinig uitmaakt wat hij zegt. De zaak-Cosyns is open, net als die van Tessier. We zijn ermee bezig… op één voorwaarde.’

‘En dat is?’

‘Dat we met elkaar praten.’

‘Waarover?’

‘Over het opsporen van Voyce, en dat we er zijn als Voyce Robert Mosse onder druk zet – want als hij dat doet, en daar is hij vast voor gekomen, is de kans groot dat onze man opnieuw zal moorden.’

‘Opnieuw zal proberen te moorden,’ zei Shaw, en hij sloot zijn ogen. Hij hoorde dat Valentine opstond, een raam opende en een lucifer afstreek. Een dalende golf die om hem heen in wit schuim explodeerde was het eerste beeld in een droom. Maar hij werd bijna meteen weer wakker, met een hartverlammende schok, want hij had die handen weer gevoeld die hem van het leven probeerden te beroven.

De eerstvolgende keer dat hij zijn ogen opende stond Fran aan zijn bed, met Cosyns’ terriër, de hond die hij die avond uit de auto had gehaald, terwijl hij de inzittenden voor dood had achtergelaten. De hond waar Jonathan Tessier dol op was geweest. Voor het eerst vroeg Shaw zich af waarom Cosyns het had gedaan en of het een kleine daad van berouw was geweest, het redden van het enige leven in de auto dat ze niet hadden vernietigd. En hij had iets gehad met de hond, omdat zijn vader fokker was geweest.

Zijn vrouw stond achter zijn dochter en probeerde te glimlachen. ‘George had hem in de auto toen hij ons kwam vertellen wat er gebeurd was. Hij is stokoud.’ Lena schudde haar hoofd.

Ze kwam naar het bed en legde een hand op zijn voorhoofd. ‘George zei dat Fran hem mag hebben, als jij het goedvindt.’

Valentine was weg. Shaw was te geschokt om iets te zeggen.

‘Is het goed, papa?’ vroeg Fran. ‘mag het?’