13

1947-1948

Allan had comfortabelere nachten meegemaakt dan liggend op zijn buik op de vloer van een laadbak op weg naar Teheran. Het was bovendien koud, en hij had geen speciaal behandelde geitenmelk om zich mee te warmen. Zijn handen waren bovendien vastgebonden op zijn rug.

   Het is dus niet vreemd dat hij blij was toen de rit ten einde was. De vrachtwagen stopte aan het eind van de ochtend voor de hoofdingang van een groot bruin gebouw in het centrum van de hoofdstad.

   Twee soldaten hielpen hem overeind en klopten het ergste stof van hem af. Daarna maakten ze het touw los waarmee Allans handen waren vastgebonden en bewaakten hem verder met een geweer.

   Als Allan Perzisch had gesproken, had hij op het kleine, goudgele messing bordje bij de ingang kunnen lezen waar hij was terechtgekomen, maar dat sprak hij niet en het kon hem ook niets schelen. Hij vond het belangrijker om te weten of hij misschien een ontbijt tegemoet kon zien.

   De soldaten wisten natuurlijk wel waar ze de van communisme verdachte man naartoe hadden gebracht, en toen ze Allan door de deur naar binnen duwden nam een van de soldaten afscheid van hem met een grijns en de Engelse woorden: ‘Good luck.’

   Allan bedankte hem, ook al begreep hij dat het ironisch was bedoeld.

 

Toen Allan op de juiste manier was geregistreerd, werd hij naar een gevangeniscel gebracht die iets verder in de dichtstbijzijnde gang lag.

   De gevangenis was een paradijs vergeleken met waar Allan de laatste tijd aan gewend was geraakt. Vier bedden op een rij, twee dekens op elk bed, elektrisch licht aan het plafond, een wasbak met stromend water in één hoek achteraan en in de andere hoek een toilet met een deksel. Bovendien had Allan een flink bord pap en een liter water gekregen.

   Drie van de bedden waren onbezet, maar op de vierde lag een man op zijn rug, met verstrengelde handen en gesloten ogen. Toen Allan de cel werd binnengeleid, ontwaakte de man uit zijn dutje en kwam overeind. Hij was lang en mager en droeg zwarte kleren die een contrast vormden met zijn witte boordje. Allan stak zijn hand uit om zich voor te stellen en zei dat hij het betreurde dat hij de plaatselijke taal niet sprak, maar dat hij hoopte dat meneer pastoor misschien een paar woorden Engels kende?

   De in het zwart geklede man verkondigde dat hij dat inderdaad deed, omdat hij was geboren en getogen in Oxford en daar ook had gestudeerd. Hij stelde zich voor als Kevin Ferguson, een anglicaanse predikant die al twaalf jaar in Iran verbleef, op zoek naar verdwaalde zielen die hij voor het ware geloof kon rekruteren. Hoe stond het er trouwens op religieus gebied voor met meneer Karlsson?

   Allan antwoordde dat hij puur fysiek gezien geen controle had over zijn verblijfplaats, maar dat hij niet het gevoel had dat zijn ziel was verdwaald. Hij was met betrekking tot het geloof altijd uitgegaan van de redenatie dat het nauwelijks zin had naar iets te raden als je het niet met zekerheid wist.

   Hij zag dat Ferguson met een betoog wilde beginnen, en daarom vroeg hij snel of de dominee zo vriendelijk wilde zijn om Allans wens te respecteren dat hij niet anglicaans of iets anders wilde worden.

   Het werd een compromis. Dominee Ferguson deed een halfhartige poging met zijn opmerking dat het meneer Karlsson waarschijnlijk niet zou schaden als de dominee in elk geval de drie-eenheidsleer wat zou toelichten. En de drie-eenheid was toevallig de eerste van de 39 artikelen van de anglicaanse geloofsbelijdenis.

   Allan antwoordde echter dat de dominee er geen idee van had hoe weinig interesse hij vooral in de drie-eenheid had. ‘Van alle eenheden op de wereld is de drie-eenheid degene waarin ik het minst geïnteresseerd ben,’ zei Allan.

   Dat vond dominee Ferguson zo’n domme opmerking dat hij beloofde meneer Karlsson in religieus opzicht met rust te laten, ‘hoewel God er zeer waarschijnlijk iets mee bedoeld heeft toen hij ons in dezelfde cel plaatste’.

   Dominee Ferguson begon de situatie waarin Allan en hij zich bevonden uit te leggen. ‘Het ziet er niet goed uit,’ zei hij. ‘We kunnen allebei op weg zijn naar onze Schepper, en als ik die belofte daarnet niet had gedaan, had ik eraan toegevoegd dat het juist daarom de hoogste tijd voor u is om zich tot het juiste geloof te bekeren.’

   Allan keek de dominee streng aan, maar zei niets. In plaats daarvan liet hij de geestelijke verdergaan met zijn verhaal dat ze zich in een gevangeniscel bij de overheidsdienst voor Binnenlandse Inlichtingen en Veiligheid, kortom de veiligheidspolitie bevonden. Dat vond meneer Karlsson misschien veilig klinken, maar de waarheid was dat de veiligheidspolitie uitsluitend goed zorgde voor de veiligheid van de sjah en eigenlijk was bedoeld om de Iraanse bevolking angst en respect in te boezemen, en daarnaast om zoveel mogelijk socialisten, communisten, islamieten en ongewenste elementen in het algemeen te vermoorden.

   ‘Zoals anglicaanse predikanten?’ vroeg Allan.

   Ferguson antwoordde dat anglicaanse predikanten op zich niets te vrezen hadden in Iran, maar dat hij bang was dat hij misschien iets te ver was gegaan.

   ‘De prognose is niet goed voor iemand die in de klauwen van de veiligheidspolitie belandt, en ik ben bang dat dit voor mij het eindpunt is,’ zei dominee Ferguson.

   Allan kreeg medelijden met zijn celgenoot, hoewel hij een dominee was. Hij zei troostend dat ze samen wel een manier zouden vinden om hier weg te komen, maar dat alles zijn tijd had. Nu wilde hij eerst weten wat de dominee had gedaan waardoor hij in deze situatie was terechtgekomen.

   Dominee Kevin Ferguson snoof en vermande zich. Hij legde uit dat hij niet bang was om dood te gaan, maar dat hij van mening was dat hij nog heel veel te doen had op deze wereld. De predikant legde zijn leven zoals altijd in Gods handen, maar als meneer Karlsson, in afwachting van wat God zou besluiten, een uitweg voor zichzelf en de dominee kon bedenken, dan was de dominee ervan overtuigd dat God daar niet boos om zou worden.

   Daarna begon hij met zijn verhaal. Toen hij net was afgestudeerd, had de Heer in een droom tegen hem gepraat. ‘Trek als missionaris de wereld in,’ had de Heer gezegd, maar daarna had hij niets meer van zich laten horen, zodat de predikant zelf moest bedenken waar hij naartoe zou gaan.

   Van een Engelse vriend, een bisschop, had hij de tip gekregen naar Iran te gaan – een land waar de vrijheid van religie op de grofste manier met de voeten werd getreden. Het aantal anglicanen in Iran was bijvoorbeeld niet meetbaar, terwijl het wemelde van de sjiieten, soennieten, Joden en mensen die zich bekeerden tot zuivere hocus pocus-religies. Als er christenen waren, waren dat Armeniërs of Assyriërs en iedereen wist dat de Armeniërs en Assyriërs het geloof grotendeels verkeerd interpreteerden.

   Allan zei dat hij dat niet had geweten, maar dat hij het nu wist en dat hij de dominee daar dankbaar voor was.

   De geestelijke ging verder met zijn verhaal. Iran en Groot-Brittannië stonden op goede voet met elkaar en met behulp van een van de hoogst geplaatste politieke contacten van de kerk was het de dominee gelukt een lift in een Engels diplomatenvliegtuig naar Teheran te krijgen.

   Dat was ruim tien jaar geleden gebeurd, rond 1935. Sindsdien had hij zijn religie in een steeds grotere cirkel rond de hoofdstad gepredikt. In het begin richtte hij zich op de verschillende religieuze ceremoniën. Hij ging moskeeën, synagogen en tempels binnen en wachtte een geschikt moment af om de ceremonie met behulp van een tolk te onderbreken om de wáre leer te verkondigen.

   Allan prees zijn celgenoot en zei dat hij beslist een heel moedig mens was. De vraag was alleen hoe het was gesteld met zijn intelligentie, want dat kon toch nooit goed gaan?

   Dominee Ferguson bekende dat het inderdaad niet één keer goed was gegaan. Hij had nooit mogen uitpraten, zijn tolk en hij waren voortdurend naar buiten gegooid en hadden bijna altijd een pak slaag gekregen. Dat had de geestelijke er echter niet van weerhouden zijn strijd voort te zetten. Hij wist dat hij kleine anglicaanse zaadjes plantte in de ziel van iedereen die hij ontmoette.

   Uiteindelijk had het gerucht over de dominee echter zodanig de ronde gedaan dat het moeilijk begon te worden om tolken te krijgen. Geen enkele tolk was tot dat moment meer dan één keer met hem meegegaan, en na een tijdje waren ze waarschijnlijk tegen elkaar gaan roddelen.

   Daarom laste de dominee een pauze in om zich te haasten met zijn studie Perzisch. Intussen bedacht hij hoe hij zijn tactiek kon verfijnen en na verloop van tijd voelde hij zich zo vertrouwd met de taal dat hij zijn nieuwe plan in praktijk kon brengen.

   In plaats van naar tempels en ceremoniën te gaan bezocht hij markten waarvan hij wist dat de respectievelijke dwaalleren flink waren vertegenwoordigd onder de bezoekers. Daar ging hij op een meegenomen houten kist staan om aandacht te vragen.

   Deze handelwijze leverde hem weliswaar minder slaag op dan tijdens de eerste jaren, maar het aantal geredde zielen was nog altijd niet wat dominee Ferguson zich ervan had voorgesteld.

   Allan vroeg hoeveel bekeerlingen de dominee in de praktijk had gemaakt en kreeg als antwoord dat dat afhankelijk was van de manier waarop je de kwestie bekeek. Aan de ene kant had dominee Ferguson namelijk precies één bekeerling van elke religie gekregen, dat wil zeggen in totaal acht. Aan de andere kant had hij een paar maanden geleden begrepen dat alle acht in feite net zo goed spionnen van de veiligheidsdienst konden zijn, die hem in de gaten moesten houden.

   ‘Tussen nul en acht dus,’ zei Allan.

   ‘Waarschijnlijk dichter bij de nul dan bij de acht,’ antwoordde dominee Ferguson.

   ‘In twaalf jaar,’ zei Allan.

   De geestelijke erkende dat hij het moeilijk had gehad toen hij besefte dat zijn magere resultaat eigenlijk nog magerder was. En hij begreep dat het met deze werkwijze nooit zou lukken in dit land, want hoe graag de Iraniërs zich ook wilden bekeren, ze durfden het niet. De veiligheidspolitie was tenslotte overal en als je van religie veranderde, werd er een dossier van je aangelegd dat in het archief van de veiligheidspolitie verdween. En van een dossier in het archief tot het moment dat je op een dag spoorloos verdween was zelden een lange weg.

   Allan vroeg of de dominee zich weleens had afgevraagd of er misschien ook Iraniërs waren die helemaal los van dominee Ferguson of de veiligheidspolitie gewoon tevreden waren met hun religie.

   Ferguson antwoordde dat hij zelden iemand zo onkundig had horen praten, maar dat hij zich niet kon verdedigen omdat meneer Karlsson alle anglicaanse toelichtingen had verboden. Kon meneer Karlsson daarom proberen om naar de rest van zijn verhaal te luisteren zonder hem meer te onderbreken dan noodzakelijk was?

   Het gevolg van dominee Fergusons inzicht dat de veiligheidspolitie had geïnfiltreerd in zijn missie, was dat hij op een níéu-we manier was gaan denken, een grótere manier.

   De predikant ontdeed zich eerst van zijn acht vermoedelijk spionerende volgelingen, daarna nam hij contact op met de ondergrondse communistische beweging om een ontmoeting te regelen. Hij zei dat hij een Engelse vertegenwoordiger was van De Ware Leer en dat hij een afspraak wilde om de toekomst te bespreken.

   Het kostte tijd om het gesprek te organiseren, maar uiteindelijk zat hij met vijf heren van het communistische bestuur van de provincie Razavi-Khorasan aan tafel. Eigenlijk had hij de communisten uit Teheran willen ontmoeten, omdat dominee Ferguson het idee had dat zij waarschijnlijk degenen waren die de beslissingen namen, maar deze ontmoeting kon ook werken.

   Of niet.

   Dominee Ferguson presenteerde zijn idee aan de communisten, dat er in het kort op neerkwam dat het anglicanisme de staatsreligie in Iran zou worden op de dag dat de communisten de leiding overnamen. Als de communisten daarmee instemden, beloofde dominee Ferguson dat hij minister van Geloof zou worden zodat hij ervoor kon zorgen dat er vanaf het begin voldoende bijbels voorhanden waren. Kerken moesten naderhand worden gebouwd, maar in het begin konden gesloten synagogen en moskeeën voor dat doel worden gebruikt. Hoelang dachten de heren communisten dat het nog zou duren voordat de communistische revolutie een feit was?

   De communisten hadden niet enthousiast en nieuwsgierig gereageerd, zoals dominee Ferguson zich had voorgesteld. In plaats daarvan werd het hem duidelijk dat er helemaal geen anglicanisme of welk -isme dan ook naast de communisten zou staan als het juiste moment daar was. Bovendien werd de geestelijke flink uitgescholden omdat hij onder valse voorwendselen een afspraak had gewild. Een ergere verspilling van tijd hadden de communisten nog nooit meegemaakt.

   Met drie tegen twee werd daarna besloten dat dominee Ferguson een pak slaag zou krijgen voordat hij op de trein naar Teheran werd gezet, en met vijf tegen nul werd besloten dat het beter was voor de gezondheid van de dominee als hij geen moeite deed om terug te komen.

   Allan glimlachte en zei dat het toch volkomen uitzichtloos was om te proberen religieuze afspraken met communisten te maken, begreep de dominee dat niet?

   De dominee antwoordde dat heidenen zoals meneer Karlsson beter geen oordeel over verstandig of onverstandig konden hebben. Natuurlijk had hij begrepen dat de kansen op succes klein waren.

   ‘Maar stelt u zich voor, meneer Karlsson, stelt u zich voor dat het was gelukt. Stelt u zich voor dat ik de aartsbisschop van Canterbury had kunnen telegraferen om te melden dat er in één keer vijftig miljoen nieuwe anglicanen bijgekomen waren?’

   Allan gaf toe dat het verschil tussen krankzinnigheid en genialiteit fragiel kon zijn.

   In elk geval bleek dat de politie van de sjah de communisten uit Razavi-Khorasan had afgeluisterd, en zodra dominee Ferguson in de hoofdstad uit de trein stapte, werd hij verhoord.

   ‘En toen bekende ik alles en nog een beetje meer,’ zei Ferguson. ‘Mijn magere lichaam is niet gemaakt om martelingen te verdragen. Een flink pak slaag is één ding, maar marteling is iets heel anders.’

   Meteen na zijn onmiddellijke bekentenis was dominee Ferguson naar deze gevangeniscel overgebracht, en hij werd al bijna twee weken met rust gelaten omdat het hoofd van de veiligheidsdienst, de vicepremier, een dienstreis naar Londen maakte.

   Over de veiligheidspolitie werd gezegd dat een beter geleide organisatie niet denkbaar was. De zegen van de hoogste baas was natuurlijk niet nodig om de bevolking op een routinematige manier angst aan te jagen, of communisten, socialisten en islamieten te vermoorden. Zodra iets echter enigszins buiten dit kader viel, was hij degene die de beslissingen nam. De sjah had hem de titel van vicepremier gegeven, maar volgens dominee Ferguson was hij gewoon een moordenaar.

   ‘En volgens de gevangenbewaarders kun je ‘‘vice’’ het best achterwege laten als je hem aanspreekt, als het er zo slecht voorstaat dat je tegenover hem komt te zitten, wat voor ons helaas het geval lijkt te zijn.’

   Misschien was de dominee meer met ondergrondse communisten omgegaan dan hij wilde toegeven, besefte Allan toen Ferguson verderging: ‘Vanaf het moment dat de wereldoorlog voorbij was, is de Amerikaanse cia hier aanwezig om de veiligheidspolitie van de sjah op te bouwen.’

   ‘De cia?’ vroeg Allan.

   ‘Ja, zo heten ze tegenwoordig. Vroeger was het de oss, maar ze doen hetzelfde smerige werk. Zij hebben de Iraanse politie allerlei trucs en martelpraktijken geleerd. Hoe kan er een mens geschapen zijn die het de cia toestaat om de wereld op deze manier te vernietigen?’

   ‘Bedoel je de Amerikaanse president?’

   ‘Harry S. Truman zal branden in de hel, let op mijn woorden,’ zei dominee Ferguson.

   ‘Denk je?’ vroeg Allan.

 

De dagen gingen voorbij in de gevangenis van de veiligheidspolitie in Teheran. Allan had zijn levensverhaal aan dominee Ferguson verteld zonder iets achter te houden. Daarna werd de geestelijke heel zwijgzaam; hij praatte niet meer tegen Allan toen hij besefte wat voor relatie zijn celgenoot had met de Amerikaanse president en – nog erger! – de bombardementen op Japan.

   In plaats daarvan richtte hij zich tot God en vroeg Hem om raad. Had de Heer meneer Karlsson gestuurd om hem te helpen, of zat de duivel erachter?

   God antwoordde met stilte, dat deed hij soms, en dat beschouwde dominee Ferguson altijd als een teken dat hij zelf moest nadenken. Op zich was het tot nu toe goed afgelopen als hij zelf een beslissing nam, maar dat was geen reden om God niet meer om raad te vragen.

   Na twee dagen en nachten voors en tegens tegen elkaar afgewogen te hebben kwam dominee Ferguson tot de conclusie dat hij voorlopig vrede zou sluiten met de heiden in het bed naast hem en hij deelde Allan mee dat hij van plan was om weer tegen hem te praten.

   Allan zei dat het weliswaar heerlijk rustig was geweest toen de dominee zweeg, maar dat het waarschijnlijk op termijn toch zijn voorkeur had dat ze elkaar antwoord gaven als ze aangesproken werden.

   ‘Bovendien moeten we proberen hier op de een of andere manier weg te komen, het liefst voordat die oppermoordenaar terugkomt uit Londen. Dan is het niet handig als we allebei in onze eigen hoek zitten te mokken, vindt u ook niet, dominee?’

   Daar was dominee Ferguson het natuurlijk mee eens.

   De gevangenis was geen echte gevangenis met overal dubbele sloten en grendels. Integendeel, de bewakers deden soms niet eens moeite de deur goed op slot te doen. Er stonden echter altijd minstens vier bewakers bij de ingang van het gebouw, die waarschijnlijk niet alleen zouden toekijken als Allan en de dominee een ontsnappingspoging zouden wagen.

   ‘Kunnen we op de een of andere manier een opstootje veroorzaken?’ vroeg Allan. ‘Zodat we daarna in de algemene chaos weg kunnen sluipen?’

   Hij wilde in alle rust nadenken en daarom gaf hij de dominee de opdracht om via de gevangenisbewakers uit te zoeken hoeveel tijd ze hadden, met andere woorden, wanneer de oppermoordenaar precies terug zou zijn. Op welk moment had het allemaal geen zin meer?

   De predikant beloofde het te vragen zodra hij daar de kans voor kreeg. Op dat moment werd er aan de deur gerammeld. De jongste en vriendelijkste gevangenisbewaker stak zijn hoofd om de deur. ‘De premier is terug uit Engeland en het is tijd voor het verhoor,’ zei hij meelevend. ‘Wie van jullie wil eerst?’

 

De chef van de overheidsdienst voor Binnenlandse Inlichtingen en Veiligheid zat in zijn kantoor in Teheran en was in een erbarmelijk slecht humeur.

   Hij was net naar Londen geweest, waar hij een uitbrander van de Engelsen had gekregen. Hij, de premier (zo goed als), hoofd van een overheidsinstantie, een van de belangrijkste mensen van de Iraanse samenleving, had een uitbrander gekregen van de Engelsen!

   Het enige wat de sjah deed was de belangrijke Engelsen tevreden houden, zodat het de taak van de chef was om het land te zuiveren van alle opruiende elementen die een ander bestuur leken te willen. Dat was geen gemakkelijke taak, want wie was er eigenlijk tevreden over de sjah? De islamieten niet, de communisten niet en de arbeiders in de olieindustrie die zich letterlijk doodwerkten voor één Engelse pond per week al helemaal niet.

   En daarom had hij nu een uitbrander in plaats van lof gekregen!

   De politiechef wist dat hij nalatig was geweest toen hij een tijd geleden een beetje hardhandig was opgetreden tegen een opgepakte provocateur van onduidelijke afkomst. De provocateur had geweigerd iets anders te zeggen dan dat hij eiste vrijgelaten te worden omdat hij er alleen op had aangedrongen dat de rij in de slagerij voor iedereen gold, dus ook voor werknemers van de veiligheidspolitie.

   Nadat de provocateur de kwestie had uitgelegd, had hij zijn armen over elkaar geslagen en alle vragen over zijn identiteit met zwijgen beantwoord. De politiechef was niet ingenomen met de gelaatsuitdrukking van de provocateur (die ontzettend provocerend was), dus maakte hij gebruik van een aantal van de nieuwste martelmethoden van de cia, waarna was gebleken dat de provocateur een medewerker van de Engelse ambassade was en dat was natuurlijk heel vervelend.

   De oplossing was om hem eerst zo goed mogelijk op te lappen, hem daarna vrij te laten en ervoor te zorgen dat hij onmiddellijk werd overreden door een vrachtwagen, die daarna razendsnel van de plek des onheils verdween. Op die manier ontwijk je diplomatieke crises, had de politiechef tevreden geredeneerd.

   De Engelsen zochten echter alles wat er over was van de werknemer bij elkaar, stuurden dat naar Londen en onderzochten het met een vergrootglas. Daarna was de politiechef naar Londen geroepen om een verklaring af te leggen over het feit dat de medewerker van de ambassade in Teheran eerst drie dagen verdwenen was, plotseling voor het hoofdkantoor van de veiligheidspolitie op straat opdook en meteen daarna werd overreden, waarbij hij zo ernstig gewond was geraakt dat het bijna niet mogelijk was geweest om vast te stellen dat hij was gemarteld voordat hij overleed.

   De politiechef had natuurlijk glashard ontkend dat hij iets over de kwestie wist, zo functioneerde het politieke spel, maar deze werknemer bleek de zoon te zijn van een lord die op zijn beurt een goede vriend was van de onlangs afgetreden Winston Churchill en nu wilden de Engelsen per se een voorbeeld stellen.

   Daarom was de overheidsdienst voor Binnenlandse Inlichtingen en Veiligheid de verantwoordelijkheid kwijtgeraakt voor het bezoek dat voornoemde Churchill over een paar weken aan Teheran zou brengen. In plaats daarvan zouden die amateuristische lijfwachten van de sjah het bezoek beveiligen, wat natuurlijk ver boven hun competentie lag. Het was een enorm prestigeverlies voor de politiechef en het distantieerde hem van de sjah op een manier die niet goed voelde.

   Om zijn bittere gedachten te verdrijven had de politiechef de eerste van de twee vijanden van de samenleving die in de cel wachtten laten roepen. Hij rekende op een kort verhoor, een snelle en discrete terechtstelling en een traditionele crematie van het lijk. Daarna ging hij lunchen en ’s middags had hij dan tijd voor de andere.

 

Allan Karlsson had vrijwillig aangeboden eerst te gaan. De politiechef wachtte op hem in de deuropening van zijn kantoor, gaf hem een hand, vroeg hem te gaan zitten en bood hem een kop koffie aan, of wilde meneer Karlsson misschien een sigaret?

   Allan bedacht dat hij weliswaar nog nooit een oppermoordenaar had ontmoet, maar dat hij toch had gedacht dat ze onvriendelijker zouden zijn dan deze oppermoordenaar leek. Hij accepteerde de koffie maar weigerde de sigaret, als de premier dat tenminste geen probleem vond?

   De politiechef probeerde zijn verhoren altijd op een beleefde manier te beginnen. Je hoefde je tenslotte niet als een lomperik te gedragen alleen omdat je straks iemand dood zou schieten. Bovendien vond de politiechef het grappig om te zien hoe er een sprankje hoop opvlamde in de ogen van zijn slachtoffers. De mensen waren over het algemeen zo naïef.

   Dit slachtoffer zag er echter niet bepaald bang uit, nog niet. En hij had de politiechef aangesproken op de manier zoals hij aangesproken wilde worden. Een interessant en goed begin.

   In het verhoor over wie hij was vertelde Allan, bij gebrek aan een gedegen overlevingsstrategie, selectieve stukjes uit het laatste deel van zijn leven: namelijk dat hij een springstofexpert was die door president Harry S. Truman naar China was gestuurd met de onmogelijke opdracht de communisten te bevechten, dat hij daarna aan zijn lange wandeling naar Zweden was begonnen en dat het hem speet dat Iran in de weg lag, dat hij genoodzaakt was geweest om zonder visum het land binnen te komen, maar dat hij beloofde om onmiddellijk te vertrekken als de premier hem dat toestond.

   De politiechef had een serie vervolgvragen gesteld, vooral over het feit dat Allan was opgepakt terwijl hij in gezelschap verkeerde van Iraanse communisten. Allan had eerlijk geantwoord dat hij de communisten toevallig was tegengekomen en dat ze hadden afgesproken elkaar bij hun tocht over de Himalaya te helpen. Daarna voegde Allan eraan toe dat de premier, als hij ooit van plan mocht zijn om te voet over de Himalaya te trekken, niet kieskeurig moest zijn in het aannemen van hulp van anderen, omdat die bergen ijzingwekkend hoog waren als ze daarvoor in de stemming waren.

   De politiechef had geen plannen om te voet over de Himalaya te trekken, en was evenmin van plan de man tegenover hem vrij te laten, maar er was een idee in hem ontkiemd. Misschien kon hij profijt hebben van deze internationaal ervaren springstofexpert voordat hij hem voorgoed liet verdwijnen? Met een stem die misschien een beetje te enthousiast klonk vroeg de politiechef meneer Karlsson wat voor verleden hij had als het ging om het vermoorden van beroemde en goed bewaakte mensen.

   Allan had zich nooit beziggehouden met het willens en wetens beramen van de moord op een mens alsof het een brug was en daar had hij ook geen behoefte aan, maar hij moest het nu slim spelen. Had de kettingrokende oppermoordenaar tegenover hem iemand in gedachten? ‘Glenn Miller.’

   ‘Glenn Miller?’ herhaalde de politiechef.

   Allan herinnerde zich de algemene verbijstering in Los Alamos in New Mexico toen bleek dat de jonge jazzlegende Glenn Miller werd vermist nadat zijn Amerikaanse legervliegtuig voor de Engelse kust was verdwenen.

   ‘Inderdaad,’ bevestigde Allan met een zweem van geheimzinnigheid in zijn stem. ‘Ik had de opdracht gekregen om het op een vliegtuigongeluk te laten lijken en dat is me gelukt. Ik zorgde ervoor dat beide motoren in brand vlogen, en het vliegtuig verdween in het Engelse Kanaal. Niemand heeft hem sindsdien nog gezien. Een lot dat een overloper naar de nazi’s waardig is als u het me vraagt.’

   ‘Was Glenn Miller een nazi?’ vroeg de politiechef verbaasd.

   Allan knikte bevestigend (en vroeg in stilte alle nabestaanden van Glenn Miller om vergiffenis). De politiechef probeerde zich te herstellen van de informatie dat zijn grote jazzheld de boodschappenjongen van Hitler was geweest.

   Inmiddels bedacht Allan dat het misschien beter was om de leiding in de dialoog te nemen voordat de oppermoordenaar een heleboel vervolgvragen ging stellen rond de liquidatie van Glenn Miller.

   ‘Als meneer de premier dat wil, ben ik bereid om met maximale discretie wie dan ook uit de weg te ruimen, als we kunnen afspreken dat we daarna als vrienden uit elkaar gaan.’

   De politiechef was nog steeds van slag door de tragische onthulling over de man achter Moonlight Serenade, maar dat betekende niet dat deze gevangene met hem kon sollen. Hij was absoluut niet van plan om over de toekomst van Allan Karlsson te onderhandelen.

   ‘Je ruimt uit de weg wie ik wil, en in ruil daarvoor wil ik eventueel de mogelijkheid overwegen om je in leven te laten,’ zei hij, waarna hij zich over de tafel boog om zijn sigaret in Allans halfleeg gedronken kop koffie te doven.

   ‘Precies, dat bedoelde ik ook,’ zei Allan. ‘Ik drukte me alleen een beetje onhandig uit.’

 

Het verhoor had een andere wending genomen dan de politiechef gewend was. In plaats van de vermoedelijke vijand van de samenleving uit de weg te ruimen had hij de bijeenkomst verdaagd om de nieuwe situatie in alle rust op zich in te laten werken. Na de lunch kwamen de politiechef en Allan weer bij elkaar en kregen de plannen vorm.

   Het was de bedoeling Winston Churchill van het leven te beroven terwijl hij onder bescherming stond van de lijfwachten van de sjah. Het moest echter zo gebeuren dat niemand het verband zou kunnen leggen met de overheidsdienst voor Binnenlandse Inlichtingen en Veiligheid, en al helemaal niet met het hoofd daarvan. Omdat je er gerust op kon rekenen dat de Engelsen de kwestie zorgvuldig zouden onderzoeken, mochten ze op geen enkel punt slordig zijn. Als het plan lukte, zouden de gevolgen op alle mogelijke manieren in het voordeel van de politiechef zijn.

   Ten eerste zou het de superieure Engelsen, die de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het bezoek van Churchill van de politiechef hadden afgepakt, de mond snoeren. Verder was de politiechef er heel zeker van dat hij de opdracht van de sjah zou krijgen om zijn lijfwacht te zuiveren nadat deze zo jammerlijk had gefaald. En als de rook was opgetrokken zou de positie van de politiechef danig zijn versterkt.

   De politiechef kwam na een tijdje met de informatie dat Irans enige gepantserde auto, een speciaal gefabriceerde DeSoto Suburban, een halve trap naar beneden in de garage van de overheidsdienst stond. Hij was wijnrood en heel elegant, verkondigde de politiechef. Waarschijnlijk zouden de lijfwachten zeer binnenkort contact opnemen met betrekking tot de auto, want hoe moesten ze Churchill anders van de luchthaven naar het paleis van de sjah vervoeren?

   Allan zei dat een goed geproportioneerde springlading in het onderstel van de auto misschien de oplossing zou kunnen zijn. Maar rekening houdend met de behoefte van de premier dat er geen sporen naar hem mochten leiden, stelde Allan twee bijzondere maatregelen voor.

   De eerste was dat de springlading uit precies dezelfde ingrediënten zou bestaan die Mao Zedongs communisten in China gebruikten. Allan wist daar toevallig alles van en hij was er zeker van dat hij er daarom voor kon zorgen dat de aanslag een daad van de communisten leek.

   De tweede maatregel was dat de springstof werd verborgen in het voorste deel van het chassis van de DeSoto, en dat deze niet meteen zou detoneren, maar met behulp van een afstandsbediening zou loskomen van zijn plek, om een tiende deel van een seconde later te ontploffen als hij de grond raakte.

   In dat tiende deel zou de lading zich onder het achterste deel van de auto bevinden, dat wil zeggen de plek waar Winston Churchill met zekerheid op zijn sigaar zat te zuigen. De springstof zou een gat in de vloer van de auto slaan en Churchill naar de eeuwige jachtvelden sturen, maar zou ook een grote kuil in de weg slaan.

   ‘Op die manier laten we de mensen geloven dat de lading in de straat was begraven in plaats van dat iemand de springstof in de auto had verborgen. Dat kleine rookgordijn past de premier waarschijnlijk precies?’

   De politiechef grinnikte van blijdschap en enthousiasme en doofde zijn net opgestoken sigaret in Allans nieuw ingeschonken kop koffie. Allan zei dat de premier natuurlijk kon doen wat hij wilde met zijn sigaretten en Allans koffie, maar dat hij best naar de stad wilde gaan om een nieuwe, mooie asbak voor de premier te kopen als hij niet tevreden was over de asbak die naast hem stond.

   De politiechef trok zich niets aan van Allans gepraat over asbakken, maar keurde het voorstel goed en verlangde een complete lijst van wat meneer Karlsson nodig had om de auto in kwestie zo snel mogelijk te kunnen aanpassen.

   Allan noteerde de namen van de negen ingrediënten die hij nodig had. Bovendien voegde hij er een tiende aan toe – nitroglycerine – dat hij goed zou kunnen gebruiken. En een elfde, een pot inkt.

   Verder wilde Allan een van de meest betrouwbare medewerkers van de premier lenen als assistent en inkoopchef, en hij wilde dat Ferguson zou fungeren als tolk.

   De politiechef mompelde dat hij die dominee het liefst meteen uit de weg wilde ruimen omdat hij niet van dominees hield, maar goed, het was belangrijk dat ze geen tijd verspilden. Daarop doofde hij zijn sigaret opnieuw in Allans koffie, om indirect mee te delen dat het gesprek voorbij was en om Allan er nogmaals aan te herinneren wie hier degene was die de beslissingen nam.

 

De dagen gingen voorbij en alles liep volgens plan. Het hoofd van de lijfwachten had inderdaad contact opgenomen en meegedeeld, niet gevraagd, dat hij van plan was de DeSoto aanstaande woensdag op te halen. De politiechef was daar zo boos over dat hij één moment vergat dat het eigenlijk helemaal perfect was. Want stel dat de lijfwachten geen contact hadden opgenomen over de auto? En het hoofd van de lijfwachten zou zijn straf tenslotte al heel snel krijgen.

   Nu wist Allan hoeveel tijd hij had om de springstof aan te brengen. Helaas had dominee Ferguson ook begrepen wat er op het punt stond te gebeuren. Niet alleen zou hij medeschuldig zijn aan de moord op voormalig minister-president Churchill, maar hij had bovendien reden om aan te nemen dat zijn eigen leven vlak daarna zou eindigen. En hij keek er niet naar uit om de Heer te ontmoeten als hij net iemand had vermoord.

   Allan kalmeerde de dominee door te vertellen dat hij voor alles een plan had. Ten eerste zag hij bepaalde mogelijkheden voor hun vlucht, en ten tweede hoefde dat niet noodzakelijkerwijs ten koste van meneer Churchill te gaan.

   De situatie vereiste echter dat de dominee deed wat Allan hem opdroeg als het juiste moment was gekomen, en de dominee zegde dat toe. Meneer Karlsson was tenslotte de enige hoop die hij had om in leven te blijven, God gaf namelijk nog steeds geen antwoord als hij hem aansprak. Dat was nu al bijna een maand zo. Was hij misschien boos op de predikant omdat hij een overeenkomst met de communisten had willen sluiten?

 

Het werd woensdag. De DeSoto was klaar. De springstof in het onderstel van de auto was nogal zwaar voor zijn taak, maar was helemaal verborgen voor iemand die toevallig op zoek was naar onregelmatigheden.

   Allan toonde de politiechef hoe de afstandsbediening werkte en legde gedetailleerd uit wat het eindresultaat zou zijn als de lading ontplofte. De politiechef glimlachte gelukkig en doofde zijn achttiende sigaret van die dag in Allans koffie.

   Allan pakte een nieuwe kop koffie, die hij achter de gereedschapskist had verstopt, en zette hem strategisch op de tafel naast de halve trap die naar de gang, de gevangeniscellen en de ingang leidde. Daarna pakte hij de arm van de geestelijke onopvallend vast en liep samen met hem de garage uit terwijl de politiechef rondjes rond de DeSoto bleef lopen, zijn negentiende sigaret van die dag rookte en genoot als hij dacht aan het ophanden zijnde bezoek.

   De dominee besefte dat het ernst was doordat Allan zijn arm in een ijzeren greep hield. Het was tijd om meneer Karlsson blind te gehoorzamen.

   Ze liepen langs hun cel naar de ingang. Allan bleef niet bij de gewapende bewakers staan, maar passeerde hen zelfverzekerd terwijl hij de arm van de dominee nog steeds stevig vasthield.

   De bewakers waren gewend aan Karlsson en de dominee en verwachtten geen vluchtpoging, daarom riep het hoofd van de bewakers nogal verbaasd: ‘Staan blijven! Waar denken jullie naartoe te gaan?’

   Allan bleef op de drempel naar de vrijheid staan en trok een verwonderd gezicht. ‘We mogen weg. Heeft de premier dat niet tegen jullie gezegd?’

   Dominee Ferguson was verstijfd van angst, maar dwong zichzelf wat zuurstof door zijn neus in te ademen zodat hij niet flauw zou vallen.

   ‘Blijf daar staan,’ zei het hoofd van de bewakers vastbesloten. ‘Jullie gaan nergens naartoe voordat de premier heeft bevestigd wat jullie vertellen.’

   Er werden drie bewakers aangewezen om de predikant en meneer Karlsson nauwlettend in de gaten te houden, terwijl het hoofd van de bewakers de gang naar de garage in liep om navraag te doen.

   Omdat de politiechef Allan en de dominee helemaal geen toestemming had gegeven om te vertrekken en dat ook niet van plan was, reageerde hij fel. ‘Wat zeg je me daar? Wel verdomme ...’

   De politiechef vloekte zelden. Hij vond het belangrijk om een zekere stijl op te houden, maar nu was hij verontwaardigd. En getrouw aan zijn gewoonte doofde hij zijn sigaret in die verdomde koffie van Karlsson.

   Deze keer bevatte de kop echter geen koffie, maar zuivere nitroglycerine vermengd met zwarte inkt. Er klonk een harde knal terwijl de vicepremier en het hoofd van de bewaking uiteen werden gereten. Een witte wolk golfde vanuit de garage door de gang waarin Allan, de dominee en de drie bewakers stonden.

   ‘We gaan,’ zei Allan tegen de dominee, en dat deden ze.

   De drie bewakers waren alert genoeg om te weten dat ze Karlsson en de dominee moesten tegenhouden, maar slechts een paar tienden van een seconde later ontplofte – als een logisch gevolg van het feit dat de garage één vlammenzee was – ook de lading onder de DeSoto die voor Winston Churchill was bedoeld. Daarmee was voor Allan bewezen dat de hoeveelheid springstof ruim voldoende was geweest. Het gebouw hing meteen scheef en de begane grond stond in brand toen Allan en de dominee wegrenden.

   Twee van de drie bewakers waren door de drukgolf tegen de muur geslagen en hadden vlam gevat. De derde kon onmogelijk helder genoeg denken om de prioriteit aan zijn gevangenen te geven. Eerst vroeg hij zich een paar seconden af wat er was gebeurd, daarna rende hij weg om niet te eindigen zoals zijn kameraden. Allan en de dominee waren in de ene richting gerend, en de enige overgebleven bewaker rende nu in de andere richting.

 

Nadat Allan er op zijn speciale manier voor had gezorgd dat de dominee en hijzelf uit het hoofdkantoor van de veiligheidspolitie waren ontsnapt, was het de beurt aan de dominee om waardevol te zijn. Hij wist namelijk waar de meeste ambassades lagen en bracht Allan naar de Zweedse ambassade. Daar gaf hij Allan een stevige omhelzing om hem te bedankten voor alles wat hij had gedaan.

   Allan vroeg wat hij nu ging doen. Waar lag de Engelse ambassade trouwens?

   Die was niet zo ver weg, zei de dominee, maar wat moest hij daar doen? Daar waren ze tenslotte allemaal al anglicaans. Nee, de predikant had een nieuwe strategie bedacht. Als de laatste ontwikkelingen hem iets hadden geleerd, dan was het wel dat alles leek te beginnen en te eindigen bij de overheidsdienst voor Binnenlandse Inlichtingen en Veiligheid. Hij moest die organisatie dus van binnenuit bewerken. Als alle medewerkers en meelopers van de veiligheidspolitie eenmaal anglicaans waren, dan was de rest een makkie.

   Hij had nu eenmaal een roeping en het was tijd om afscheid te nemen. De dominee wilde de bewaker gaan zoeken die de explosie had overleefd en die de andere kant uit was gerend. Dat was in principe een vriendelijke en zachtaardige jongen, het moest lukken hem het ware geloof aan te praten.

   ‘Vaarwel!’ zei de dominee plechtig, waarna hij wegliep.

   ‘Tot ziens,’ zei Allan.

 

Allan werd door zijn Sörmlandse dialect binnengelaten bij de Zweedse ambassade, maar daarna werd het lastig, want hij had immers geen documenten om te bewijzen wie hij was. De ambassade kon dus niet zonder meer een paspoort voor hem uitschrijven, en hem nog minder helpen met zijn reis naar Zweden. Bovendien, zei derde secretaris Bergqvist, had Zweden net speciale persoonsnummers ingevoerd, en als het klopte dat meneer Karlsson jarenlang in het buitenland was geweest, dan stond hij waarschijnlijk niet eens in het Zweedse systeem.

   Daarop antwoordde Allan dat ongeacht het feit dat Zweedse namen blijkbaar nummers waren geworden, hij Allan Karlsson uit Yxhult bij Flen was en bleef, waarna hij vroeg of de man zo vriendelijk wilde zijn om de papieren in orde te maken.

   Bergqvist was op dat moment de hoogst verantwoordelijke op de ambassade. Hij was de enige die niet mee mocht naar de diplomatenconferentie die op dat moment in Stockholm werd gehouden, en natuurlijk gebeurde dan ineens alles tegelijk. Niet alleen stonden bepaalde delen van Teheran blijkbaar sinds een halfuur in brand, maar nu was er ook nog een vreemde man binnengekomen die beweerde dat hij een Zweed was. Natuurlijk waren er aanwijzingen dat de man de waarheid sprak, maar hij moest zich aan de regels houden als hij niet wilde dat zijn carrière plotseling ten einde was. Dus herhaalde Bergqvist zijn besluit dat meneer Karlsson geen paspoort kreeg als hij zich niet kon identificeren.

   Allan zei dat de kwestie misschien geregeld kon worden als de derde secretaris een telefoon voor hem had.

   Jawel, dat had de derde secretaris, maar telefoongesprekken kostten geld. Waar wilde meneer Karlsson naartoe bellen?

   Allan begon genoeg te krijgen van de koppige derde secretaris, dus gaf hij geen antwoord maar stelde in plaats daarvan een vraag. ‘Is Per Albin nog steeds de premier?’

   ‘Wat? Nee,’ zei de verbaasde man. ‘De premier heet Erlander. Tage Erlander. Premier Hansson is vorig jaar overleden. Maar waarom ...’

   ‘Als u even stil bent, is het zo geregeld.’

   Allan pakte de hoorn en belde naar het Witte Huis in
Washington, stelde zich voor en kreeg de eerste secretaresse van de president aan de telefoon. Ze kon zich meneer Karlsson nog heel goed herinneren en bovendien had de president zoveel goede dingen over hem verteld dat ze wel wilde proberen of het mogelijk was om de president wakker te maken. Het was net acht uur in Washington en zoals meneer Karlsson misschien wel wist, was president Truman ’s ochtends zelden vroeg uit bed.

   Even later had Allan president Truman aan de telefoon en Allan en hij voerden minutenlang een hartelijk gesprek waarin ze elkaar bijpraatten, voordat Allan uiteindelijk met het verzoek kwam of Harry misschien zo vriendelijk wilde zijn om de nieuwe Zweedse minister-president Erlander te bellen om hem te vertellen wie Allan was, waarop Erlander op zijn beurt misschien derde secretaris Bergqvist van de Zweedse ambassade in Teheran kon bellen om hem mee te delen dat Allan onmiddellijk een paspoort moest krijgen.

   Dat wilde Harry Truman best doen, hij wilde alleen eerst de naam van de derde secretaris gespeld horen, zodat hij geen fouten maakte.

   ‘President Truman wil weten hoe je naam wordt gespeld,’ zei Allan tegen Bergqvist. ‘Kun je zelf met hem praten? Dat is het gemakkelijkst.’

   Nadat Bergqvist bijna in trance zijn naam had gespeld, legde hij de hoorn op de haak en zei acht minuten lang niets. Dat was precies de tijd die het duurde voordat premier Tage Erlander opbelde en hem opdracht gaf om 1) Allan Karlsson onmiddellijk een paspoort met diplomatieke status te geven en 2) zonder uitstel vervoer voor meneer Karlsson naar Zweden te regelen.

   ‘Maar hij heeft geen persoonsnummer,’ probeerde Bergqvist.

   ‘Ik stel voor dat u de opdracht onmiddellijk uitvoert,’ zei premier Erlander. ‘Als u geen vierde of vijfde secretaris wilt worden.’

 

Oorlogsheld Winston Churchill had in 1945 nogal verrassend de Engelse verkiezing om het premierschap verloren, zo groot was de dankbaarheid van het Engelse volk blijkbaar.

   Maar Churchill was van plan revanche te nemen en in afwachting daarvan reisde hij de wereld rond. Het zou de voormalige minister-president niet verbazen als de Labour-prutser die Groot-Brittannië momenteel leidde niet alleen de planeconomie zou invoeren, maar het imperium ook wilde weggeven aan mensen die daar niet mee om konden gaan.

   Neem alleen Brits-Indië, dat op het punt stond uiteen te vallen. Hindoes en moslims konden natuurlijk niet op goede voet met elkaar staan, en te midden van dat alles zat die verdomde Mahatma Gandhi met zijn benen over elkaar geslagen.

   Het was minder erg in Brits Oost-Afrika, nog wel, maar het was een kwestie van tijd voordat de negers daar ook eigen baas wilden zijn.

   Churchill begreep dat het niet allemaal kon blijven zoals het was geweest, maar toch hadden de Engelsen nu een legerleider nodig die vastberaden vertelde wat er ging gebeuren, en niet zo’n stiekeme socialist als Clement Attlee.

   Churchill begreep dat ze de slag in Indië verloren hadden. De ontwikkelingen waren al jaren in die richting gegaan, en tijdens de oorlog was het uiteindelijk noodzakelijk geweest om zelfstandigheidssignalen naar de Indiërs te zenden om niet midden in de strijd om te overleven ook nog een burgeroorlog te moeten uitvechten.

   Maar in veel andere richtingen was er nog steeds voldoende tijd om de ontwikkelingen een halt toe te roepen. Churchill was van plan om in de herfst naar Kenia te reizen om zich ter plekke te informeren, maar eerst ging hij naar Teheran om thee te drinken met de sjah.

   Helaas kwam hij in een chaos terecht. De dag ervoor had er een explosie plaatsgevonden bij de overheidsdienst voor Binnenlandse Inlichtingen en Veiligheid. Het gebouw was ingestort en uitgebrand. De politiechef, die zo stom was geweest om zijn klauwen in een onschuldige medewerker van de Engelse ambassade te zetten, was daarbij omgekomen.

   Dat was allemaal nog niet zo erg, maar de enige gepantserde auto van de sjah was blijkbaar verloren gegaan in de vlammen, en de kwestie eindigde met een aanzienlijk kortere ontmoeting tussen de sjah en Churchill dan de bedoeling was geweest, die bovendien om veiligheidsredenen op de luchthaven plaatsvond.

   Het was niettemin goed dat het bezoek was doorgegaan. Volgens de sjah was de situatie onder controle. De explosie in het hoofdkantoor van de veiligheidspolitie was hinderlijk, en bovendien was er nog niets bekend over de oorzaak, maar de sjah kon ermee leven dat het hoofd van de veiligheidspolitie bij de explosie was omgekomen. Het had toch al geleken alsof hij niet meer zo goed berekend was op zijn taak.

   De politieke situatie was dus stabiel. Er werd een nieuw hoofd van de veiligheidspolitie gezocht en de Anglo-Iranian Oil Company had een recordwinst geboekt. Olie maakte zowel Engeland als Iran stinkend rijk. Voornamelijk Engeland, moest hij toegeven, maar dat was niet meer dan eerlijk omdat het enige wat Iran aan het project bijdroeg goedkope arbeidskrachten waren. Naast de olie natuurlijk.

   De situatie in Iran was dus onder controle, concludeerde Winston Churchill, waarna hij de Zweedse militair attaché begroette die een plaats in het vliegtuig terug naar Londen had gekregen.

   ‘Fijn om te horen dat meneer Churchill tevreden is,’ antwoordde Allan.

 

Allan kwam via Londen uiteindelijk op luchthaven Bromma aan en stond voor het eerst in elf jaar op Zweedse bodem. Het was laat in de herfst van 1947 en het weer was navenant.

   In de aankomsthal wachtte een jongeman op Allan, die verkondigde dat hij de assistent van premier Erlander was en dat deze meneer Karlsson onmiddellijk wilde ontmoeten als dat mogelijk was.

   Allan ging bereidwillig met de assistent mee, die hem trots uitnodigde om plaats te nemen in de gloednieuwe regeringsauto, een zwarte, glanzende Volvo PV 444.

   ‘Heeft meneer Karlsson ooit een stijlvollere auto gezien?’ vroeg de in auto’s geïnteresseerde assistent. ‘Vierenveertig pk!’

   ‘Ik heb vorige week een mooie wijnrode DeSoto gezien,’ antwoordde Allan. ‘Maar deze auto is in een betere staat.’

   De rit ging van Bromma naar Stockholm en Allan keek geïnteresseerd om zich heen. Hij moest tot zijn schande bekennen dat hij nog nooit in de hoofdstad was geweest. Het was werkelijk een mooie stad, met overal water en niet-opgeblazen bruggen.

   Bij het regeringskantoor werd Allan naar het kantoor van de premier geleid. Deze heette Allan welkom met een ‘Meneer Karlsson! Ik heb zoveel over u gehoord!’, waarna hij de assistent het kantoor uit duwde en de deur achter hen dichtdeed.

   Het bleek dat premier Erlander president Truman wat later die dag had teruggebeld en een hele tijd met hem had gesproken over Allan. Daarom wist hij nu alles over ...

   Plotseling zweeg premier Erlander. Hij zat nog geen jaar op zijn post en moest nog veel leren. Hij wist inmiddels echter één ding, en dat was dat het in bepaalde situaties beter was om niets te weten, of ervoor te zorgen dat niet bewezen kon worden dat men wist wat men wist.

   Daarom maakte de premier zijn zin niet af. Wat president Truman over Allan Karlsson had verteld, bleef voor eeuwig tussen hen beiden. In plaats daarvan ging de premier recht op zijn doel af. ‘Ik heb begrepen dat u geen bezittingen in Zweden hebt, daarom heb ik een vergoeding geregeld voor uitgevoerde werkzaamheden in dienst van het land ... op een bepaalde manier ... Hier hebt u in elk geval tienduizend kronen.’

   Met die woorden overhandigde de premier een dikke envelop met bankbiljetten aan Allan.

   ‘Hartelijk bedankt, meneer de premier. Met dit geld kan ik nieuwe kleren kopen en een kamer met schone lakens in een hotel nemen.’

   De premier deelde mee dat er natuurlijk geen voorwaarden aan de schenking verbonden waren, maar dat hij meneer Karlsson toch wilde vertellen dat er bepaalde kernsplijtingsgerelateerde werkzaamheden in Zweden plaatsvonden en dat hij graag zou zien dat meneer Karlsson zich daar eens in verdiepte.

   De waarheid was dat premier Erlander absoluut niet wist wat hij aan moest met een aantal belangrijke kwesties die hij had geërfd toen Per Albins hart er vorig jaar herfst plotseling mee was gestopt. Een daarvan was hoe Zweden zich moest opstellen tegenover het feit dat de atoombom er was. Opperbevelhebber Jung achtervolgde hem met het standpunt dat het land beschermd moest worden tegen de communisten, tenslotte vormde alleen het kleine Finland een buffer tussen Zweden en Stalin.

   De kwestie had twee kanten. Aan de ene kant had opperbevelhebber Jung een buitengewoon lucratief huwelijk gesloten en het was algemeen bekend dat hij op vrijdagavond longdrinks dronk met de oude koning. Sociaaldemocraat Erlander kon de gedachte niet verdragen dat Gustav V zich inbeeldde dat hij invloed had op het Zweedse veiligheidsbeleid.

   Aan de andere kant kon Erlander niet uitsluiten dat de opperbevelhebber en de koning gelijk hadden. Stalin en de communisten waren per slot van rekening niet te vertrouwen, en als ze het in hun hoofd haalden om hun invloedssfeer naar het westen uit te breiden, lag Zweden onaangenaam dichtbij.

   Het foa, het onderzoeksbureau van defensie, had net al zijn (beperkte) kernenergiekennis overgedragen aan het nieuw opgerichte BV Atomenergi. Daar deden experts nu pogingen te achterhalen wat er precies in Hiroshima en Nagasaki was gebeurd. Daarnaast hadden ze een algemenere opdracht: de nucleaire toekomst vanuit Zweeds perspectief analyseren. Het werd nooit hardop uitgesproken, dat was beter, maar premier Erlander had begrepen dat de onduidelijk geformuleerde opdracht eigenlijk moest luiden: hoe maken we verdomme zelf een atoomboom voor het geval dat nodig mocht zijn?

   En nu zat het antwoord op die vraag tegenover hem. Dat wist Tage Erlander, maar hij wist vooral dat hij niet wilde dat anderen wisten dat hij dat wist. In de politiek ging het erom je voeten op de juiste plek neer te zetten.

   Daarom had premier Erlander de vorige dag contact opgenomen met de onderzoeksleider bij BV Atomenergi, dr. Sigvard Eklund, en hem gevraagd om Allan Karlsson te ontvangen voor een sollicitatiegesprek om zorgvuldig na te gaan of meneer Karlsson nuttig zou kunnen zijn voor het werk van BV Atomenergi.

   Dr. Eklund was helemaal niet enthousiast dat de premier zich bemoeide met wie hij aannam voor het atoomproject. Hij vermoedde meteen dat Allan Karlsson hem op zijn dak werd gestuurd omdat de regering een sociaaldemocratische spion ter plaatse wilde hebben. Maar hij beloofde dat hij de man zou ontvangen voor een gesprek, hoewel de premier vreemd genoeg niets wilde loslaten over diens kwalificaties. Erlander had alleen het woord ‘zorgvúldig’ herhaald. Dr. Eklund moest zorgvúldig nagaan wat de achtergrond van meneer Karlsson was.

 

Tienduizend kronen was bijna ongezond veel geld, dacht Allan, waarna hij incheckte in het duurste hotel dat hij kon vinden.

   De portier van het Grand Hôtel keek aarzelend naar de smerige, slecht geklede man, tot Allan zich legitimeerde met zijn Zweedse diplomatenpas.

   ‘Natuurlijk hebben we een kamer voor de militair attaché,’ verkondigde de portier. ‘Wilt u contant betalen of moeten we de factuur naar het ministerie van Buitenlandse Zaken sturen?’

   ‘Contant is prima,’ zei Allan. ‘Moet ik vooraf betalen?’

   ‘O nee, meneer. Stel u voor!’ zei de portier met een buiging.

   Als hij in de toekomst had kunnen kijken, had hij absoluut een ander antwoord gegeven.

 

De volgende dag ontving dr. Eklund een gedouchte en enigszins opgeknapte Allan in zijn kantoor in Stockholm. De doctor vroeg hem te gaan zitten en bood zowel koffie als sigaretten aan, net als de oppermoordenaar in Teheran altijd deed (al koos Eklund ervoor zijn sigaret in een asbak te doven).

   Dr. Eklund was ontevreden omdat de premier zich met de sollicitatieprocedure bemoeide. Hij had het probleem telefonisch met de opperbevelhebber besproken en wist dat hij diens morele steun had. Als de man die de premier had gestuurd niet aan de verwachtingen voldeed, werd hij niet aangenomen.

   Allan voelde de negatieve energie in de kamer en dacht heel even terug aan zijn ontmoeting met Song Meiling een paar jaar eerder. Mensen mochten zich gedragen zoals ze wilden, maar hij vond dat het over het algemeen onnodig was om chagrijnig te zijn als je de mogelijkheid had om dat niet te zijn.

   Het gesprek tussen de mannen was kort.

   ‘De premier heeft me gevraagd om zorgvúldig na te gaan of u geschikt zou kunnen zijn voor een positie binnen onze organisatie, meneer Karlsson. Met uw toestemming ben ik van plan dat nu te doen. Laten we beginnen met uw studie ...’

   ‘Die is niet zo lang geweest,’ zei Allan. ‘Drie jaar maar.’

   ‘Drie jaar?’ riep dr. Eklund. ‘Met maar drie jaar academische studie kunt u toch nauwelijks fysicus, wiskundige of chemicus zijn?’

   ‘Nee, drie jaar in totaal. Ik ben van school gegaan toen ik negen was.’

   Eklund moest even bijkomen. Die vent had helemaal geen opleiding! Kon hij wel lezen en schrijven? Maar de premier had hem verzocht om ... ‘Hebt u dan beroepservaring die als relevant beschouwd wordt in het soort werk dat u zich voorstelt te gaan doen bij BV Atomenergi, meneer Karlsson?’

   ‘Ja, dat kun je wel zeggen,’ antwoordde Allan. ‘Ik heb op de Los Alamos-basis in New Mexico in de VS gewerkt.’

   Nu lichtte dr. Eklunds gezicht op. Misschien had Erlander toch zijn redenen gehad. Wat er in Los Alamos tot stand was gebracht, was inmiddels algemeen bekend. Waar had meneer Karlsson zich daar mee beziggehouden?

   ‘Ik schonk koffie in,’ antwoordde Allan.

   ‘Koffie?’ Dr. Eklunds gezicht betrok weer.

   ‘Ja, en soms thee. Ik was assistent en ober.’

   ‘U was dus assistént in Los Alamos ... Bent u op enig moment betrokken geweest bij kernsplijtingsgerelateerde besluiten, meneer Karlsson?’

   ‘Nee,’ antwoordde Allan. ‘Ik ben daar waarschijnlijk het dichtst bij geweest toen ik mijn mening heb gegeven tijdens een bijeenkomst waar ik eigenlijk alleen koffie zou serveren en me verder nergens mee mocht bemoeien.’

   ‘U hebt uw mening gegeven tijdens een bijeenkomst waar u eigenlijk ober was ... en wat is er daarna gebeurd?’

   ‘Tja, we werden onderbroken ... en toen werd ik uitgenodigd.’

   Eklund zat zwijgend tegenover Allan. Wie had de premier op hem af gestuurd? Dacht die Erlander dat een ober die op zijn negende van school was gegaan aan het werk kon worden gezet om atoombommen voor Zweden te fabriceren? Zelfs voor een sociaaldemocraat zou er toch een grens moeten zijn aan hoever men de naïeve bewering kon doordrijven dat iedereen dezelfde waarde had?

   Eklund zei eerst tegen zichzelf dat het een sensatie zou zijn als die beginner van een premier één jaar vol maakte, daarna zei hij tegen Allan dat hun gesprek afgelopen was als meneer Karlsson er niets aan toe te voegen had. Eklund was van mening dat er in de huidige situatie geen plek was voor meneer Karlsson. De assistente die koffiezette voor de academici bij BV Atomenergi was weliswaar nog nooit in Los Alamos geweest, maar hij vond dat ze niettemin naar tevredenheid functioneerde. Bovendien maakte Greta de kantoren ook schoon en dat beschouwde hij als een bonus.

   Allan zweeg even en overwoog of hij zou vertellen dat hij in tegenstelling tot alle academici van dr. Eklund en zeker ook Greta wist hoe je een atoombom moest maken.

   Hij besloot echter dat Eklund zijn hulp niet verdiende als hij niet genoeg intelligentie bezat om Allan die vraag te stellen. Bovendien smaakte Greta’s koffie naar slootwater.

 

Allan kreeg geen baan bij BV Atomenergi, daarvoor werden zijn verdiensten als te mager beschouwd. Maar hij was toch tevreden toen hij op een parkbank voor het Grand Hôtel zat, met een mooi uitzicht over het paleis van de koning aan de andere kant van het water. En waarom zou hij niet tevreden zijn? Hij had het grootste deel van het geld dat de premier hem zo gul had gegeven nog, hij sliep chic, hij at elke avond heerlijk in restaurants en op deze vroege januaridag verwarmde een lage middagzon zowel zijn lichaam als zijn ziel.

   Het was natuurlijk koud aan zijn billen en daarom was het misschien een beetje verrassend dat er iemand naast hem op de bank kwam zitten.

   ‘Goedemiddag,’ zei Allan vriendelijk.

   ‘Good afternoon, mister Karlsson,’ antwoordde de man naast hem.

 

100 Jarige Man Die Uit Raam Klom Verdween
titlepage.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_000.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_001.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_002.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_003.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_004.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_005.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_006.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_007.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_008.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_009.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_010.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_011.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_012.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_013.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_014.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_015.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_016.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_017.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_018.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_019.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_020.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_021.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_022.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_023.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_024.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_025.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_026.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_027.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_028.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_029.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_030.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_031.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_032.xhtml
awb_de_100_jaar_oude_man-ebook_split_033.xhtml