26
1968-1982
Julij Borisovitsj Popov woonde en werkte in de stad Sarov bij Niznij Novgorod, ongeveer driehonderdvijftig kilometer ten oosten van Moskou.
Sarov was een geheime stad, die bijna nog geheimer dan Ryan Hutton was. Het mocht niet eens meer Sarov heten, maar had de niet bepaald romantische naam Arzamas-16 gekregen. Bovendien was de stad van alle kaarten verwijderd. Sarov bestond niet en tegelijkertijd wel. Ongeveer zoals met Vladivostok gedurende een aantal jaar na 1953, maar dan omgekeerd.
Verder was de stad omgeven door prikkeldraad en niemand kwam erin of eruit zonder een zorgvuldige veiligheidscontrole. Voor wie een Amerikaans paspoort had en verbonden was aan de Amerikaanse ambassade in Moskou, was het absoluut niet aan te raden in de buurt te komen.
cia-man Ryan Hutton had samen met zijn leerling Allan Karlsson wekenlang gewerkt met het abc van spionnen, waarna Allan in de ambassade in Moskou werd ondergebracht onder de naam Allen Carson en met de vage titel administrateur.
Het was behoorlijk gênant voor Hutton dat hij helemaal was voorbijgegaan aan het feit dat het object dat Allan Karlsson moest benaderen onbereikbaar was, opgesloten achter prikkeldraad in een stad die zo beschermd was dat die niet eens mocht heten zoals hij heette of mocht liggen waar hij lag.
Hutton verontschuldigde zich voor zijn vergissing, maar voegde eraan toe dat meneer Karlsson daar waarschijnlijk wel raad op wist. Popov kwam af en toe beslist naar Moskou en Allan hoefde alleen uit te zoeken wanneer dat was.
‘Nu moet u me echter verontschuldigen, meneer Karlsson,’ zei Hutton aan de telefoon vanuit de Franse hoofdstad. ‘Ik heb nog heel veel op mijn bureau liggen waar ik dringend aan moet beginnen. Veel succes!’
Daarna legde hij de hoorn op de haak, zuchtte hartgrondig en keerde terug naar de chaotische nasleep van de door de cia gesteunde militaire coupe in Griekenland van het afgelopen jaar. Zoals zoveel de laatste tijd was het niet precies gegaan zoals de bedoeling was geweest.
Allan had geen beter idee dan elke dag een verfrissende wandeling naar de stadsbibliotheek in Moskou maken, waar hij urenlang kranten en tijdschriften las. Hij hoopte dat hij in een artikel zou lezen dat Popov van plan was om zich buiten het prikkeldraad te begeven dat rond Arzamas-16 was gespannen.
De maanden gingen voorbij, maar iets dergelijks las hij niet. Daarentegen las Allan onder andere dat presidentskandidaat Robert Kennedy hetzelfde lot had ondergaan als zijn broer en dat Tsjechoslowakije de Sovjet-Unie om hulp had gevraagd om het binnenlandse socialisme op orde te krijgen.
Verder las Allan op een dag dat Lyndon B. Johnson een opvolger met de naam Richard M. Nixon had gekregen. Omdat de onkostenvergoeding van de ambassade echter elke maand in een envelop bleef komen, voelde Allan zich verplicht om naar Popov te blijven zoeken. Als Hutton daar verandering in wilde, zou hij vast en zeker contact opnemen.
Het jaar 1968 werd 1969 en het voorjaar naderde toen Allan tijdens zijn eeuwige geblader in de bibliotheek iets interessants las. De Weense Staatsopera zou een gastoptreden in het Bolsjojtheater in Moskou verzorgen, met Franco Corelli als tenor en de Zweedse wereldster Birgit Nilsson als Turandot.
Allan krabde zich op zijn tegenwoordig weer baardloze kin en herinnerde zich de eerste avond die Julij en hij samen hadden doorgebracht. Julij had op een bepaald moment een aria gezongen. Nessun dorma – niemand mag slapen! Niet lang daarna waren ze om aan alcohol gerelateerde redenen toch in slaap gevallen, maar dat was iets anders.
Allan redeneerde dat iemand die ooit in een onderzeeër op een diepte van een paar honderd meter enigszins recht had kunnen doen aan Puccini en Turandot, hoogstwaarschijnlijk niet een gastoptreden uit Wenen met dezelfde opera in het Bolsjojtheater in Moskou zou willen missen. Vooral omdat de betrokkene maar op een paar uur van Moskou woonde en bovendien zoveel medailles had dat het redelijkerwijs geen probleem zou zijn om een plaats in de theaterzaal te krijgen.
Of misschien niet. En in dat geval moest Allan doorgaan met zijn dagelijkse wandelingen naar en van de stadsbibliotheek. Erger dan dat kon de situatie niet worden.
Voorlopig hield Allan er in elk geval rekening mee dat Julij bij de opera zou verschijnen. Hij hoefde er alleen voor te zorgen dat hij daar stond en ‘bedankt voor laatst’ zei, en dan was de zaak geregeld.
Op de avond van 22 maart 1969 stond Allan strategisch links van de grote ingang van het Bolsjojtheater. Hij had gedacht dat hij vanaf die positie Julij zou herkennen als deze hem op weg naar de zaal passeerde. Het bleek echter een probleem dat alle bezoekers er bijna hetzelfde uitzagen. De mannen droegen een zwart kostuum onder een zwarte jas en de vrouwen een lange jurk die onder een zwarte of bruine bontjas tevoorschijn kwam. Ze liepen allemaal twee aan twee en haastten zich van de kou de warmte in, langs Allan die op de bovenste trede van de statige trap stond. Het was ook donker, dus hoe moest Allan in vredesnaam een gezicht identificeren dat hij eenentwintig jaar geleden twee dagen had gezien? Als hij tenminste niet het onbegrijpelijke geluk zou hebben dat Julij in plaats daarvan Allan herkende.
Dat geluk had Allan echter niet. Het was natuurlijk verre van zeker dat Julij Borisovitsj, waarschijnlijk samen met iemand anders, zich nu in het theater bevond, maar als dat zo was, dan was hij zijn vriend van vroeger zonder hem te herkennen op een paar meter afstand gepasseerd. Wat moest Allan nu doen? Hij dacht hardop na: ‘Als je daarnet het theater bent in gegaan, beste Julij Borisovitsj, dan is het vrij zeker dat je over een paar uur door dezelfde deur naar buiten komt. Maar dan zie je er waarschijnlijk nog steeds net zo uit als alle anderen. Ik kan je dus niet vinden, wat betekent dat jij mij zult moeten vinden.’
Zo moest het zijn. Allan ging naar zijn kleine kantoor in de ambassade, trof zijn voorbereidingen en was ruim voor het moment dat prins Calaf het hart van prinses Turandot liet smelten terug.
Wat Allan tijdens zijn opleiding bij Ryan Hutton meer dan iets anders had moeten repeteren was het woord ‘discretie’. Een succesvolle spion mocht nooit ophef maken, hij mocht zich niet onderscheiden, hij moest versmelten met de omgeving waarin hij werkte tot hij bijna onzichtbaar was.
Birgit Nilsson en Franco Corelli werden twintig keer teruggeroepen; het succes was volkomen. Daarom duurde het extra lang voordat het publiek vertrok en alle mensen die er hetzelfde uitzagen de trap weer af stroomden. Wat íédereen zag was de man die midden op de onderste traptrede stond en een zelfgemaakt bord omhooghield waarop stond:
ik ben
allan
karlsson
Allan had de lessen van Hutton weliswaar begrepen, maar hij had een bedoeling met het bord. In Huttons Parijs was het misschien voorjaar, maar in Moskou was het kil en donker. Allan had het koud en hij wilde resultaat zien. Eerst had hij Julijs naam op het bord willen schrijven, maar op het laatste moment had hij besloten dat de indiscretie waar hij gebruik van maakte in eerste instantie voor hemzelf moest gelden, en niet voor anderen.
Larissa Aleksandrevna Popova, de vrouw van Julij Borisovitsj Popov, hield de arm van haar man liefdevol vast en bedankte hem voor de vijfde keer voor de fantastische ervaring die ze net hadden gedeeld. Birgit Nilsson zong net zo zuiver als Maria Callas! En de plaatsen! Rij vier, helemaal in het midden. Larissa was al heel lang niet zo gelukkig geweest. Vanavond zouden Jurij en zij bovendien in een hotel slapen, zodat ze pas over bijna een etmaal naar die verschrikkelijke stad achter prikkeldraad hoefden terug te keren. Het zou een romantisch diner voor twee worden ... alleen Julij en zij ... en daarna misschien zelfs ...
‘Het spijt me, lieverd,’ zei Julij terwijl hij op de bovenste traptrede bleef staan, net voor de deuren van het theater.
‘Wat is er, liefste?’ vroeg Larissa ongerust.
‘Zie je die man daar beneden met dat bord? Dat kan niet waar zijn ... maar ik moet ... Hij is toch dood?’
‘Wie is dood, liefste?’
‘Kom,’ zei Julij terwijl hij zijn vrouw de trappen af loodste.
Julij bleef drie meter voor Allan staan en probeerde zijn hersenen te laten begrijpen wat zijn ogen al hadden geregistreerd. Allan zag zijn vriend van vroeger, die als een idioot naar hem stond te staren, liet het bord zakken en zei: ‘Was Birgit goed?’
Julij zei nog steeds niets, maar zijn vrouw vroeg fluisterend aan haar echtgenoot of dit de man was die volgens hem dood was.
Allan antwoordde dat hij niet dood was, maar dat hij het enorm koud had, en dat de Popovs, als ze er zeker van wilden zijn dat hij niet dood zou vriezen, hem het best onmiddellijk mee konden nemen naar een restaurant waar hij wat wodka kon krijgen, en misschien zelfs een beetje voedsel.
‘Je bent het echt,’ stamelde Julij uiteindelijk. ‘Maar ... praat je Russisch?’
‘Ja, ik heb meteen nadat we elkaar voor het laatst hadden gezien een vijfjarige cursus in jouw moedertaal gevolgd,’ zei Allan. ‘De school heet goelag. Hoe staat het met de wodka?’
Julij Borisovitsj was een man met veel moraal, en hij was eenentwintig jaar lang gekweld door het feit dat hij de Zweedse atoombomexpert naar Moskou had gelokt, waarna die was doorgestuurd naar Vladivostok, waar de Zweed waarschijnlijk – als dat niet al eerder was gebeurd – was omgekomen bij de brand waarvan alle enigszins geïnformeerde Russen wisten. Hij leed er al eenentwintig jaar onder, niet in het minst omdat hij de Zweed met zijn nagenoeg oneindige positivisme onmiddellijk graag had gemogen.
Nu stond Julij Borisovitsj voor het Bolsjojtheater in Moskou terwijl het vijftien graden vroor, na een hartverwarmende opera en ... nee, hij kon het niet geloven. Allan Karlsson had het overlééfd. Hij leefde nog steeds. En op dit moment stond hij recht tegenover Julij. Midden in Moskou. En hij praatte Russisch!
Julij Borisovitsj was al veertig jaar getrouwd met Larissa Aleksandrevna en ze waren heel gelukkig samen. Ze hadden geen kinderen, maar hun wederzijds vertrouwen kende geen grenzen. Ze deelden alles in voor- en tegenspoed en Julij had al heel vaak aan zijn vrouw verteld hoe verdrietig hij was over het lot van Allan. En nu, terwijl Julij nog steeds contact met zijn hersenen probeerde te maken, nam Larissa Aleksandrevna het bevel over.
‘Als ik het goed begrijp is dit je vriend van vroeger, degene die je indirect de dood in hebt gestuurd. Hoe zou het zijn, lieve Julij, als we in overeenstemming met zijn wens razendsnel naar een restaurant gaan en ervoor zorgen dat hij wat wodka krijgt voordat hij echt doodgaat?’
Julij gaf geen antwoord, maar hij knikte en liet zich door zijn vrouw naar de wachtende limousine leiden, waarna ze hem naast zijn doodgewaande vriend plaats liet nemen en de chauffeur de instructie gaf om te rijden. ‘Restaurant Pusjkin, graag.’
Het kostte twee flinke borrels voordat Allan ontdooide en nog twee voordat Julij weer als mens begon te functioneren. In de tussentijd maakten Allan en Larissa kennis met elkaar.
Toen Julij eindelijk zijn verstand terug had en de schok overging in blijdschap vond Allan dat het tijd was om recht op zijn doel af te gaan. Als je iets te zeggen had, kon je dat net zo goed meteen doen.
‘Wat zeg je ervan om spion te worden?’ zei Allan. ‘Dat ben ik ook en het is eigenlijk heel spannend.’
‘Een spion?’ vroeg Larissa terwijl haar echtgenoot hoestte.
‘Ja, of een geheim agent. Ik weet het verschil eigenlijk niet zo goed.’
‘Wat interessant! Vertel eens wat meer.’
‘Nee, doe dat niet, Allan,’ hoestte Julij. ‘Doe dat niet! We willen het niet weten!’
‘Praat geen onzin, lieve Julij,’ zei Larissa. ‘Je vriend moet toch over zijn werk kunnen vertellen nu jullie elkaar zoveel jaar niet hebben gezien. Ga verder.’
Allan ging verder en Larissa luisterde geïnteresseerd terwijl Julij zijn gezicht in zijn handen verborg. Allan vertelde over het diner met president Johnson en Hutton van de cia en de ontmoeting de volgende dag met Hutton, die had voorgesteld dat Allan naar Moskou zou gaan om uit te zoeken hoe het er voor stond met de Sovjetraketten.
Allan besefte dat het alternatief in Parijs blijven was, waar hij elke dag druk bezig zou zijn ervoor te zorgen dat de ambassadeur en haar man geen diplomatieke crises veroorzaakten op het moment dat ze hun mond opendeden. Omdat Amanda en Herbert met z’n tweeën waren en Allan onmogelijk op meer dan één plek tegelijk kon zijn, accepteerde hij het aanbod van Hutton. Het klonk gewoon iets rustiger. Bovendien zou het leuk zijn om Julij na al die jaren weer te zien.
Julij hield nog steeds zijn handen voor zijn gezicht, maar keek met één oog tussen zijn vingers door naar Allan. Had Julij de naam Herbert Einstein weleens gehoord? Julij herinnerde zich hem en het zou heerlijk zijn als ook Herbert de ontvoering en het gevangeniskamp had overleefd waaraan Berija hem had blootgesteld.
Dat was zo, bevestigde Allan. Daarna vertelde hij in het kort over zijn twintig jaar met Herbert, zijn vriend die altijd dood wilde, maar die, toen dat afgelopen jaar december op zesenzeventigjarige leeftijd uiteindelijk zomaar gebeurde, daar heel anders over dacht. Hij had een succesvolle vrouw, die diplomaat was in Parijs, en twee tieners achtergelaten. De laatste berichten uit de Franse hoofdstad vertelden dat de familie Herberts overlijden goed had opgenomen en dat mevrouw Einstein erg populair was bij invloedrijke mensen. Haar Frans was weliswaar verschrikkelijk slecht, maar dat was ook een deel van haar charme, want daardoor zei ze af en toe stomme dingen die ze redelijkerwijs niet kon menen.
‘Ik denk dat we van ons onderwerp afdwalen,’ zei Allan. ‘Je hebt nog geen antwoord op mijn vraag gegeven. Wil je spion worden, bij wijze van afwisseling?’
‘Dat kan toch niet! Ik heb meer onderscheidingen voor mijn inzet voor het vaderland gekregen dan alle andere burgers in de moderne geschiedenis van de Sovjet-Unie. Het is volkomen uitgesloten dat ik spion word!’ zei Julij terwijl hij zijn zesde glas wodka naar zijn mond bracht.
Larissa vroeg zich af wat zowel zij als Julij, die binnenkort allebei vijfenzestig jaar werden, eigenlijk aan de Sovjet-Unie te danken had. Natuurlijk, Julij had drie keer een onderscheiding gekregen en daardoor kregen ze mooie plaatsen voor de opera, maar verder?
Larissa wachtte Julijs antwoord niet af, maar ging verder met de constatering dat ze allebei opgesloten zaten in Arzamas-16, een stad waarvan de naam alleen al deprimeerde, en die bovendien achter prikkeldraad lag. Natuurlijk wist ze dat het hun vrijstond om te komen en te gaan wanneer ze wilden, maar ze zou het fijn vinden als Julij haar niet zou onderbreken, want ze was nog lang niet klaar.
Voor wiens bestwil zwoegde Julij dagen achtereen? Eerst was het voor Stalin, en die was niet helemaal goed bij zijn hoofd geweest. Daarna was het Chroesjtsjovs beurt geweest, en het enige teken dat hij menselijke warmte bezat was waarschijnlijk dat hij maarschalk Berija had laten terechtstellen. En nu was het Brezjnev, en die stonk!
‘Larissa!’ riep Julij Borisovitsj geschrokken.
‘Je hebt zelf gezegd dat Brezjnev stinkt, Julij.’
Daarna betoogde ze dat Allan als geroepen kwam, want de laatste tijd voelde ze zich steeds verdrietiger worden bij de gedachte dat ze binnen dat prikkeldraad zou sterven in een stad die officieel niet bestond. Zouden Larissa en Julij wel echte grafstenen krijgen? Of was daarvoor ook codetaal nodig, voor alle zekerheid?
‘Hier rusten kameraad X en zijn trouwe vrouw Y,’ zei Larissa.
Julij gaf geen antwoord. Zijn lieve vrouw had een punt.
Larissa was aan het slot van haar uiteenzetting gekomen. ‘Waarom dus niet een paar jaar samen met je vriend spioneren, en daarna krijgen we hulp om naar New York te vluchten en als we daar eenmaal zijn gaan we elke avond naar het Metropolitan. We krijgen een leven, lieve Julij, voordat we doodgaan.’
Nu Julij erin leek te berusten, legde Allan de details uit. Hij had zoals gezegd via allerlei kronkelwegen in Parijs ene meneer Hutton ontmoet, een man die dicht bij ex-president Johnson leek te staan en bovendien een hoge positie binnen de cia had.
Toen het Hutton ter ore kwam dat Allan Julij Borisovitsj van vroeger kende en dat Julij bovendien misschien bij Allan in het krijt stond, had hij een plan bedacht.
Allan deed een poging om samen te vatten wat Hutton had gezegd. Het had ermee te maken dat de Sovjet-Unie de VS zou aanvallen met kernwapens, of dat ze dat niet zouden doen. Verder had Hutton, voor zover Allan zich dat herinnerde, uiting gegeven aan zijn ongerustheid over de consequenties die een Sovjetaanval voor de VS zou hebben. Want zelfs als het Sovjetkernwapenarsenaal net groot genoeg was om de VS maar één armzalige keer van de aardbodem weg te vagen, dan nog vond Hutton dat erg genoeg.
Hoe Hutton de vergelijking aan het eind had samengevat, kon Allan niet zeggen. Om de een of andere reden wilde hij in elk geval weten hoe het Sovjetarsenaal eruitzag; als hij dat eenmaal wist kon hij president Johnson adviseren om onderhandelingen met de Sovjet-Unie over kernwapenontwapening te beginnen. Hoewel Johnson nu geen president meer was, dus ... nee, Allan wist het niet. Politiek was vaak niet alleen onnodig, maar zo nu en dan ook onnodig ingewikkeld.
Julij was weliswaar het hoofd van de technische afdeling van het totale Sovjetkernwapenprogramma en hij wist alles over de strategie, geografie en sterkte van het programma, maar tijdens de drieëntwintig jaar in dienst van het nucleaire programma van de Sovjet-Unie had hij nog nooit één politieke gedachte gehad, en dat had ook niet gehoeven. Het was een omstandigheid die Julij en zijn gezondheid buitengewoon goed uitkwam. Hij had immers in de loop der jaren drie verschillende leiders en bovendien maarschalk Berija overleefd. Het was niet veel machtige mannen gegund om zo lang te leven terwijl ze zo’n hoge positie bekleedden.
Julij wist echter hoeveel opofferingen Larissa zich had moeten getroosten. En nu – nu ze eigenlijk pensioen en een datsja aan de Zwarte Zee verdienden – was haar onbaatzuchtigheid groter dan ooit. Ze had nog nooit geklaagd. Nooit. Daarom luisterde Julij eens te meer naar haar toen ze verderging. ‘Lieve Julij. Laten we eerst samen met Allan een kleine bijdrage aan de vrede op aarde leveren, en laten we daarna naar New York verhuizen. Je onderscheidingen mag Brezjnev terug hebben, zodat hij ze kan opbergen op een plek waar de zon niet schijnt.’
Julij gaf het op en zei ‘ja’ tegen het hele pakket (behalve zijn onderscheidingen op de plek waar de zon niet schijnt) en daarna werden Julij en Allan het erover eens dat president Nixon de waarheid niet precies hoefde te horen, maar eerder iets wat hem vrolijk stemde. Want een vrolijke Nixon kon Brezjnev vrolijk maken, en als ze allebei vrolijk waren zouden ze toch geen oorlog beginnen?
Toen Ryan Hutton, het Europese hoofd van de cia in Parijs, het bericht kreeg dat de rekrutering was voltooid en dat er snel geleverd zou worden, zei hij tegen zichzelf dat deze Karlsson waarschijnlijk professioneler was dan hij aanvankelijk had geleken.
Het Bolsjojtheater vernieuwde het repertoire drie tot vier keer per jaar. Daarnaast was er minstens één jaarlijks gastoptreden, zoals dat van de Weense Staatsopera.
Er was dus een handvol gelegenheden per jaar waarbij Allan en Julij Borisovitsj elkaar discreet konden ontmoeten in de hotelsuite van Julij en Larissa om geschikte kernwapeninformatie te verzinnen om door te geven aan de cia. Ze vermengden verzinsels en werkelijkheid op zo’n manier dat de informatie vanuit Amerikaans perspectief zowel geloofwaardig als opbeurend was. De consequentie van Allans spionagerapporten was dat president Nixons staf aan het begin van de jaren 1970 Moskou begon te bewerken om een topontmoeting te organiseren met wederzijdse ontwapening op de agenda. Nixon voelde zich veilig omdat de VS het sterkst waren van de twee landen.
Voorzitter Brezjnev stond van zijn kant niet afkerig tegenover een ontwapeningsafspraak, omdat zijn spionagerapporten hem vertelden dat de Sovjet-Unie het sterkste land van de twee was. De kwestie werd alleen bemoeilijkt omdat een schoonmaakster op de afdeling Spionage van de cia buitengewoon merkwaardige informatie aan de gru had doorgesluisd. Ze had haar hand weten te leggen op documenten die van het cia-kantoor in Parijs waren gestuurd, waaruit bleek dat de cia een spion op een centrale plek in het Sovjetkernwapenprogramma had. Het probleem was dat de informatie niet klopte. Als Nixon wilde ontwapenen aan de hand van de opgaven die een Sovjetfantast naar de cia in Parijs had gestuurd, dan had Brezjnev daar natuurlijk niets op tegen, maar de kwestie was zo lastig dat hij bedenktijd nodig had. En de fantast moest in elk geval gelokaliseerd worden.
Brezjnev riep zijn hoofd van de technische afdeling voor kernwapens bij zich, de onwankelbaar loyale Julij Borisovitsj Popov, om hem te vragen waar de desinformatie die de Amerikanen hadden vandaan kon komen. Want zelfs al had de cia een flink onderschat beeld van de kernwapencapaciteiten van de Sovjet-Unie gekregen, toch waren ze voldoende goed ingelicht om vragen op te roepen. Daarvoor had hij de expertise van Popov nodig.
Popov las wat hij samen met zijn vriend Allan had verzonnen en haalde zijn schouders op. Dit zou iedere willekeurige student kunnen samenstellen na wat geblader in een bibliotheek, dacht Popov. Daar hoefde kameraad Brezjnev zich geen zorgen over te maken.
Brezjnev bedankte het hoofd van de technische afdeling voor kernwapens hartelijk voor zijn hulp en zei tegen hem dat hij de groeten moest doen aan Larissa Aleksandrevna, diens charmante vrouw.
Terwijl de kgb zonder resultaat discreet bepaalde kernwapengerelateerde literatuur in tweehonderd bibliotheken in de Sovjet-Unie liet bewaken, dacht Brezjnev na over zijn houding tegenover Nixons officieuze voorstellen. Tot de dag dat Nixon bij Mao Zedong in China werd uitgenodigd! Brezjnev en Mao hadden elkaar vlak daarvoor gevraagd om eens en voor altijd naar de pomp te lopen, en nu bestond plotseling het risico dat China en de VS een goddeloos bondgenootschap tegen de Sovjet-Unie zouden vormen. Dat mocht natuurlijk niet gebeuren!
De dag erna kreeg Nixon een officiële uitnodiging om de Sovjet-Unie te bezoeken. Daarop volgde hard werk in de coulissen en toen puntje bij paaltje kwam hadden Nixon en Brezjnev elkaar niet alleen de hand geschud, maar ook twee ontwapeningsafspraken ondertekend; de ene had betrekking op antiballistische raketten (het abm-verdrag), de andere op strategische wapens (salt). Omdat het ondertekenen in Moskou plaatsvond, maakte Nixon van de gelegenheid gebruik om de hand te schudden van de spion die hem zo voorbeeldig had voorzien van informatie over de kernwapencapaciteiten van de Sovjet-Unie.
‘Graag gedaan, meneer de president,’ zei Allan. ‘Bent u niet van plan me een diner aan te bieden? Dat doen ze altijd.’
‘Wie doen dat altijd?’ vroeg de verbaasde president.
‘Tja,’ zei Allan. ‘Degenen die tevreden waren ... Franco en Truman en Stalin ... en bevelhebber Mao ... die eigenlijk alleen noedels serveerde ... hoewel het natuurlijk al vrij laat op de avond was ... en van de Zweedse premier Erlander heb ik alleen koffie gekregen, nu ik erover nadenk. Op zich niet verkeerd, want het was tenslotte rantsoenering en zo ...’
Gelukkig was president Nixon op de hoogte van het verleden van de spion, dus kon hij kalmpjes meedelen dat er helaas geen tijd was voor een etentje met meneer Karlsson. Daarna voegde hij eraan toe dat een Amerikaanse president niet graag minder gastvrij was dan een Zweedse premier, dus een kop koffie werd het in elk geval, met een cognacje erbij. Nu meteen, als dat uitkwam?
Allan bedankte voor de uitnodiging en vroeg of een dubbele cognac tot de mogelijkheden behoorde als hij afzag van de koffie. Nixon antwoordde dat de Amerikaanse staatsbegroting zich beide wel kon veroorloven.
De heren brachten samen een gezellig uur door, hoewel Nixon koppig over politiek bleef praten. De Amerikaanse president vroeg hoe het politieke systeem in Indonesië werkte. Zonder Amanda bij naam te noemen, vertelde Allan tot in detail hoe het eraan toe kon gaan als je in Indonesië carrière in de politiek wilde maken. President Nixon luisterde aandachtig en keek nadenkend.
‘Interessant,’ zei hij. ‘Interessant.’
Allan en Julij waren tevreden over de ontwikkelingen. Het leek er bovendien op dat de gru en de kgb hun jacht op de spion op een laag pitje hadden gezet en Allan en Julij vonden dat prima.
Allan vond dat ze niet te veel tijd moesten verdoen aan kgb, gru en alle andere afkortingen waaraan ze toch niets konden doen. In plaats daarvan was het de hoogste tijd om het volgende spionagerapport te verzinnen voor Hutton en zijn president. Ernstige roestaanval bij middenafstandsmagazijn in Kamtsjatka, kon dat iets zijn om uit te werken?
Julij prees Allan om zijn geweldige fantasie. Daardoor werd het buitengewoon gemakkelijk om rapporten op te stellen en bleef er meer tijd over voor eten, drinken en gezelligheid.
Het Amerikaanse volk hield van zijn president en koos Nixon in november 1972 met grote overmacht opnieuw. Nixon won in negenenveertig staten, George McGovern met moeite in één.
Maar toen werd alles lastiger. En uiteindelijk moest hij iets doen wat geen andere Amerikaanse president vóór hem had gedaan.
Hij moest aftreden.
Allan las in alle toegankelijke media in de stadsbibliotheek in Moskou over het zogenaamde Watergateschandaal. Nixon had geknoeid met de belasting, had illegale campagnedonaties aangenomen, had geheime bombardementen laten uitvoeren, had politieke vijanden vervolgd en had zich beziggehouden met inbraak en afluisterpraktijken. Het zou Allan niet verbazen als de president zich had laten beïnvloeden door hun gesprek onder het genot van een dubbele cognac. ‘Je had moeten investeren in een carrière in Indonesië. Daar had je het ver kunnen schoppen,’ zei hij tegen de foto van Nixon in de krant.
De jaren gingen voorbij. Nixon werd vervangen door Gerald Ford, en die werd vervangen door Jimmy Carter, terwijl Brezjnev standhield. Net als Allan, Julij en Larissa. De drie bleven elkaar vijf tot zes keer per jaar ontmoeten en hadden het elke keer heel gezellig. De ontmoetingen resulteerden altijd in een verzonnen rapport met betrekking tot de actuele status van de kernwapenstrategie van de Sovjet-Unie. Allan en Julij hadden er gedurende de jaren voor gekozen om de Sovjetcapaciteit steeds meer af te zwakken, want ze merkten hoe tevreden de Amerikanen daardoor werden (ongeacht wie de president was) en hoeveel vriendelijker de sfeer daarom leek te worden tussen de leiders van beide landen.
Op een dag, vlak nadat het salt II-verdrag was ondertekend, kwam Brezjnev op het idee dat Afghanistan zijn hulp nodig had. Daarom stuurde hij zijn elitetroepen naar het land, die het onmiddellijk voor elkaar kregen om de zittende president te vermoorden, zodat Brezjnev geen andere keus had dan hem te vervangen door een eigen man.
President Carter was natuurlijk nijdig (op zijn zachtst gezegd) op Brezjnev. De inkt op het tweede salt-verdrag was tenslotte nauwelijks droog. Carter regelde daarom een boycot van de Olympische Spelen in Moskou, terwijl hij bovendien de geheime cia-steun aan de fundamentalistische Afghaanse Mujaheddin uitbreidde.
Veel meer kon Carter niet doen, want daarna nam Ronald Reagan het over en die was beduidend chagrijniger aangelegd als het ging om communisten in het algemeen en die ouwe sok van een Brezjnev in het bijzonder.
‘Reagan lijkt verschrikkelijk boos,’ zei Allan tegen Julij bij hun eerste ontmoeting sinds de nieuwe president was aangetreden.
‘Ja,’ antwoordde Julij. ‘En we kunnen het kernwapenarsenaal van de Sovjet-Unie niet nog meer afzwakken, want dan blijft er niets van over.’
‘Dan stel ik voor dat we het tegenovergestelde doen,’ zei Allan. ‘Je zult zien dat Reagan daardoor wat milder gestemd raakt.’
Het volgende spionagerapport aan de VS, via Hutton in Parijs, meldde daarom een sensationeel Sovjetoffensief om zich te verdedigen tegen raketaanvallen. Allans fantasie had geen grenzen gekend. Hij had bedacht dat de Sovjet-Unie ballistische raketten van de VS buiten de dampkring onschadelijk kon maken.
Daarmee hadden de politiek dove Amerikaanse spion Allan en zijn politiek blinde Russische hoofd van de technische afdeling voor kernwapens Julij de basis gelegd voor de instorting van de Sovjet-Unie. Ronald Reagan werd namelijk stapelgek toen hij het spionagerapport las en begon onmiddellijk met Strategic Defense Initiative, een project met laserschietende satellieten, bijna een kopie van wat Allan en Julij een paar maanden eerder hadden gefantaseerd onder invloed van, zoals ze zelf vonden, een heel bescheiden hoeveelheid wodka. Het Amerikaanse budget voor de kernwapenverdediging reikte bijna tot in de hemel. De Sovjet-Unie probeerde een tegenzet te doen, zonder dat ze daarvoor het geld hadden. En zo begon het land aan de randen te kraken.
Of het de schok over Amerika’s nieuwe militaire offensief was of iets anders, viel niet te zeggen, maar op 10 november 1982 stierf Brezjnev aan een hartaanval. De avond daarna hadden Allan, Julij en Larissa toevallig een van hun spionagebijeenkomsten.
‘Is het geen tijd om met die flauwekul te stoppen?’ vroeg Larissa.
‘Inderdaad, we moeten maar eens stoppen,’ zei Julij.
Allan knikte en zei dat hij de volgende ochtend meteen Hutton zou bellen. Dertienenhalf jaar in dienst van de cia moest genoeg zijn. Ze vonden trouwens alle drie dat ze Hutton en zijn uiterst prikkelbare president beter niet konden vertellen dat ze bijna alle spionagerapporten hadden verzonnen.
De cia zou ervoor zorgen dat Julij en Larissa naar New York kwamen, dat was beloofd, terwijl Allan zich afvroeg hoe het in Zweden zou zijn.
De cia en de geheime Hutton hielden zich aan hun belofte. Julij en Larissa werden via Tsjechoslowakije en Oostenrijk naar de VS vervoerd. Ze kregen een appartement in West 64th Street in Manhattan toegewezen en een jaarlijkse toelage die ruim voldoende was voor de behoeften van de echtelieden. Het werd geen kostbare zaak voor de cia, want in januari 1984 stierf Julij in zijn slaap en drie maanden later stierf zijn Larissa van verdriet. Beiden waren negenenzeventig geworden en hun gelukkigste jaar was 1983, het jaar waarin het Metropolitan zijn honderdjarige jubileum vierde, wat een oneindige reeks onvergetelijke ervaringen voor het paar opleverde.
Allan pakte zijn koffer in het appartement in Moskou in en deelde de administratieve afdeling van de Amerikaanse ambassade mee dat hij voorgoed vertrok. Op dat moment ontdekte de kanselarij dat ambtenaar Allen Carson om onduidelijke redenen alleen een onkostenvergoeding uitbetaald had gekregen gedurende de dertien jaar en vijf maanden die hij bij hen in dienst was geweest.
‘Hebt u nooit gemerkt dat u geen salaris kreeg?’ vroeg de klerk aan Allan.
‘Nee,’ antwoordde Allan. ‘Ik eet weinig en de brandewijn is goedkoop in Rusland. Het was voldoende.’
‘Dertien jaar lang?’
‘Ja, de tijd vliegt.’
De klerk keek ongelovig naar Allan en beloofde ervoor te zorgen dat het geld werd uitbetaald zodra meneer Carson, of hoe hij in werkelijkheid ook heette, de kwestie bij de Amerikaanse ambassade in Stockholm meldde.