24

HIJ HAD DE VIDEORUIMTE in St James’s gereserveerd voor kwart voor tien. Een vertrek zonder ramen achter de receptie, dat stonk naar Flash en gebakken koffie. Hij deed de deur dicht en ging zitten, in het besef dat als Lena wist dat hij dit deed, ze moeiteloos de hogedrukboosheid zou ontketenen waarvan hij wist dat die onder het koele oppervlak van haar huid schuilde. Want dit was niet wat ze bedoelde toen ze zei dat hij de zaak-Tessier moest oplossen of ermee stoppen. De kans dat hij na dertien jaar iets nieuws op de videoband zou vinden was nagenoeg nul. Nee, dit was een obsessie en hij voedde die. Hij voelde zich stiekem, schuldig en vreemd opgewonden. Buiten probeerde de wachtcommandant een stel dronkaards in te boeken die op de kade waren opgepakt; ze praatten overdreven hard en deden overdreven coöperatief. Om zich heen hoorde hij de geluiden van St James’s: het rinkelen van een niet-opgenomen telefoon, auto’s die in de garage werden verplaatst, de boenmachines van de schoonmakers op de rechercheafdeling.

Hij stopte de band die hij bij het archief had opgehaald in de videorecorder en concentreerde zich op het zwarte, flikkerende scherm tot hij de witte tekst zag verschijnen:

i.o. Inspecteur Ronald Blake
Band eigendom van BC KL & WN
Zaak GV 5632 HH

Vervolgens een beeld, de gebruikelijke korrelige opname van een bewakingscamera, in zwart-wit, nog verergerd door het zwakke licht en de motregen.

Een T-splitsing die Shaw goed kende, waar de weg vanaf Castle Rising een lang, recht stuk van de B-weg kruiste die naar een van de vogelreservaten en enkele eenzame boerderijen leidde. Een gevaarlijke plek, ook nu nog, vanwege het dichte bos dat het uitzicht naar links en naar rechts blokkeerde als je de kruising naderde. Er waren ondanks de waarschuwingsborden diverse ongelukken gebeurd, niet het minst doordat het anderhalve kilometer lange, kaarsrechte stuk een magneet voor joyriders was. Het kruispunt werd verlicht door enkele hoge lantaarns, waar de bewakingscamera’s aan hingen. De tikkende digitale klok gaf de tijd aan op het scherm: 00.31 uur. Geen datum. Maar die kende hij: 21 juli 1997.

Shaw merkte dat hij probeerde niet met zijn ogen te knipperen, bang dat hij het zou missen. Een vos huppelde vrolijk door het beeld, vanuit het bos naar het dorp. Toen de eerste auto op de tweebaansweg, die met een gestage negentig kilometer per uur en zwiepende ruitenwissers langszoefde.

Er rende een rat door de berm.

Toen gebeurde het, zo snel dat hij ervan schrok. Er reed een auto door het beeld op de tweebaansweg, met negentig kilometer per uur, iets sneller misschien. En uit het niets een tweede auto, vanuit het dorp, die het kruispunt met honderdtwintig, honderddertig kilometer per uur overstak. Hij raakte de eerste aan de zijkant en duwde hem naar de andere weghelft, waar hij één keer om zijn as draaide en toen op de vering wiegde. Daarna een onnatuurlijke stilte. De glassplinters op het asfalt schitterden in het licht van de straatlantaarns. De tweede auto, die het ongeluk had veroorzaakt, was uit het beeld verdwenen.

Shaw draaide de band tot dat punt vertraagd terug. Sinds de opname in 1997 voor het eerst was bekeken, maakten nieuwe technieken het mogelijk de beelden in afzonderlijke frames te bekijken, verbeterd, vergroot. Maar hij zag niets nieuws, afgezien misschien van de veeg steenslag en splinters op het punt van de botsing, als adem op een koude dag. Hij zette de band enkele keren stil en zoomde in op de kentekenplaat van de tweede auto, maar door de snelheid en de slechte kwaliteit van de film was die onmogelijk te lezen.

Toen liet hij de band verder terugdraaien, nog steeds vertraagd. De tweede auto, met gedeukte motorkap, kwam schokkerig weer in beeld, aan de rand van het blikveld, in de berm in de schaduw van enkele bomen. Vijfenveertig seconden lang bewoog er niets, toen stapten er drie jongelui uit, twee van de achterbank en een van de bestuurdersplaats. In de schaduwen waar de auto stond kon Shaw nog net de voorruit zien en de nog zwiepende ruitenwissers. De drie droegen een honkbalpet, T-shirt en spijkerbroek en ze hadden alle drie iets voor de onderkant van hun gezicht geslagen, een trui, een voetbalsjaal… Dat hadden ze in die stille vijfenveertig seconden gedaan; ze wisten dat er camera’s hingen en hadden daarom hun gezicht verborgen. De drie liepen naar de andere auto en keken door de kapotte zijramen naar binnen. Een van hen gaf over op zijn schoenen, de andere twee begonnen te vechten, te duwen, elkaar bijna omhelzend. Toen bleven ze allemaal staan en keken naar een groter wordende zwarte vlek die was ontstaan onder de verkreukelde portieren aan de passagierskant.

Een van de drie liep naar de bewakingscamera die op de T-splitsing was aangebracht en keek naar boven tussen de klep van zijn pet en de sjaal om zijn hals en de onderkant van zijn gezicht. Koel, taxerend. Hij keek om naar de Mini onder de bomen, misschien om te controleren of de camera het kenteken kon lezen. Maar ze konden er niet zeker van zijn dat de camera het kenteken niet in het voorbijgaan had vastgelegd. Een andere van de drie liep om het wrak van de auto heen en opende een portier. Hij boog zich naar binnen en verscheen weer met iets in de holte van zijn arm. Iets breekbaars, iets wat ingepakt zat. Toen liepen ze alle drie terug naar hun auto. Die van het slachtoffer bleef alleen achter en Shaw keek ernaar tot hij iets zag bewegen achter de achterruit – een hand, die één keer gespreid werd en toen uit het beeld verdween.

Het schriftelijke rapport dat bij de video-opname was gevoegd, was de basis geweest van het artikel dat Shaw Lena had voorgelezen en het weidde uit over de details die ter plaatse waren gevonden: de twee dode gepensioneerden op de achterbank. De bestuurder, met gebroken nek, maar nog in leven. De bandensporen. En het bewijsmateriaal van de bewakingscamera zelf – een woordelijk verslag van de film die Shaw zojuist had gezien. De drie mannen waren niet geïdentificeerd, evenmin als de auto, hoewel het lakwerk op het voertuig karakteristiek was: een witte band over het midden van de portieren en het dak, en de kofferbak en de motorkap in een andere kleur, grijsblauw, zo te zien.

De film duurde acht minuten en Shaw bekeek hem zes keer. In het begin concentreerde hij zich op het breekbare bundeltje, dat niet werd vermeld in het rapport. Te klein voor een kind. Het was een vermoeden, en niet meer dan dat, maar de mogelijkheid bestond dat het rechercheteam indertijd had achtergehouden dat een van de jongelui iets uit de auto had gehaald, een detail dat ze konden gebruiken om valse bekentenissen te elimineren. Maar wat zat erin?

Hij bekeek de film nogmaals. Er klopte iets niet. Maar wat? Iets wat niet paste. Iets wat schuurde.

‘Wie zat er naast de bestuurder?’ vroeg hij zich af. Waarom zouden twee tieners gaan joyriden en dan achterin gaan zitten? Zat er iemand voorin – of lag er iets voorin?

Hij zocht het beeld van de voorruit op het moment dat de auto onder de bomen stopte. Hij trok een kader rondom het donkere deel aan de passagierskant en blies het beeld op, tienmaal, twintigmaal, vijftigmaal. Maar de oorspronkelijke slechte kwaliteit van de film maakte de beelden rommelig, een onlogische lappendeken van zwart en grijs.

Shaw maakte afdrukken van een half dozijn stilstaande beelden.

Hij keek naar een opname van de drie mannen die op de weg stonden. Kon een van hen Robert Mosse zijn? De jongeman van twintig die Shaws vader en George Valentine hadden gearresteerd wegens de moord op Jonathan Tessier? Hij was als tiener lid geweest van een bende jonge boefjes, voordat hij ging studeren. Een bende van vier. In de weken voor de moord op Tessier was hij thuis geweest, terug op het honk. Was hij van huis gegaan om te gaan joyriden, wat te drinken met oude vrienden en daarna een nachtelijke scheurpartij, zoals vroeger? Of – een andere mogelijkheid – was hij meegegaan, maar zo slim geweest om na het ongeluk in de auto te blijven? Zat hij daar, in de grijze en zwarte schaduwen, op de passagiersstoel?

Hij keek naar een stilstaand beeld van de Mini, de met regendruppels bespikkelde voorruit behalve daar waar die was schoongeveegd door de ruitenwissers. Er klopte nog steeds iets niet. Iets ánders niet.

Hij haalde de cassette uit het apparaat, stopte hem in de recorder erboven en maakte drie kopieën. Hij pakte zijn kopieën, en de foto’s, en bracht het origineel terug naar de receptiebalie. Toen hij in de Land Rover stapte, bevestigde hij de foto van de Mini op het dashboard. Hij keek er tien minuten naar en gaf het toen op.