16

SHAW LEIDDE DE BESPREKING van halfelf in de commandocentrale bij Kruising 24. Het gaf zowel hemzelf als het team de gelegenheid enkele stukjes van de legpuzzel uit te spreiden, een stap terug te doen en te zien of zij hetzelfde plaatje zagen als hij. De stemming was geladen, want ze wisten allemaal dat dit de paar cruciale uren waren, de eerste dag die het hele onderzoek kon maken of breken. Stemmen gonsden van de adrenaline en er sloeg een golf van gelach door het team als een elektrische stroom.

De digitale klok sprong naar 10:30. Er was nog geen spoor van Valentine, maar Shaw mikte een beker van Costa Coffee in de prullenmand en stond op. Achter hem stond een perspex bord, leeg op een vergrote afdruk van Bryan Judds gezicht na: hun slachtoffer. Donkere, Keltische trekken, gezwollen vlees, de krullende haren ongekamd, de huid vlekkerig.

‘Oké, aandacht graag.’ Ze zwegen toch al. Ze kenden allemaal Shaws reputatie: een hoogvlieger die het ver zou schoppen. Niemand zou er bezwaar tegen hebben op de slippen van zijn jas mee te liften. In het team opgenomen worden was de eerste stap. Nu moesten ze het waarmaken. Opgemerkt worden. Boven de anderen uitsteken, zonder zich uit te sloven, want ze wisten allemaal dat dat fataal was.

Shaw deed zijn uiterste best om de rijen levenloze armen, benen en handen te negeren die achter in het vertrek tegen de muur lagen… en de ogenparen, elk in hun eigen vakje. Hij besloot dat hij iemand van het burgerpersoneel zou vragen wat lakens over die dingen te hangen wanneer zij de ruimte gebruikten. Hij merkte dat zijn stem galmde, tegen de betonnen muren kaatste, alsof ze in een crypte waren.

‘We hebben een scenario en het werkt. Dat betekent niet dat het het juiste scenario is. En het is heel beslist niet het héle scenario. Maar laten we het afdraaien, voor wat het waard is.

Ons slachtoffer…’ Hij mepte op het portret. ‘Karakter: zwijgzaam type, stuurs zelfs, maar met een droog gevoel voor humor, alsof hij de wereld stiekem uitlachte. Volgens zijn collega’s en de jongen die hem in de oven vond, was hij gek op muziek: new country, Johnny Cash. Hij luisterde altijd naar zijn iPod, hoewel dat tegen de regels was, en hij zong mee. Zijn vrouw maakte een lunch voor hem klaar, dus hij kwam niet in de kantine, maar één keer per week ging hij met de anderen een biertje drinken in de personeelsbar. Volgens de voorman hield hij daar onlangs ook mee op.

Zijn jongere broer zegt dat hij drugsverslaafd is, een gebruiker. En geen ouderwets spul – Green Dragon, skunk met pure alcohol. Hij krijgt zijn spul van deze man…’ Shaw hing een politiefoto van Aidan Holme op het bord, afkomstig uit de mappen in de afgesloten kast in het vertrek achter het altaar van de Sacred Heart. ‘Hij woont in het pension in Erebus Street. Ex-verslaafde, nu afgekickt, maar een serieuze dealer. Moet volgende maand voor de rechter verschijnen wegens zijn derde tenlastelegging; hij zegt onschuldig te zijn. Hij is twee keer eerder aan gevangenisstraf ontsnapt; misschien is driemaal scheepsrecht.

Ons slachtoffer, Judd, betaalt voor zijn drugs door Holme te helpen bij het stelen van grote hoeveelheden drugs die door verschillende instanties in beslag zijn genomen en in het ziekenhuis hier verbrand moeten worden. Dat zei hij tenminste tegen zijn familie. Het probleem is dat we het niet zeker weten, en na mijn rondleiding door het afvalverwerkingssysteem denk ik dat we het misschien nooit zullen weten. Anderzijds heeft hij misschien gelogen tegen zijn familie.’

Agent Fiona Campbell, achter in het vertrek, stak beide handen op.

Eén meter vijfentachtig lang, op platte hakken, schouders gekromd om kleiner te lijken. Veelbelovende agent uit een familie van politieagenten: haar vader was commissaris in Norwich. Ze was met genoeg kwalificaties afgestudeerd om in het leven te doen wat ze wilde… en dat was dit. Niet alleen maar slim, maar ook een goed, moeizaam verworven straatimago. Het litteken van een twintig centimeter lang mes liep van onder haar oor langs de zijkant van haar hals. Een eervolle vermelding door een korpschef was haar enige beloning geweest voor haar poging het leven te redden van een gewelddadige man die niet wilde leven.

‘Ik snap het niet,’ zei ze. ‘Hij helpt die Holme aan een partij ter waarde van duizenden ponden in ruil voor een fles van dat groene spul ter waarde van – hoeveel – een paar honderd?’

‘Goed punt. Maar het kán, als ons slachtoffer alleen maar de andere kant op hoeft te kijken. En er zijn geen aanwijzingen dat Judd ooit crack, lsd, poppers of heroïne of zo heeft gebruikt. Green Dragon is enorm verslavend, maar lang niet zo erg als de gewone cannabisderivaten die we van de straten halen. Het is een gemiddelde drug en we weten allemaal dat we die handel niet kunnen aanpakken. Ik denk dat het een deal was die Judd goed uitkwam. Door zich nergens mee te bemoeien – meer hoeft hij misschien niet te doen – krijgt hij wat hij wil. Maar op een dag concludeert hij dat het leven zónder beter zou zijn en hij zegt tegen Holme dat hij ermee kapt. Iemand vermoordt Judd. Holme? Misschien.’ Shaw haalde diep adem, in het besef dat zijn hart sneller klopte door de adrenaline. ‘Bewijs? De verklaring van Neil Judd geeft ons de basis voor een motief. We weten op dit moment niets over de gelegenheid, aangezien we niet weten waar Holme op de desbetreffende tijdstippen was; dat is een prioriteit. De forensische aanwijzingen zijn vaag. Holmes verblijfplaats is een en al as en rookschade, dus verwacht er niet te veel van. We hebben de rijst op de plaats delict, die een link zou kunnen zijn met de kerk waar Holme at. Maar het is flinterdun.’

Twee handen, agent Campbell weer.

‘Sorry,’ zei ze onder veel gelach. ‘Ik snap het nog steeds niet. Als Holme zelf geen drugs gebruikt, maar een aanvoerlijn heeft via Judd, waarom eet hij dan in de gaarkeuken van een kerk? Waarom woont hij in een pension? Waar zit de adder onder het gras?’ Opnieuw gelach.

‘Ik denk dat het daar nog te vroeg voor is,’ zei Shaw. ‘Neil Judd zei dat zijn broer er een jaar mee bezig was, misschien korter. Het pension is een schitterende dekmantel. Bovendien weten we dat Holme werd gepakt wegens dealen. We hebben het rapport van de afdeling Drugszaken opgevraagd, maar ik heb ze al gesproken. Toen ze hem oppakten had hij spul ter waarde van bijna honderdvijftigduizend pond in een rugzak. Hij probeerde het in de haven te verpatsen. Dat was zes weken geleden, dus misschien is het daarbij gebleven. Dat zou verklaren waarom hij de volgende zending zo graag in handen wilde krijgen. Misschien was het zijn pensioen. Misschien dacht hij dat hij verschut zou gaan en dat dit hem zou opvrolijken terwijl hij in zijn cel de dagen afvinkte op de kalender. Wie weet?’

Agent Campbell sloeg haar armen over elkaar. Ze had antwoord gekregen, maar was er niet blij mee.

‘Goed,’ zei Shaw. ‘De dingen die niet kloppen. We hebben afval van menselijk weefsel gevonden in de oven, naast het lichaam van Judd, dat niet te herleiden is tot een operatie of een procedure op de afdeling die werd aangegeven op het metalen plaatje dat ongedeerd uit de oven is gekomen. Hoe zit dat? Een administratieve vergissing? Niet waarschijnlijk. We moeten het uitzoeken… Judd stierf met deze gele zak met menselijk weefsel onder zijn lichaam. Is hij daarvoor gestorven?

Vervolgens hebben we de brandstichting in het transformatorhuis in Erebus Street. In tegenstelling tot die in het pension is deze van voor de moord. Is er verband met de dood van Judd? Het zal wel toeval zijn, temeer doordat de stroomstoring het net ontwrichtte en uiteindelijk ook de stroom in het ziekenhuis liet uitvallen – al is dat volgens de elektriciens een willekeurig gevolg, dat je onmogelijk kunt plannen. Het is geen kwestie van oorzaak en gevolg – dat kan niet. En denk eraan, toeval bestaat, dus laten we ons niet blindstaren op een verband dat er niet is. Hoewel… er is een gebroken lucifer gevonden op de plek in het ziekenhuis waar Judd altijd rookte, en een tweede in het transformatorhuis. Een mogelijk verband, maar meer ook niet.’

Shaw pakte een markeerstift en schreef met rode letters CONCENTREREN op het bord. ‘Zo simpel is het. Blijf de eerste vierentwintig uur scherp. Zie niets over het hoofd. Ga grondig te werk, sla niets over en hou niets voor jezelf. Als ik merk dat iemand de show probeert te stelen, zal ik hem of haar voordragen voor het eenrichtingsverkeer in de stad en dan kunnen ze er de rest van hun carrière voor zorgen dat dat in beweging blijft.’

Ze lachten allemaal, blij dat ze een team vormden, dankbaar dat niemand tot dusver Shaws afkeuring had geoogst.

‘Er is iets voorlopigs binnengekomen van de TR,’ zei Twine. ‘Tom vroeg of ik wilde doorgeven dat ze meer weten over de met bloed doordrenkte lap die is gebruikt in de molotovcocktail in het transformatorhuis. Varkensbloed. Maar er is een abattoir op de hoek. Misschien een verband dus met de mensen die daar werken?’

De deur van de winkel zwaaide open en Valentine kwam binnen, met een Daily Telegraph in de ene hand en een sandwich met spek in de andere.

‘Sorry,’ zei hij terwijl hij naar voren liep. De rest van het team wachtte op de reactie, wetend dat er vonken zouden overspringen. Iedereen kende het verhaal van Valentines carrière: hij was teruggekomen van de kust om de rang terug te verdienen die ze hem dertien jaar geleden hadden afgepakt. En ze wisten dat hij de partner van Jack Shaw was geweest tijdens die laatste, rampzalige zaak. De vraag was of hij zijn cynisme, zijn verbittering en vooral de drank lang genoeg kon vergeten om indruk te maken op de korpsleiding.

‘Het was de moeite waard,’ zei hij tegen Shaw en hij klapte zijn notitieboek open.

‘Oké. Vertel,’ zei Shaw. Hij zag dat zijn brigadier een nieuwe goededoelensticker op zijn revers droeg: Wood Green Animal Shelter.

Valentine vertelde hun over Norma Jean Judd, het verhaal dat hij die ochtend op de brandtrap had gerepeteerd. Het was een vlekkeloos optreden, zonder een spoor van zenuwen of twijfel aan zichzelf. Wat ze niet wisten was waaróm hij het had gerepeteerd – niet alleen om indruk te maken, maar ook om op tijd extra ademhalingen in te lassen, zijn longen gevuld te houden, zodat hij niet zou hijgen. Alles wat hij eraan toe te voegen had was wat hij van Wilf Jackson had gehoord. Hij had de oud-inspecteur gevonden in een oververhitte broeikas in een zanderige tuin, blij dat hij op een kampeerstoel kon gaan zitten om te praten, terwijl hij het zweet van zijn gezicht veegde en brokken gedroogde klei verkruimelde tussen zijn vingers.

‘Wilf Jackson herinnert zich de zaak goed,’ zei Valentine. ‘Hij zei dat ons slachtoffer, Bryan Judd, de tweelingbroer van Norma, een van de verontrustende facetten van het onderzoek vormde. Altijd “Bry” overigens, nooit iets anders.’ Hij hapte naar adem. ‘Ze lieten het hele gezin komen om het verhaal van Andy te checken. Wilf zei dat Bryan loog, iets achterhield. Hij zei dat hij die dag iets had gedronken op het braakliggende terrein achter de huizen en dat hij, toen hij naar huis ging, zijn vader naar buiten had zien komen. Hij had boven gekeken of Norma Jean er was, want hij wilde haar spreken – hij wist niet meer waarover. Wilf zei dat hij dat niet geloofde… en nog steeds niet gelooft.’

Valentine viste een pakje Silk Cut uit zijn zak en stopte een sigaret tussen zijn tanden. ‘Bryan zei dat haar kamer leeg was. De badkamer ook. Hij zei dat hij weer naar buiten ging omdat hij die avond een afspraak had. Het rare was dat er een buurvrouw was – de vrouw die Marie Judd hielp in de wasserette – die zei dat ze rond halfzeven naar huis was gegaan en had gehoord dat Bryan Judd op het braakliggende stuk grond de naam van Norma Jean had geroepen. Dus, vraag: waarom zocht Bryan zijn zus minstens een uur voordat iemand dacht dat ze vermist werd? Toen ze hem daarnaar vroeg, hing hij een lulverhaal op over haar willen vinden, dat ze heel dik waren met elkaar en dat hij dacht dat ze hem nodig had. Wilf zei dat ze het gezin tien dagen lang hebben laten observeren, maar dat niemand iets verdachts deed. Waren ze er allemaal bij betrokken? Misschien. Andy kan haar vermoord hebben, Marie geeft hem een alibi en Bryan gaat naar buiten om te doen alsof ze zich zorgen maakten. Misschien… maar ze vonden geen enkele aanwijzing. Het gezin vormde één front.

Dus gingen ze terug naar Orzsak. Een jaar na de verdwijning, in drieennegentig, lekten ze een verhaal naar de News dat de recherche over nieuwe aanwijzingen beschikte. Een arrestatie was ophanden. Gelul natuurlijk, maar we hebben het allemaal wel eens gedaan. Nog steeds niks. Een halfjaar later sloten ze de zaak af: dood spoor, zo dood als maar kon. Theoretisch gesproken kon ze zelfs nog in leven zijn. Maar er is sindsdien niets meer gebeurd, op één twijfelachtige signalering na. Nee, ze is dood. Kan niet anders.’ Valentine ging zitten en probeerde te doen alsof dat geen opluchting was. ‘Eén toevalligheid is het vermelden waard: Orzsak woonde indertijd op nummer 6, het huis dat tot gisteren het pension was waar gisteravond brand is gesticht.’

Het bleef stil in het vertrek. ‘Bedankt, George. Foto’s?’

Valentine haalde de kopieën tevoorschijn die Timber Woods had gemaakt van de originelen in het archief.

Om te beginnen Norma Jean Judd. Donker Iers uiterlijk. ‘Komt ze jullie bekend voor?’ zei Valentine terwijl hij de foto naast die van het slachtoffer hing. Hij keek het vertrek rond en het licht viel bij uitzondering in zijn diepliggende grijze ogen. Shaw bekeek de gezichten van de tweeling. De botstructuur was eender, de teint identiek en er was iets met de teruggetrokken intensiteit in de donkere ogen die zelfs nu duidelijk maakte dat ze een tweeling waren.

Ten tweede Jan Orzsak. Een kinderlijk gezicht, verzonken in een volle maan van wit vlees. Een hals die schuilging achter een dubbele kin, kwabbige wangen, de ogen verzonken als rozijnen in een cake. En iets wat Shaw niet beviel: een vage blauwe plek rond één oog en bloeddoorlopen oogwit. Aan de codeletters en de achtergrond kon je zien dat het een politiefoto was. Datum en tijdstip van de foto stonden in een van de hoeken.

Ten derde Ben Ruddle, de vader van het kind van Norma Jean. De gelijkenis met zijn vriendin was verbluffend: dezelfde Keltische teint, het ondeugende gezicht met de verfijnde botstructuur. Het verschil lag in de ogen: die van Ruddle waren klein en doods. De blik waarmee hij in de camera keek had iets cynisch, iets wetends.

‘George,’ zei Shaw terwijl hij opstond. ‘Schitterend werk.’ Hij liet het bezinken; het team moest weten dat, ondanks hun persoonlijke onenigheden, George Valentine deze laatste kans had gekregen om zijn carrière te redden omdat hij vroeger een eersteklas diender was geweest.

‘We moeten dit alles híér houden,’ zei Shaw, en hij tikte tegen de zijkant van zijn schedel. ‘Het geeft ons op zijn minst een beeld van het gezin Judd. Maar misschien is er nog iets. Het lijkt erop dat Bryan Judd meer wist over de verdwijning van zijn tweelingzus, iets wat hij ons niet wilde vertellen. Dacht hij dat zijn vader haar had vermoord? Wíst hij dat die haar had vermoord? Er is een geheim; kan dat verklaren waarom Bryan Judd dood is? We moeten die mogelijkheid tijdens het onderzoek in gedachten houden. Een paar losse eindjes dus om te checken. Weten we zeker dat Andy Judd de hele dag in Erebus Street was? Laten we dat checken. En ik wil weten wat er is geworden van Ruddle, haar vriend.’

Valentine maakte een aantekening.

‘En het adres, chef?’ vroeg Birley. ‘Toeval?’

De spanning in het vertrek werd doorbroken, er werd eendrachtig gekucht, want niemand hield van dat woord: toeval.

Agent Jackie Lau probeerde het plotselinge geroezemoes te overstemmen. Er lag een vibrerende spanning in haar stem, net als in haar kleine, compacte lichaam. ‘Zomaar een ideetje, chef. Als ze nog zou leven – Norma Jean – zou ze eenendertig zijn, en het kind achttien.’

Ze had hun aandacht. Daar had niemand aan gedacht: een kind, een jonge man, een jonge vrouw. Shaw keek naar de foto van Norma Jean, herschikte de lijnen, probeerde mogelijke andere gezichten uit dezelfde genenpool te zien. Toen keek hij naar Riddle en probeerde de pools in één stroom te laten samenvloeien.

‘Maar gegeven het feit dat ze waarschijnlijk dood is, en het kind ook: waar is Orzsak?’ gooide Birley het over een andere boeg.

Valentine haalde zijn schouders op. ‘Hij zou nu zesenzestig zijn – we zullen hem via zijn pensioen opsporen als hij nog leeft.’

‘Chef?’ Dat was agent Fiona Campbell. ‘Ik heb het kiezersregister voor het buurtonderzoek deze ochtend. Er woont een zeker D.J. Orzsak in Erebus Street, op nummer 47, naast de havenpoort, tegenover de pub.’ Iemand floot en er werd gemompeld. ‘De hoofdverdachte woont dus nog steeds op de plaats delict.’

Shaw keek naar de foto’s op het bord en had zojuist de geprinte datum op de politiefoto van Orzsak gezien.

‘Wacht eens…’ Hij legde een vinger op de datum. Valentine verstrakte toen hij besefte dat hij iets had gemist wat hij niet had mogen missen. ‘Dat is een toeval dat we niet kunnen negeren. De dag waarop deze foto is gemaakt – waarschijnlijk de dag dat het meisje werd vermist: 5 september 1982. Gisteren, op de dag dat haar broer stierf, was het op de kop af achttien jaar geleden.’