11

1945-1947

Als het mogelijk is om in één seconde volkomen nuchter te worden nadat je net een hele fles tequila naar binnen hebt gegoten, dan gebeurde dat met vicepresident Harry S. Truman.

   President Roosevelts plotselinge overlijden zorgde er natuurlijk voor dat de vicepresident het gezellige diner met Allan moest beëindigen en onmiddellijk naar het Witte Huis in
Washington moest. Allan bleef eenzaam in het restaurant achter en discussieerde een hele tijd met de ober over het al dan niet betalen van de rekening. Uiteindelijk accepteerde de ober Allans argument dat de aanstaande president van de VS beslist kredietwaardig zou zijn, en dat de ober nu in elk geval wist waar Truman woonde.

   Allan maakte een verfrissende wandeling naar de legerbasis en ging verder met zijn werk als assistent van Amerika’s meest vooraanstaande fysici, wiskundigen en scheikundigen, ook al begonnen deze zich opgelaten te voelen in zijn gezelschap. De sfeer werd steeds ongemakkelijker en Allan kreeg na een paar weken het gevoel dat het tijd was om verder te gaan. Een telefoontje uit Washington loste de kwestie op.

   ‘Hallo, Allan, met Harry.’

   ‘Welke Harry?’ vroeg Allan.

   ‘Truman, Allan. Harry S. Truman. De president, potverdorie.’

   ‘Wat leuk! Nog bedankt voor het etentje, meneer de president. Ik hoop dat u niet zelf achter de stuurknuppel bent gaan zitten op weg naar Washington?’

   Dat had de president inderdaad niet gedaan. Ondanks de ernst van de situatie was hij op een bank in de Air Force 2 in slaap gevallen en pas wakker geworden toen het vijf uur later tijd was om te landen.

   Het was echter zo dat Truman een paar kwesties van zijn voorganger had geërfd, en voor een daarvan kon hij wellicht Allans hulp gebruiken, als deze daar kans toe zag.

   Daar zag Allan absoluut kans toe, en de volgende ochtend meldde hij zich voor de laatste keer af bij de basis in Los Alamos.

 

De Oval Office, waar Allan tegenover zijn drinkmaatje uit Los Alamos zat terwijl hij naar diens uiteenzetting luisterde, was bijna net zo ovaal als Allan had gedacht.

   De president vertelde dat hij werd lastiggevallen door een vrouw die hij om politieke redenen niet kon negeren. Ze heette Song Meiling, had Allan misschien al eens over haar gehoord? Nee?

   Hoe dan ook, ze was de vrouw van Chiang Kai-shek, de leider van de Kwomintang, oftewel de Chinese Nationalistische Partij. Ze was beeldschoon, had in Amerika gestudeerd, was de beste vriendin van mevrouw Roosevelt, trok duizenden toeschouwers als ze ergens verscheen en had zelfs een toespraak voor het congres gehouden. Nu maakte ze president Truman echter het leven zuur omdat ze wilde dat hij alle mondelinge beloften nakwam die ze volgens haar van president Roosevelt had gekregen voor wat betreft de strijd tegen het communisme.

   ‘Ik wist wel dat het weer met politiek te maken zou hebben,’ zei Allan.

   ‘Het is een beetje moeilijk om dat te ontwijken als je president van de VS bent,’ zei Harry Truman.

   Op dit moment heerste er windstilte in de strijd tussen de Kwomintang en de communisten, want ze deden iets gemeenschappelijks in Mantsjoerije. Maar straks zouden de Japanners verslagen zijn en dan begon de Chinese binnenlandse strijd beslist weer.

   ‘Hoe weet je dat de Japanners verslagen worden?’ vroeg
Allan.

   ‘Dat zou jij toch moeten weten,’ antwoordde Truman, waarna hij het onderwerp meteen weer liet rusten.

   De president ging verder met een langdradige beschouwing over de ontwikkelingen in China. De verslagen van de inlichtingendienst meldden dat de communisten aan de winnende hand waren in de burgeroorlog, en bij de Office of Strategic Services trok men Chiang Kai-sheks militaire strategie in twijfel. Het was duidelijk dat Chiang Kai-shek zich ten doel had gesteld om de macht in de steden te behouden, terwijl hij toeliet dat het communisme zich in de dorpen verspreidde. De Amerikaanse agenten zouden waarschijnlijk geen moeite hebben om de leider van de communisten, Mao Zedong, snel uit te schakelen, maar er was natuurlijk een risico dat zijn ideeën aanhang zouden krijgen onder de bevolking. Zelfs Chiang Kai-sheks vrouw Song Meiling besefte dat er meer moest worden gedaan. Ze had een alternatief plan ontwikkeld, parallel aan dat van haar echtgenoot.

   De president weidde verder uit over het parallelle plan, maar Allan luisterde niet meer. In plaats daarvan keek hij verstrooid om zich heen terwijl hij zich afvroeg of de ramen kogelvrij waren, waar de deur links naartoe zou leiden, of het niet buitengewoon lastig was om het enorme tapijt naar de stomerij te brengen als dat nodig was ... Uiteindelijk voelde hij zich gedwongen om de president te onderbreken voordat deze vragen zou gaan stellen om te controleren hoeveel Allan van zijn verhaal had begrepen,

   ‘Sorry, Harry, maar wat wil je dat ik ga doen?’

   ‘Tja, zoals ik al zei gaat het erom de beweeglijkheid van de communisten op het platteland te stoppen ...’

   ‘Wat wil je dat ik ga doen?’

   ‘Song Meiling oefent druk uit om meer Amerikaanse wapens te krijgen, en ze wil een volledige uitrusting boven op wat er al is aangeboden.’

   ‘Wat wil je dat ik ga doen?’

   Nadat Allan zijn vraag voor de derde keer had gesteld, zweeg de president even alsof hij een aanloop moest nemen voordat hij verderging. ‘Ik wil dat je naar China gaat om bruggen op te blazen.’

   ‘Waarom zeg je dat niet meteen?’ vroeg Allan terwijl hij begon te stralen.

   ‘Zoveel mogelijk bruggen, zodat je de communisten de
pas ...’

   ‘Het zal leuk zijn een nieuw land te zien,’ zei Allan.

   ‘Ik wil dat je Song Meilings mannen opleidt in de kunst van het bruggen opblazen en dat ...’

   ‘Wanneer vertrek ik?’

 

Allan was uiteraard springstofexpert en hij was onder het genot van veel tequila goed bevriend geraakt met de huidige Amerikaanse president, maar hij was eveneens een Zweed. Als hij een klein beetje interesse had gehad in het politieke spel had hij de president misschien gevraagd waarom juist híj voor deze opdracht was uitgekozen. De president had die vraag verwacht, en als Allan hem had gesteld, had hij naar waarheid geantwoord dat het niet gepast was voor de VS om twee parallelle en potentieel tegenstrijdige militaire projecten in China te steunen. Officieel steunde de VS Chiang Kai-shek en zijn Chinese Nationalistische Partij. Nu vulden ze die steun stilzwijgend aan, door middel van een scheepslading benodigdheden voor het opblazen van bruggen op grote schaal, wat was afgedwongen door Chiang Kai-sheks vrouw, de beeldschone, adderachtige (volgens de president), half-Amerikaanse Song Meiling. Truman kon niet uitsluiten dat alles onder het genot van een kopje thee tussen Song Meiling en Eleanor Roosevelt was bekokstoofd. Het was een bijzonder lastige situatie, maar nu hoefde de president alleen nog Allan Karlsson en Song Meiling met elkaar in contact te brengen, en daarna was de zaak voor hem uit de wereld.

   De volgende kwestie die op zijn bureau lag was formeler, want mentaal had hij al een beslissing genomen. Het enige wat hiervoor nog vereist was, was dat hij als het ware op de knop drukte. Op een eiland ten oosten van de Filippijnen wachtte de bemanning van de B52 op het groene licht van de president. Alle testen waren voltooid. Er kon niets misgaan.

   De volgende dag zou het 6 augustus 1945 zijn.

 

Allans blijdschap omdat er iets nieuws in zijn leven ging gebeuren, verdween toen hij Song Meiling voor de eerste keer sprak. Allan had instructies gekregen om haar in een hotel-suite in Washington te ontmoeten. Nadat hij door enkele rijen lijfwachten was geleid stond hij voor de vrouw in kwestie en stak zijn hand uit. ‘Dag mevrouw, ik ben Allan Karlsson,’ zei hij.

   Song Meiling gaf hem geen hand. In plaats daarna wees ze naar een stoel naast de hare. ‘Zit,’ zei ze.

   Allan was gedurende de jaren beschuldigd dat hij van alles was, van krankzinnig tot een fascist, maar geen hónd. Hij overwoog om iets te zeggen over de ongepaste toon van de vrouw, maar besloot uiteindelijk dat niet te doen omdat het hem interesseerde wat er hierna kwam.

   Toen Allan was gaan zitten, begon Song Meiling aan het ergste wat hij zich kon bedenken, namelijk een politiek betoog. Ze noemde president Roosevelt de opdrachtgever van het project en dat vond Allan vreemd, want je kon vanuit het graf toch geen militaire operatie organiseren?

   Ze praatte over het belang om de communisten tegen te houden, om Mao Zedong te verhinderen zijn politieke vergif van provincie naar provincie te verspreiden en – heel merkwaardig, vond Allan – dat Chiang Kai-shek er niets van begreep.

   ‘Hoe staat het eigenlijk met de liefde tussen jullie?’ vroeg
Allan.

   Song Meiling antwoordde dat zoiets een boerenkinkel zoals hij niets aanging. Karlsson was door president Truman aangewezen als haar rechterhand bij deze operatie, en voortaan zou hij alleen antwoorden als hij werd aangesproken en verder niet.

   Allan werd nooit boos, hij dacht dat hij dat vermogen niet had, maar nu verdedigde hij zich in elk geval.

   ‘Ik doe hieraan mee omdat de president me dat heeft gevraagd, maar als u zich zo chagrijnig blijft gedragen, denk ik dat ik ervan afzie. Ik kan China altijd een andere keer bezoeken, en ik heb al bruggen opgeblazen, dus voor mij hoeft het niet zo nodig.’

   Song Meiling had niet meer meegemaakt dat iemand tegen haar in ging sinds haar moeder had geprobeerd haar huwelijk met een boeddhist tegen te houden, en dat was jaren geleden. Bovendien had haar moeder later haar verontschuldigingen moeten aanbieden, omdat de regeling haar dochter rechtstreeks naar de top had gebracht.

   Ze moest nadenken. Ze had de situatie duidelijk verkeerd beoordeeld. Tot nu toe waren alle Amerikanen gaan trillen als ze begon te schermen met haar persoonlijke vrienden de heer en mevrouw Roosevelt, maar hoe moest ze deze man aanpakken als hij daar niet gevoelig voor was? Wie was deze prutser eigenlijk die Truman op haar dak had gestuurd?

   Song Meiling was beslist niet iemand die zich zomaar met iedereen verbroederde, maar haar vastberadenheid won het van haar principes. Daarom veranderde ze van tactiek. ‘We zijn vergeten elkaar netjes te begroeten,’ zei ze terwijl ze haar hand op westerse wijze uitstak. ‘Maar beter laat dan nooit.’

   Allan was niet haatdragend. Hij pakte haar uitgestrekte hand en glimlachte toegeeflijk.

 

Twee dagen later vloog Allan samen met Song Meiling en twintig van haar lijfwachten naar Los Angeles. Daar wachtte het schip dat hen en de lading dynamiet naar Shanghai zou brengen.

   Allan wist dat hij tijdens de lange tocht over de Stille Zuidzee onmogelijk de hele tijd uit de buurt van Song Meiling kon blijven, daarvoor was het schip te klein. Daarom accepteerde hij een vaste plek aan de kapiteinstafel voor het diner. Het voordeel ervan was het heerlijke eten, het nadeel was dat Allan en de kapitein niet met z’n tweeën waren, maar in gezelschap van Song Meiling, die over niets anders dan politiek leek te kunnen praten.

   In plaats van brandewijn werd er groene bananenlikeur geserveerd. Allan nam aan wat hem werd aangeboden, maar hij vond dat alcoholhoudende drankjes door je keel naar je maag moesten stromen, het liefst zo snel mogelijk, en niet aan je verhemelte moesten blijven plakken.

   Song Meiling liet zich de likeur wel goed smaken en hoe meer glazen ze op een avond dronk, des te subjectiever werden haar ellenlange politieke betogen.

   Allan leerde tijdens de diners op de Stille Zuidzee geheel onvrijwillig dat Mao Zedong en zijn communisten de burgeroorlog heel goed zouden kunnen winnen en dat dat hoofdzakelijk zou komen doordat Chiang Kai-shek, Song Meilings echtgenoot, ongeschikt was als opperbevelhebber. Bovendien voerde hij op dit moment vredesonderhandelingen met Mao Zedong in de Zuid-Chinese stad Chongqing. Hadden meneer Karlsson en de kapitein ooit zoiets stoms gehoord? Om met een communíst te onderhandelen! Dat kon in alle redelijkheid toch nergens toe leiden?

   Song Meiling was ervan overtuigd dat de onderhandelingen afgebroken zouden worden. Haar spionageverslagen meldden bovendien dat een aanzienlijk deel van het communistische leger niet ver van Chongqing, in het onbegaanbare berggebied van de provincie Sichuan, op zijn leider Mao wachtte. Haar zorgvuldig geselecteerde spionnen waren net als zijzelf van mening dat Mao en zijn leger zich in noordoostelijke richting zouden begeven, naar Shaanxi en Henan, in hun weerzinwekkende propagandatocht door het land.

   Allan hield tijdens deze betogen zijn mond om de politieke analyses niet langer te laten duren dan absoluut noodzakelijk was, maar de hopeloos vriendelijke kapitein stelde vraag na vraag terwijl hij de zoete groene bananenbrij opnieuw inschonk.

   Zo vroeg de kapitein bijvoorbeeld waarom Mao Zedong eigenlijk zo’n dreiging vormde. De Kwomintang had tenslotte de steun van de VS en was, voor zover de kapitein dat had begrepen, superieur op militair gebied.

   De vraag verlengde de kwelling van die avond met bijna een uur. Song Meiling legde uit dat Chiang Kai-shek uitging van de absoluut verkeerde veronderstelling dat het controleren van de steden het belangrijkst was.

   Song Meiling was niet van plan om de strijd met Mao aan te gaan met haar kleine nevenproject dat ze samen met Allan en een aantal van haar lijfwachten zou opstarten, hoe zou ze dat moeten doen? Twintig slecht bewapende mannen, eenentwintig als je meneer Karlsson meerekende, tegenover een heel leger bekwame tegenstanders in het bergachtige Sichuan.

   Het plan was in plaats daarvan om in eerste instantie een eind te maken aan de beweeglijkheid van Mao, om het veel moeilijker te maken voor het communistenleger om zich te verplaatsen, en haar stakker van een echtgenoot te laten beseffen dat hij die kans moest grijpen om met zijn leger naar het platteland te trekken en de Chinese bevolking duidelijk te maken dat ze de Kwomintang nodig hadden om hen tegen het communisme te beschermen, en niet andersom. Song Meiling had net als Mao begrepen wat Chiang Kai-shek tot nu toe weigerde te beseffen – namelijk dat het gemakkelijker was om de leider van een volk te worden als dat volk ook aan jouw kant stond.

   Het was natuurlijk fantastisch dat Chiang Kai-shek was uitgenodigd voor de vredesonderhandelingen in Chongqing in het zuidwestelijke deel van het land; zelfs blinde kippen vinden af en toe een korrel gerst op de grond. Met maar een beetje geluk zouden Mao en zijn soldaten nog ten zuiden van de Jangtsekiang zijn als de onderhandelingen afgebroken werden en Song Meiling daar met Karlsson en haar lijfwachten arriveerde. Dat was het moment voor Karlsson om bruggen op te blazen! En dan zou Mao nog een hele tijd vastzitten in de bergen halverwege Tibet.

   ‘Maar als hij zich aan de verkéérde kant van de rivier bevindt, dan hergroeperen we gewoon. Er zijn vijftigduizend rivieren in China, dus waar hij ook naartoe trekt, hij zal altijd een waterloop op zijn pad vinden.’

   ‘Het zal zeker interessant zijn om te zien waar dat allemaal toe leidt,’ zei Allan oprecht. ‘Trouwens, hoewel we het daar niet over hebben, heeft de kapitein misschien nog een drupje brandewijn om de likeur mee weg te spoelen?’

   Dat had de kapitein helaas niet, maar er waren wel andere smaken als meneer Karlsson wilde variëren: citroenlikeur, roomlikeur, muntlikeur ...

   ‘Laten we het er niet meer over hebben,’ zei Allan. ‘Wanneer bereiken we Shanghai ongeveer?’

 

De Jangtsekiang is geen gewone waterloop. De rivier strekt zich over duizenden kilometers uit en is op sommige plekken kilometers breed. Bovendien is hij tot ver in het land diep genoeg voor vaartuigen van duizenden tonnen.

   Hij is mooi, zoals hij langs steden, akkers en steile klippen door het Chinese landschap kronkelt.

   Allan Karlsson en de twintig lijfwachten van Song Meiling vertrokken op een rivierboot naar Sichuan, met de bedoeling de communistenleider Mao Zedong het leven zuur te maken. De reis begon op 12 oktober 1945, twee dagen nadat de vredesonderhandelingen inderdaad waren afgebroken.

   De tocht ging niet overdreven snel, want de twintig lijfwachten wilden graag een dag of drie feestvieren zodra de boot een nieuwe haven binnenliep. Ze stopten vaak. Eerst in Nanjing, daarna in Wuhu, Anqing, Jiujiang, Huangshi, Wuhan, Yue-yang, Yidu, Fengjie, Wanxian, Chongqing en Luzhou. En in elke haven wachtten dronkenschap, prostituees en algemene zedeloosheid.

   Omdat een dergelijke levensstijl veel geld kost, bedachten de twintig lijfwachten van Song Meiling een nieuwe belasting. Boeren die hun goederen in de haven wilden lossen moesten een bijdrage van vijf yuan betalen of anders onverrichterzake terugkeren. Wie protesteerde werd doodgeschoten.

   De belastingopbrengsten werden onmiddellijk geconsumeerd in de meest obscure wijken van de stad, die heel praktisch altijd in de buurt van de haven lagen. Allan was van mening dat als Song Meiling het belangrijk vond om het volk aan haar kant te hebben, ze die kwestie misschien met haar lijfwachten had moeten bespreken. Maar dat was godzijdank haar probleem, ook al was ze inmiddels naar haar zomerhuis bij Taipei vertrokken, en niet dat van Allan.

   Het duurde twee maanden voordat de rivierboot met Allan en de twintig lijfwachten de provincie Sichuan bereikte en toen was Mao Zedongs leger al lang naar het noorden getrokken. Bovendien knepen de communisten er niet tussenuit via bergweggetjes, maar trokken ze naar de dalen en leverden ze strijd met een compagnie van de Kwomintang die de stad Yibin bezette.

   Yibin stond op het punt in handen van de communisten te vallen. Drieduizend Kwomintangsoldaten waren gedood in de strijd, minstens vijfentwintighonderd van hen omdat ze te dronken waren om oorlog te voeren. De tegenstander verloor driehonderd vermoedelijk nuchtere communisten.

   De slag om Yibin eindigde ondanks alles in een succes voor de Kwomintang, want onder de vijftig gevangengenomen communisten bevond zich een diamant. Negenenveertig gevangenen konden gewoon worden doodgeschoten en daarna in een kuil worden gegooid, maar de vijftigste was niemand minder dan de mooie Jiang Qing, de toneelspeelster die marxist-leninist werd en – vooral – Mao Zedongs derde vrouw.

 

Er volgde onmiddellijk langdurig overleg tussen de compagnieleiding van de Kwomintang in Yibin en de lijfwachten van Song Meiling. Ze verschilden van mening over wie de verantwoordelijkheid voor stergevangene Jiang Qing op zich zou nemen. De companieleiding had haar opgesloten in afwachting van de aankomst van de boot met Song Meilings lijfwachten. Ze hadden niets anders gedurfd, omdat Song Meiling aan boord had kunnen zijn en met haar wilde niemand ruzie krijgen.

   Song Meiling was echter in Taipei en toen leek het de compagnieleiding heel eenvoudig. Jiang Qing zou eerst worden verkracht door de ruwste soldaten en daarna, als ze nog steeds in leven was, werd ze doodgeschoten.

   De lijfwachten van Song Meiling hadden op zich niets tegen de verkrachting, ze konden zich zelfs voorstellen dat ze daarbij hielpen, maar Jiang Qing mocht absoluut niet om het leven komen. In plaats daarvan moest ze naar Song Meiling of in elk geval naar Chiang Kai-shek gebracht worden. Er was tenslotte een groot politiek belang mee gemoeid, verkondigden ze hautain tegen de compagnieleider. Deze gaf uiteindelijk toe en beloofde chagrijnig dat hij zijn diamant nog dezelfde middag zou overhandigen. De bijeenkomst werd afgesloten en de lijfwachten besloten hun overwinning te vieren met een rondje in de stad. Stel je voor hoe leuk ze het zouden krijgen als de diamant eenmaal aan boord was!

   De slotonderhandelingen hadden plaatsgevonden op het dek van de rivierboot die Allan en de lijfwachten vervoerde. Allan verbaasde zich over het feit dat hij het grootste deel begreep van wat er was gezegd. Terwijl de lijfwachten zich in de verschillende steden hadden geamuseerd, had Allan op het achterdek gezeten, samen met de sympathieke scheepsjongen Ah Ming, die een enorm pedagogisch talent bleek te hebben. In twee maanden had Ah Ming Allan zo goed Chinees leren praten dat hij zich ermee kon redden.

 

Allan had als kind geleerd om mensen die geen borrel namen als daar een reden voor was te wantrouwen. Hij was nog maar zes jaar oud toen zijn vader zijn hand op zijn kleine schouder had gelegd en had gezegd: ‘Je moet oppassen voor de dominee, zoon. En voor iedereen die geen brandewijn drinkt. Maar het ergst van alles zijn dominees die geen brandewijn drinken.’

   Aan de andere kant leek Allans vader niet helemaal nuchter toen hij op een dag een onschuldige treinreiziger een oplawaai verkocht en met onmiddellijke ingang afscheid van de Staatsspoorwegen moest nemen. Dat had er op zijn beurt toe geleid dat Allans moeder zelf ook een paar wijze woorden tot haar zoon had gericht. ‘Blijf uit de buurt van zuipschuiten, Allan, dat had ik ook moeten doen.’

   De kleine jongen groeide op en vormde zijn eigen mening uit wat zijn ouders hem hadden meegegeven. Dominees en politici konden er wat Allan betreft mee door, en het deed er niet toe of ze communist, fascist, kapitalist of wat er verder nog bestond waren. Daarentegen was hij het met zijn vader eens dat echte mannen geen limonade dronken. En hij was het met zijn moeder eens dat je je moest gedragen, ook al was je soms een beetje aangeschoten.

   Praktisch gezien betekende dit dat Allan tijdens de reis over de rivier zijn animo kwijtraakte om Song Meiling en haar twintig dronken lijfwachten te helpen (het waren er trouwens nog maar negentien omdat er een overboord was gevallen en was verdronken). Hij wilde er liever niet bij zijn als de lijfwachten de gevangene verkrachtten die opgesloten zat, of ze nu communist was of niet en met wie ze ook was getrouwd.

   Allan besloot dus om te vertrekken en de gevangene mee te nemen. Hij vertelde zijn nieuwe vriend Ah Ming wat hij van plan was en vroeg bescheiden of deze de toekomstige voortvluchtigen zou kunnen helpen met een beetje proviand. Dat beloofde Ah Ming op één voorwaarde – dat hij mee mocht.

 

Achttien van de negentien lijfwachten van Song Meiling vermaakten zich samen met de kok en de kapitein van de rivierboot in de rosse buurt van Yibin. De negentiende soldaat, degene die het kortste strootje had getrokken, zat te mokken bij de deur naar de trap die naar Jiang Qings gevangeniscel onderdeks leidde.

   Allan ging naast de lijfwacht zitten om een praatje te maken en stelde voor dat ze samen iets zouden drinken. De wacht antwoordde dat hij verantwoordelijk was voor misschien wel de belangrijkste gevangene van het land en dat het dan niet gepast was om rijstbrandewijn te drinken.

   ‘Daar ben ik het absoluut mee eens,’ zei Allan. ‘Maar één glaasje kan toch geen kwaad?’

   ‘Nee,’ zei de lijfwacht nadenkend. ‘Eén glaasje kan natuurlijk geen kwaad.’

 

Twee uur later hadden Allan en de lijfwacht de tweede fles leeggedronken, terwijl Ah Ming heen en weer rende om lekkernijen uit de voorraadkast te serveren. Allan was inmiddels aangeschoten, maar de lijfwacht was op het dek in slaap gevallen.

   ‘Zo,’ zei Allan terwijl hij naar de bewusteloze Chinese lijfwacht bij zijn voeten keek. ‘Drink nooit met een Zweed als je zelf geen Fin of in elk geval een Rus bent.’

 

Springstofexpert Allan Karlsson, scheepsjongen Ah Ming en Jiang Qing, de oneindig dankbare vrouw van de communistenleider Mao, verlieten de rivierboot onder bescherming van de duisternis en beklommen even later de berg waar Jiang Qing al veel tijd in gezelschap van de troepen van haar man had doorgebracht. Jiang Qing was bekend bij alle Tibetaanse nomaden in de omgeving en het was geen probleem voor de vluchtelingen om voedsel te krijgen, ook niet toen de proviand van Ah Ming op was. Het was niet zo vreemd dat de
Tibetanen deze Mao gunstig gezind waren. Het was algemeen bekend dat Tibets onafhankelijkheid zou worden afgekondigd als de communisten de strijd om China eenmaal hadden gewonnen.

   Jiang Qing wilde samen met Allan en Ah Ming in een wijde boog rond het door de Kwomintang gecontroleerde gebied naar het noorden trekken. Het zou een paar maanden duren voordat ze Xi’an in de provincie Shaanxi bereiken, waar de man van Jiang Qing zich bevond, als ze tenminste een beetje opschoten.

   Scheepsjongen Ah Ming was in het geheim communist geworden toen hij zag hoe de lijfwachten zich gedroegen en was dolenthousiast over Jiangs Qings belofte dat hij Mao zou mogen bedienen als ze daar eenmaal waren.

   Allan meende echter dat het communistische kamp zich heel goed zonder hem zou kunnen redden. Vond Jiang Qing het een probleem als hij niet meeging, maar in plaats daarvan naar huis vertrok?

   Jiang Qing antwoordde dat Zweden verschrikkelijk ver weg lag en vroeg hoe hij van plan was dat te gaan doen.

   Allan antwoordde dat een boot of een vliegtuig natuurlijk het meest voor de hand lag, maar dat de wereldhavens daarvoor op een heel verkeerde plek lagen. Luchthavens had hij in de bergen niet gezien en hij had trouwens ook geen geld voor een vliegtuig.

   ‘Ik zal moeten lopen,’ zei Allan.

 

Het dorpshoofd dat de drie vluchtelingen zo ruimhartig had opgenomen, had een broer die enorm bereisd was. De broer was helemaal naar Ulanbaatar in het noorden en Kabul in het westen geweest. Bovendien had hij zijn tenen in het water van de Golf van Bengalen gestoken tijdens een reis naar Zuid-Azië. Maar nu was hij terug in het dorp en het dorpshoofd riep hem bij zich en vroeg of hij een wereldkaart voor meneer Karlsson wilde tekenen, zodat deze de weg naar Zweden kon vinden. De volgende dag was de kaart al klaar.

 

Zelfs als je ervoor zorgt dat je goed gekleed bent, mag je het stoutmoedig noemen om met behulp van een zelfgemaakte wereldkaart en een kompas de Himalaya over te steken. Eigenlijk had Allan de bergketen aan de noordkant kunnen passeren, om daarna langs het noorden van zowel de Aralzee als de Kaspische Zee naar Europa te lopen, maar de werkelijkheid en de zelfgemaakte kaart kwamen niet helemaal overeen. Dat wist Allan echter niet, dus nam hij afscheid van Jiang Qing en Ah Ming en begon hij aan zijn wandeling, die hem door Tibet, over de Himalaya, door Brits-Indië, Afghanistan, Iran, Turkije en Europa naar Zweden zou brengen.

   Na twee maanden lopen kreeg Allan te horen dat hij waarschijnlijk de verkeerde kant van de bergkam had gekozen en dat hij het best terug kon gaan om opnieuw te beginnen. Nog vier maanden later (aan de goede kant van de bergkam) bedacht hij dat het allemaal wel erg langzaam ging. Op een markt in een bergdorp onderhandelde hij met behulp van gebarentaal en het Chinees dat hij sprak daarom zo goed mogelijk over de prijs van een kameel.

   Er volgden nog twee maanden in eenzaamheid, schommelend op een kamelenrug, voordat Allan drie vreemdelingen tegenkwam die ook op een kameel reisden. Allan begroette hen in alle talen die hij sprak: Chinees, Spaans, Engels en Zweeds, en in het Engels lukte het.

   Een van de mannen vroeg Allan wie hij was en waar hij naartoe ging. Allan stelde zich voor en zei dat hij op weg was naar zijn geboorteland Zweden. De man keek hem met grote ogen aan. Was hij van plan om op de kameel helemaal naar Noord-Europa te rijden?

   ‘Met een kleine onderbreking als ik de boot over de Öresund neem,’ zei Allan.

   Wat de Öresund was, wisten de drie mannen niet, maar nadat Allan hun had verzekerd dat hij niet loyaal was aan de sjah van Iran stelden ze hem voor om samen verder te reizen.

   De mannen vertelden dat ze elkaar hadden leren kennen tijdens hun studie Engels aan de universiteit van Teheran. In tegenstelling tot de overige studenten van hun jaar hadden ze de taal niet gekozen om de Engelse soevereiniteit gemakkelijker te kunnen dienen. Na hun studie hadden ze twee jaar in de communistische inspiratiebron van Mao Zedongs onmiddellijke nabijheid doorgebracht, en nu waren ze op weg naar huis, naar Iran.

   ‘Wij zijn marxisten,’ zei een van de mannen. ‘We voeren strijd uit naam van de internationale arbeider, uit zijn naam gaan we de socialistische revolutie in Iran en in de hele wereld doordrijven, we schaffen het kapitalistische systeem af, we bouwen een samenleving die is gebaseerd op de economische en sociale gelijkheid van iedereen en op het verwezenlijken van de individuele vermogens van ieder individu, in een wereld waarin eenieder produceert naar vermogen en neemt naar behoefte.’

   ‘Zo zo,’ zei Allan. ‘Hebben jullie misschien een drupje brandewijn over?’

   Dat hadden de mannen. Op dat moment kreeg Allan meteen vertrouwen in de gezamenlijke reis.

 

Elf maanden later was het de vier mannen gelukt om elkaars leven minstens drie keer te redden. Ze hadden samen lawines, struikrovers, zware kou en herhaalde perioden van hongersnood overleefd. Twee van de kamelen waren omgekomen, een derde hadden ze moeten slachten en opeten en de vierde moesten ze afstaan aan een Afghaanse douanebeambte om het land binnen te komen in plaats van gearresteerd te worden.

   Allan had nooit gedacht dat het gemakkelijk was om de Himalaya over te steken. Achteraf was hij echter blij dat hij zich had kunnen aansluiten bij de sympathieke Iraanse communisten, want het was niet goed gegaan als hij in zijn eentje had moeten vechten tegen de zandstormen in de valleien, de overstromende rivieren en de kou van min veertig graden in de bergen. De groep was door de kou gedwongen geweest om op tweeduizend meter hoogte hun kamp op te slaan en daar te wachten tot de winter van 1946-1947 voorbij was.

   De drie communisten hadden natuurlijk geprobeerd om Allan voor hun strijd te rekruteren, vooral toen ze beseften hoe behendig hij met dynamiet en dergelijke was. Allan antwoordde dat hij hen gelukwenste, maar dat hij op weg was naar zijn huisje in Yxhult. In alle haast vergat Allan dat hij het huisje achttien jaar eerder had opgeblazen.

   Uiteindelijk gaven de mannen hun overredingspogingen op en waren ze er tevreden mee dat Allan een goede vriend was, en bovendien iemand die niet klaagde over een beetje sneeuw. Allans aanzien in de groep steeg nog meer toen hij in afwachting van beter weer en gebrek aan andere dingen om zich mee bezig te houden had ontdekt hoe je sterkedrank van geitenmelk kon maken. De communisten snapten niet hoe hij het deed, maar er zat flink wat alcohol in de melk en gelukkig kregen ze het daardoor niet alleen warmer, maar werd hun situatie ook minder saai.

   In het voorjaar van 1947 waren ze eindelijk aan de zuidkant van de hoogste bergketen ter wereld aangekomen. Hoe dichter de kameraden de Iraanse grens naderden, des te enthousiaster praatten ze over de toekomst van Iran. De tijd was gekomen om eens en voor altijd alle buitenlanders het land uit te jagen. De Engelsen hadden de corrupte sjah al die jaren gesteund en dat was erg genoeg, maar toen de sjah het uiteindelijk zat was om aan de leiband van de Engelsen te lopen en begon tegen te sputteren, vervingen de Engelsen hem door zijn zoon.

   De zoon was gemakkelijker om te kopen dan zijn vader, zodat de Engelsen en de Amerikanen de zeggenschap over de Iraanse olie hadden. Daar zouden de drie door Mao Zedong geïnspireerde Iraanse communisten een eind aan maken. Het probleem was dat de andere Iraanse communisten zich meer aangetrokken voelden tot Stalins Sovjet-Unie, en daarnaast waren er veel storende revolutionaire elementen die hun religie bij de strijd betrokken.

 

Zodra de vier vrienden Iraanse grond betraden, werden ze gearresteerd door een grenspatrouille die toevallig passeerde. De drie communisten hadden helaas alle drie een exemplaar van het Communistisch Manifest bij zich (tot overmaat van ramp in het Perzisch), en ze werden ter plekke doodgeschoten. Allan overleefde het omdat hij literatuurloos was. Bovendien zag hij er buitenlands uit en dat vereiste nader onderzoek.

   Hij had geen tijd om verdriet te hebben. Zijn handen werden op zijn rug gebonden en hij werd op een deken in de laadbak van een vrachtauto gegooid. Met zijn neus in de deken vroeg hij in het Engels of ze hem naar de Zweedse ambassade in Teheran konden brengen, of naar de Amerikaanse ambassade als Zweden geen vertegenwoordiging had in de stad.

   ‘Khafe sho!’ was het dreigend klinkende antwoord.

   Allan verstond het niet, maar begreep het toch. Het kon geen kwaad om voorlopig zijn mond te houden.

 

Een halve wereldbol daarvandaan, in Washington D.C., had president Harry S. Truman zijn eigen zorgen. Het begon verkiezingstijd te worden in Amerika en dan was het belangrijk om de juiste positie te bepalen. De grootste strategische kwestie was in hoeverre hij bereid was om de negers in het Zuiden over hun rug te aaien. Het evenwicht bestond eruit om aan de ene kant modern gedrag te vertonen en aan de andere kant niet te soft te lijken. Op die manier hield je de publieke opinie aan jouw kant.

   Op het wereldtoneel moest hij met Stalin zien om te gaan. In dat geval was hij echter niet bereid tot het sluiten van compromissen. Het was Stalin gelukt om zo af en toe iemand te charmeren, maar daar hoorde Harry S. Truman niet bij.

   In het licht van dit alles behoorde China tot het verleden. Stalin steunde Mao Zedong, maar Truman kon dat niet blijven doen met die amateur van een Chiang Kai-shek. Song Meiling had gekregen waarom ze had gevraagd, maar nu moest het genoeg zijn. Hij vroeg zich trouwens af wat er met Allan Karlsson was gebeurd. Aardige vent, werkelijk waar.

 

Chiang Kai-sheks militaire mogelijkheden verminderden gestaag en Song Meilings nevenproject mislukte doordat de verantwoordelijke springstofexpert was verdwenen en bovendien Mao’s vrouw had meegenomen.

   Song Meiling eiste onmiddellijk een ontmoeting met president Truman, zodat ze hem met haar blote handen kon wurgen omdat hij Allan Karlsson op haar af had gestuurd, maar Truman had geen tijd om haar te ontvangen. In plaats daarvan keerden de VS de Kwomintang de rug toe; corruptie, hyperinflatie en hongersnood speelden Mao Zedong allemaal in de kaart. Uiteindelijk waren Chiang Kai-shek, Song Meiling en hun volgelingen genoodzaakt naar Taiwan te vluchten. Het vasteland van China werd communistisch.

 

100 Jarige Man Die Uit Raam Klom Verdween
titlepage.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_000.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_001.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_002.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_003.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_004.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_005.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_006.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_007.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_008.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_009.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_010.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_011.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_012.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_013.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_014.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_015.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_016.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_017.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_018.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_019.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_020.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_021.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_022.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_023.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_024.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_025.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_026.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_027.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_028.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_029.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_030.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_031.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_032.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_033.xhtml