12

Maandag 9 mei 2005

De vrienden in Sjötorp begrepen dat het de hoogste tijd was om plaats te nemen in de verhuisbus en voorgoed te vertrekken, maar voor het zover was moesten ze nog een aantal zaken regelen.

   De Schoonheid trok een regenjas met capuchon en rubberhandschoenen aan en pakte de waterslang om de man waarop Sonja net was gaan zitten schoon te spoelen. Eerst wurmde ze het pistool uit de rechterhand van de dode en legde dat voorzichtig op de veranda (waarna ze vergat dat ze het daar had neergelegd), met de loop op een dikke spar vier meter verderop gericht. Je wist tenslotte nooit of zo’n schietwapen ineens af zou gaan.

   Toen Hompie uit Sonja’s mest was bevrijd, werd hij door Julius en Benny onder de achterbank van zijn eigen Ford Mustang gelegd. Normaal gesproken was dat niet gelukt, maar hij was tenslotte netjes geplet.

   Daarna ging Julius achter het stuur van de Ford Mustang zitten en reed weg, met Benny in de Passat van de Schoonheid achter hem. Ze wilden een verlaten plek zoeken die op veilige afstand van Sjötorp lag en de auto van de ruziezoeker daar overgieten met benzine en in brand steken, net zoals echte gangsters in zo’n situatie doen.

   Daarvoor hadden ze echter eerst een jerrycan nodig, en daarna benzine om de jerrycan mee te vullen. Julius en Benny stopten dus bij een benzinestation langs Sjösåsvägen in Braås. Benny ging naar binnen om een en ander te regelen en Julius om iets eetbaars te kopen.

 

Een nieuwe Ford Mustang met een V-motor van meer dan driehonderd pk bij een benzinestation in Braås is bijna net zo sensationeel als een Boeing 747 in Sveavägen in Stockholm. Het duurde dan ook niet langer dan een seconde voordat Hompies broertje en een van zijn collega’s van The Violence, die zich ook bij het benzinestation bevonden, besloten om de dag te plukken. Het broertje sprong in de Mustang terwijl zijn collega de vermoedelijke eigenaar in de gaten hield, die tussen de snoeprekken in het benzinestation rondliep. Wat een vangst! En wat een idioot! Hij had de sleutels in het contactslot laten zitten!

 

Toen Benny en Julius naar buiten kwamen, de een met een net aangeschafte jerrycan die hij met benzine wilde vullen, de ander met een krant onder zijn arm en zijn mond vol snoep, was de Mustang weg.

   Dus reden ze in de niet gestolen Passat terug naar Sjötorp. De lege jerrycan was nog steeds leeg. En dat konden ze net zo goed zo laten.

 

De Mustang was zwart en had twee lichtgele strepen in de lengte over het dak. Een prachtexemplaar waar Hompies broertje en zijn kameraden een flink bedrag voor zouden krijgen. De diefstal was zowel toevallig als probleemloos geweest. Minder dan vijf minuten na de ongeplande wederrechterlijke toe-eigening stond de auto veilig opgeborgen in de garage van The Violence.

   De volgende dag verwisselden ze de nummerplaten, waarna Hompies broertje een van zijn bendeleden opdracht gaf om de auto naar hun compagnon in Riga te brengen, waarna hij met de boot terug moest komen. Zoals altijd zorgden de Letten er daarna met behulp van valse nummerplaten en papieren voor dat de auto particulier werd terugverkocht aan iemand van The Violence en hup, er was weer een gestolen auto legaal geworden.

   Deze keer ging het echter anders, want de auto van de Zweden begon verschrikkelijk te stinken terwijl hij in de garage in Ziepniekkalns aan de zuidrand van Riga stond. De chef van de garage ging op onderzoek uit en ontdekte een lijk onder de achterbank van de auto. Hij vloekte als een ketter, haalde de nummerplaten en alles wat de auto naar de eigenaar zou kunnen leiden weg, en begon de prachtige Mustang daarna net zolang in te deuken tot de auto waardeloos leek. Daarna zocht hij een alcoholist, die hij omkocht met vier flessen wijn om het wrak met lijk en al voor vernietiging naar een autosloperij te brengen.

 

De vrienden in Sjötorp waren klaar voor vertrek. Het was natuurlijk zorgwekkend dat de Mustang met de dode ruziezoeker was gestolen, maar daar dachten ze niet meer aan toen Allan eenmaal had besloten dat het was zoals het was en dat het werd zoals het werd. Bovendien, verkondigde hij, bestond er goede hoop dat de autodieven geen contact met de politie zouden opnemen. Het lag tenslotte in het karakter van autodieven om in principe afstand te houden van alles wat met de politie te maken had.

 

Het was halfzes ’s avonds en het duurde nog even voordat de duisternis zou invallen. Een mooie tijd om te vertrekken, want de verhuisbus was groot en de wegen in het begin smal en bochtig.

   Sonja stond op haar plek in haar stal op wielen, en alle sporen van de olifant waren zorgvuldig weggeboend van het erf en uit de stal. De Passat en Benny’s Mercedes bleven achter, daar was niets illegaals mee gebeurd.

   De Schoonheid was eerst van plan geweest zelf te rijden, ze was ervan overtuigd dat ze wist hoe ze een vrachtwagen moest besturen. Het bleek echter dat Benny bijna rijschoolleraar was en alle letters bezat die je op een rijbewijs kon verzamelen, waardoor hij waarschijnlijk het best achter het stuur kon zitten.

   Bij de brievenbus draaide Benny naar links, weg van Rottne en Braås. Volgens de Schoonheid zouden ze na een lastig begin over grindpaden Åby bereiken, waarna ze over nauwelijks een halfuur ten zuiden van Lammhult weg 30 zouden nemen. Misschien was het verstandig om die tijd te vullen met bedenken waar ze eigenlijk naartoe gingen.

 

Vier uur eerder had de Baas ongeduldig zitten wachten op de enige van zijn handlangers die nog niet was verdwenen. Zodra Caracas terug was van zijn bezigheid, wat dat ook was, zou de Baas hem opdracht geven naar het zuiden te gaan. Maar niet op zijn motor en niet met zijn clubjack aan. Het was tijd om voorzichtig te worden.

   De Baas begon overigens te twijfelen aan zijn eerdere strategie met de clubjacks met het Never Again-symbool op de rug. Het was in het begin de bedoeling geweest om respect bij buitenstaanders af te dwingen en daarnaast een identiteit en eensgezindheid in de groep te creëren. Nu de organisatie echter veel kleiner was dan de Baas voor ogen had gehad, zou het hem ook zonder jacks wel lukken om een eenheid met Bikker, Hompie en Caracas te vormen. Bovendien was de aard van hun werkzaamheden tegenwoordig zo dat het clubjack als signaal bijna contraproductief werkte. Zijn opdracht aan Bikker voor de transactie in Malmköping was tweeledig geweest: enerzijds moest hij daar uit naam van de discretie met het openbaar vervoer naartoe reizen, en anderzijds moest hij het clubjack met het Never Again-symbool op de rug dragen om de Russen te tonen met wie ze ruzie zochten als ze ruzie zochten.

   Maar nu was Bikker op de vlucht, of wat er ook was gebeurd, terwijl hij op zijn rug een merkteken droeg dat min of meer zei: ‘Als je iets wilt weten, bel dan mijn baas’.

   Verdomme, dacht de Baas. Als deze toestand achter de rug was, zouden ze de jacks verbranden. En waar bleef Caracas in jezusnaam? Ze moesten vertrekken!

 

Caracas verscheen acht minuten later en vertelde verontschuldigend dat hij naar de supermarkt was geweest om een watermeloen te kopen.

   ‘De halve organisatie is verdwenen, samen met vijftig miljoen kronen, en jij gaat fruit kopen?’ Het geduld van de Baas was op. Hij pakte de watermeloen en sloeg er zo hard mee op het hoofd van de arme Caracas dat hij barstte. Caracas begon te huilen en zei dat hij niet meer mee wilde doen. Hij had tenslotte alleen maar problemen met de Baas vanaf het moment dat eerst Bikker en daarna Hompie waren verdwenen. Alsof het zijn schuld was. Hij was van plan een taxi te bellen, naar Arlanda te rijden en het vliegtuig naar zijn familie in Caracas te nemen. Daar kon hij in elk geval zijn echte naam terugkrijgen.

   ‘¡Vete a la mierda!’ huilde Caracas, waarna hij naar buiten rende.

 

De Baas zuchtte. De situatie werd steeds chaotischer. Eerst verdween Bikker, daarna verdween Hompie, en de Baas moest achteraf toegeven dat hij inderdaad een deel van zijn frustratie had afgereageerd op Caracas.

   Nu was hij alleen in zijn jacht op ... Tja, hij wist niet eens waarnaar hij op jacht was. Moest hij Bikker zoeken? Was hij zo stom geweest om de koffer te stelen? En wat was er met Hompie gebeurd?

 

De Baas reed overeenkomstig zijn status in het nieuwste model bmw x5, en meestal veel te snel. De agenten die hem in de onopvallende politieauto schaduwden, turfden het aantal verkeersovertredingen tijdens de rit naar Småland en waren het er na driehonderd kilometer over eens dat de man achter het stuur van de bmw zijn rijbewijs gedurende de komende decennia kwijt zou zijn als hij voor alles wat hij tot nu toe had uitgehaald in het verkeer gerechtelijk zou worden vervolgd.

   Toen ze Åseda passeerden, loste commissaris Aronsson zijn collega’s uit Stockholm af, bedankte voor de hulp en deelde mee dat hij het verder zelf wel redde.

   Met behulp van het gps-navigatiesysteem in de bmw had de Baas geen probleem om de weg naar Sjötorp te vinden, maar hoe dichterbij hij kwam, des te ongeduldiger hij werd.

   De man voor hem reed zo snel dat commissaris Aronsson moeite had hem bij te houden. Hij moest tenslotte de hele tijd een zekere afstand houden zodat Per-Gunnar Gerdin niet zou merken dat hij werd gevolgd. Alleen op de lange rechte stukken zag hij de bmw nog in de verte ... tot hij hem niet meer zag!

   Waar was Gerdin naartoe gegaan? Misschien was hij ergens afgeslagen? Aronsson ging langzamer rijden en voelde het zweet op zijn voorhoofd uitbreken; de gedachte aan wat er misschien op het punt stond te gebeuren zinde hem niet.

   Er was een afslag naar links, had hij die genomen? Of was hij rechtdoor gereden? De weg was hier bezaaid met verkeersdrempels, dan had hij Gerdin toch moeten inhalen? Als hij niet vlak daarvoor was afgeslagen?

   Dat moest het zijn. Aronsson keerde de auto en sloeg af op de plek waarvan hij dacht dat Gerdin dat ook had gedaan. Nu moest hij zijn ogen goed openhouden, want als Gerdin dit weggetje had genomen, had hij zijn bestemming bijna bereikt.

 

De Baas stond boven op zijn rem om terug te gaan van honderdtachtig naar twintig kilometer per uur en sloeg snel af naar het grindpad dat de routeplanner aangaf. Hij was nog maar 3,7 kilometer van zijn doel verwijderd.

   Tweehonderd meter voor de brievenbus van Sjötorp maakte de weg een laatste bocht en achter die bocht zag de Baas de achterkant van een grote verhuisbus, die achteruit de oprit af reed die de Baas blijkbaar moest nemen. Wat moest hij nu doen? Wie zat er in de bus? En wie bleef er achter in Sjötorp?

   Hij besloot de verhuisbus te laten gaan en reed het slingerende pad op dat uitkwam bij het erf van een woonhuis, een stal en een schuur die betere tijden had gekend.

   Hij zag echter geen Bikker. Geen Hompie. Geen bejaarde. Geen roodharige vrouw. En al helemaal geen koffer op wielen. Er was duidelijk niemand aanwezig, maar achter de stal stonden twee auto’s: een rode VW Passat en een zilverkleurige Mercedes.

   ‘Absoluut de juiste plek,’ zei de Baas tegen zichzelf. ‘Maar misschien een paar minuten te laat?’

   Hij besloot de verhuisbus achterna te gaan. Een voorsprong van drie tot vier minuten op een kronkelend grindpad was niet onoverkomelijk.

   De Baas drukte het gaspedaal in en de bmw spoot weg. Bij de brievenbus sloeg hij links af, net als de verhuisbus had gedaan. Daarna drukte hij het gaspedaal in en verdween in een stofwolk. Hij zag de blauwe Volvo niet eens die vanaf de andere richting naderde.

   Commissaris Aronsson was eerst blij dat hij weer oogcontact had met Gerdin, maar toen hij bedacht wat voor snelheid Gerdin uit zijn auto haalde, was hij dat gevoel meteen weer kwijt. Hij had geen enkele kans om hem bij te houden, dus kon hij net zo goed een kijkje bij het huis nemen. De plek waar Gerdin was gekeerd, heette Sjötorp; op de brievenbus stond de naam gunilla björklund.

   ‘Het zou me niets verbazen als je rood haar hebt, Gunilla,’ zei commissaris Aronsson tegen zichzelf.

   Hij ontdekte onmiddellijk, net als de Baas daarnet, dat Sjötorp verlaten was, hoewel hij beduidend langer de tijd nam voor zijn zoektocht naar puzzelstukjes. Een van die stukjes vond hij in de vorm van de krant van vandaag in de keuken en verse groenten in de koelkast. Het vertrek had dus eerder die dag plaatsgevonden. Een ander puzzelstukje bestond uit de Mercedes en de Passat, die hij achter de schuur ontdekte. Aronsson was al bekend met de Mercedes, en hij gokte dat de Passat van Gunilla Björklund was.

   Commissaris Aronsson deed nog twee bijzonder interessante ontdekkingen. De eerste was een pistool op de houten veranda van het woonhuis. Wat deed dat daar? En wiens vingerafdrukken zouden erop staan? Aronsson gokte op die van Hompie, terwijl hij het wapen voorzichtig in een plastic zak stopte.

   De tweede ontdekking deed hij in de brievenbus toen hij vertrok. Tussen de post van die dag vond hij een brief van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, die de wisseling van eigenaar van een gele Scania uit 1992 bevestigde.

   ‘Zijn jullie in een verhuisbus vertrokken?’ zei de commissaris tegen zichzelf.

 

De gele verhuisbus reed langzaam over de bochtige weg. Het duurde niet lang voordat de bmw hem had ingehaald, maar de Baas moest erachter blijven rijden en had dus tijd om erover na te denken wie er in de bus zaten en of ze misschien een grijze koffer op wielen bij zich hadden.

   De vrienden, die niets in de gaten hadden, praatten in de bus over hun situatie en waren het er al snel over eens dat ze het best een plek konden zoeken waar ze zich een paar weken konden verbergen. Dat waren ze in Sjötorp al van plan geweest, maar dat was plotseling een heel slecht plan geworden toen ze onverwacht bezoek kregen en Sonja op het bezoek in kwestie was gaan zitten.

   Allan, Julius, Benny en de Schoonheid hadden echter het gemeenschappelijke probleem dat ze heel weinig familieleden en vrienden bezaten die eventueel een gele verhuisbus met bijbehorende mensen en dieren wilden opnemen.

   Allan zei verontschuldigend dat hij honderd jaar oud was, dat zijn vrienden allemaal om verschillende redenen waren gestorven en dat ze anders sowieso van ouderdom overleden hadden moeten zijn. Het was immers maar weinigen gegund om iedereen jaar na jaar te overleven.

   Julius zei dat zijn specialiteit vijanden in plaats van vrienden maken was. De vriendschap met Allan, Benny en de Schoonheid wilde hij graag verdiepen, maar dat was in dit verband niet relevant.

   De Schoonheid bekende dat ze absoluut niet sociaal was geweest gedurende de jaren na haar scheiding, en daarna belandde er een geheime olifant in de stal, iets wat haar sociale leven niet meteen had gestimuleerd. Zij had dus ook niemand met wie ze contact op kon nemen en om hulp kon vragen.

   Dus bleef Benny over. Hij had immers een broer. De meest woedende broer ter wereld.

 

Julius vroeg of ze de broer niet konden omkopen en Benny begon te stralen. Ze hadden tenslotte miljoenen in de koffer! Omkopen zou niet gaan, want Bosses trots was groter dan zijn inhaligheid, maar Benny dacht dat hij de oplossing had. Hij zou vragen of hij na al die jaren mocht doen wat juist was.

   Daarop belde Benny zijn broer. Zodra hij zijn naam had gezegd, riep Bosse dat hij een geladen jachtgeweer had en dat zijn broertje buitengewoon welkom was als hij een salvo in zijn kont wilde krijgen.

   Benny zei dat hij daar niet naar verlangde, maar dat hij – samen met een paar vrienden – toch wilde langskomen om het financiële geschil tussen de broers op te lossen. Er was tenslotte een zekere discrepantie tussen de broers met betrekking tot de erfenis van oom Frasse. ‘Wat zeg je van drie miljoen?’ vroeg hij.

   Bosse was even stil, omdat hij nadacht over de situatie. Hij kende zijn broertje goed genoeg om te weten dat Benny hem over zoiets nooit in de maling zou nemen. Drie miljoen! Fantastisch! Maar misschien zat er nog meer in het vat.

   ‘Wat zeg je van vier?’ probeerde hij.

   Benny had echter eens en voor altijd besloten dat zijn grote broer hem nooit meer op zijn kop zou zitten. ‘We kunnen ook een hotel nemen als je denkt dat we je tot last zullen zijn,’ zei hij.

   Daarop antwoordde Bosse dat zijn broertje hem nog nooit tot last was geweest. Benny en zijn vrienden waren van harte welkom en als Benny oud zeer wilde regelen met drie miljoen – of drieënhalf als hij daar behoefte aan had – dan was dat alleen maar een pre.

   Benny kreeg de routebeschrijving naar het huis van zijn broer en meldde dat ze er over een paar uur zouden zijn.

   Alles leek goed te komen, en bovendien werd de weg nu breder en rechter.

   Dat was net wat de Baas nodig had, een brede en rechte weg. Hij had bijna tien minuten vastgezeten achter de bus terwijl de bmw aangaf dat hij behoefte had aan benzine, de Baas had vanaf Stockholm niet meer getankt.

   Het zou een nachtmerrie zijn als de benzine midden in het bos op was en hij moest toekijken hoe de gele verhuisbus in de verte verdween, misschien met Bikker en Hompie en de koffer of wie en wat de bus ook bevatte.

   Daarom trapte hij het gaspedaal tot de bodem in, was in een seconde voorbij de gele bus, reed nog honderdvijftig meter door, liet de bmw gecontroleerd slippen en bleef dwars op de weg staan. Hij pakte het pistool uit het handschoenenvakje en maakte zich klaar om het net ingehaalde voertuig in beslag te nemen.

   De Baas was analytischer aangelegd dan zijn dode of geëmigreerde assistenten. Het idee om dwars op het grindpad te gaan staan om de bus tot stoppen te dwingen had zijn oorsprong in het feit dat de benzine van de bmw bijna op was, maar hij had daar de uiterst correcte veronderstelling aan toegevoegd dat de chauffeur van de verhuisbus ervoor zou kiezen te stoppen. Die conclusie was gebaseerd op de wetenschap dat mensen over het algemeen niet met enthousiasme op andere mensen in het verkeer botsten.

   Benny remde inderdaad. De Baas had dus gelijk.

   Hij had echter niet goed genoeg nagedacht, omdat hij bij zijn calculatie het risico had moeten laten meewegen dat de lading van de bus uit een olifant van een paar ton zou kunnen bestaan, en hij had zich moeten afvragen wat dat voor consequenties zou hebben voor de remweg van de bus, niet in het minst omdat de ondergrond uit grind in plaats van asfalt bestond.

   Benny deed zijn uiterste best om een botsing te vermijden, maar zijn snelheid was toch nog zo’n vijftig kilometer per uur toen de vijftien ton zware verhuisbus met olifant en al de auto ramde die dwars op de weg stond, waarop de auto drie meter de lucht in vloog, twintig meter verderop hard op de grond landde en tegen een tachtig jaar oude spar aan botste.

   ‘Dat is nummer drie,’ vermoedde Julius.

 

Alle passagiers van de bus sprongen naar buiten en liepen naar de vernielde bmw.

   Hangend over het stuur, vermoedelijk dood, zat een voor de vrienden onbekende man, die nog steeds een pistool vasthield van precies hetzelfde model als waar nummer twee hen eerder die dag mee had gedreigd.

   ‘Driemaal is scheepsrecht,’ zei Julius. ‘Ik vraag me af wanneer ze van plan zijn te stoppen.’

   Benny protesteerde tegen Julius’ luchtige toon. Het was al erg genoeg om één ruziezoeker per dag te doden, maar vandaag waren het er al twee en het was nog niet eens zes uur ’s avonds.

   Allan stelde voor dat ze dode nummer drie ergens zouden verstoppen omdat het nooit nuttig kon zijn om te nauw verbonden te zijn met de mensen die je had gedood. Daarop begon de Schoonheid de dode, die over het stuur hing, uit te schelden omdat hij zo verdomd stom was geweest om dwars op de weg te gaan staan.

   De dode antwoordde met een zwak gerochel en bewoog één been.

 

Commissaris Aronsson had niets beters te doen dan zijn rit in dezelfde richting voort te zetten als de Baas bijna een halfuur eerder had gedaan. Hij hield er geen rekening mee dat hij de Never Again-leider zou inhalen, maar misschien kwam hij onderweg nog iets interessants tegen? Bovendien lag Växjö niet al te ver weg en de commissaris moest toch ergens inchecken om de situatie samen te vatten en een paar uur slaap te krijgen.

   Nadat hij een tijdje had gereden, ontdekte Aronsson het wrak van een nieuwe bmw x5, die tegen een spar was gebotst. Aronsson dacht eerst dat het niet vreemd was dat Gerdin van de weg was geraakt als je bedacht hoe snel hij bij Sjötorp was weggereden, maar nader onderzoek gaf Aronsson een ander beeld.

   Ten eerste was de auto leeg. Er lag behoorlijk wat bloed op de chauffeursstoel, maar de chauffeur was onvindbaar.

   Ten tweede was de rechterkant van de auto op een onnatuurlijke manier ingedeukt, en hier en daar waren duidelijk sporen van gele verf te zien. Het leek erop dat iets groots en geels de auto in volle vaart had geramd.

   ‘Bijvoorbeeld een gele verhuisbus uit het jaar 1992,’ mompelde Aronsson.

   Dat was eigenlijk al geen vooruitstrevende gok, maar het werd nog gemakkelijker toen bleek dat de voornummerplaat van de gele verhuisbus stevig in de linkerachterdeur van de bmw zat gedrukt. Aronsson hoefde alleen de cijfers en letters te vergelijken met de vermelding van de Rijksdienst voor het Wegverkeer om zeker te zijn van zijn zaak.

   Hij begreep nog steeds niet wat er aan de hand was, maar één ding werd hem steeds duidelijker, hoe onwaarschijnlijk het ook was: de honderdjarige Allan Karlsson en zijn aanhang leken er goed in te zijn om mensen te doden en de lijken daarna weg te moffelen.

 

100 Jarige Man Die Uit Raam Klom Verdween
titlepage.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_000.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_001.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_002.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_003.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_004.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_005.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_006.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_007.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_008.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_009.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_010.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_011.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_012.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_013.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_014.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_015.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_016.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_017.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_018.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_019.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_020.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_021.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_022.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_023.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_024.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_025.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_026.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_027.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_028.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_029.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_030.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_031.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_032.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_033.xhtml