5
Maandag 2 mei 2005
De lokale krant plaatste het nieuws over de oude man die op zijn honderdste verjaardag in rook was opgegaan al snel op zijn website. De journalist van de krant schreef, bij gebrek aan echt nieuws, dat een ontvoering niet uitgesloten kon worden. De honderdjarige was volgens getuigen helder van geest en was waarschijnlijk niet verdwaald.
Het is nogal bijzonder om op je honderdste verjaardag te verdwijnen. De lokale radio sloot zich aan bij de lokale krant, wat een vervolg kreeg op de landelijke radio, het Zweedse telegrambureau, teletekst, de websites van de landelijke kranten en de nieuwsprogramma’s die ’s middags en ’s avonds op tv werden uitgezonden.
De politie in Flen kon niet anders dan de zaak overdragen aan de districtsrecherche, die twee surveillancewagens plus recherchecommissaris Aronsson in burger stuurde. Deze kreeg onmiddellijk gezelschap van diverse reportageteams die van plan waren het gebied uit te kammen. De enorme media-aandacht was voor de districtshoofdcommissaris van politie aanleiding om het onderzoek ter plaatse te leiden, zodat hij misschien zelf ook in beeld zou komen.
Het inleidende politieonderzoek bestond eruit dat de surveillancewagens kriskras door het stadje reden, terwijl rechercheurs langs de deuren gingen om vragen te stellen. De wethouder was inmiddels naar zijn huis in Flen gegaan en had al zijn telefoons uitgezet. Er kon nooit iets goeds van komen als je werd betrokken bij de ondankbare verdwijning van een bejaarde, redeneerde hij.
Er kwam een aantal losse tips binnen, die varieerden van de melding dat Allan fietsend in Katrineholm was gezien tot de verklaring dat hij in een apotheek in Nyköping in de rij had gestaan en onvriendelijk gedrag had vertoond. Maar deze en soortgelijke waarnemingen konden om verschillende redenen terzijde worden geschoven. Het is bijvoorbeeld onmogelijk om in Katrineholm gezien te worden terwijl je tegelijkertijd aantoonbaar luncht in je kamer in het bejaardentehuis in Malmköping.
De districtshoofdcommissaris regelde dat er zoekacties werden georganiseerd met een honderdtal vrijwilligers uit de omgeving, en hij was oprecht verbaasd toen dat geen resultaat opleverde. Tot dat moment was hij er namelijk vrij zeker van geweest dat het om een gewone verdwijning van een demente bejaarde ging, ondanks de getuigenissen over de goede gezondheid van de oude man.
Het onderzoek had in eerste instantie geen resultaat, tot de uit Eskilstuna bestelde politiehond ’s avonds om halfacht arriveerde. De hond snuffelde even aan Allans stoel en aan de voetsporen tussen de viooltjes voor het raam, liep het park in en aan de andere kant uit, stak de straat over, ging de middeleeuwse kerk binnen, sprong over de stenen muur en stopte pas toen hij voor de wachtruimte van het busstation van Malmköping stond.
De wachtruimte was op slot. Van een medewerker van Sörmlandstrafiken in Flen kreeg de politie te horen dat het busstation op doordeweekse dagen om halfacht dichtging, als de werkdag van de beambte in Malmköping eindigde. Maar, voegde de medewerker eraan toe, als de politie absoluut niet kon wachten tot de volgende dag, konden ze naar het huis van de man in Malmköping gaan. Hij heette Ronny Hulth en stond naar alle waarschijnlijkheid in het telefoonboek.
Terwijl de districtshoofdcommissaris voor de camera’s buiten het bejaardentehuis verkondigde dat hij de hulp van de bevolking nodig had voor een nieuwe zoekactie die gedurende de avond en nacht zou worden gehouden, omdat de honderdjarige licht gekleed was en misschien in de war was, ging commissaris Göran Aronsson naar het huis van Ronny Hulth en belde aan. De hond had immers duidelijk aangegeven dat de bejaarde in de wachtruimte van het busstation was geweest, en loketmedewerker Hulth zou in staat moeten zijn om te vertellen of de oude man Malmköping per bus had verlaten.
Ronny Hulth deed echter niet open. Hij zat in zijn slaapkamer met naar beneden getrokken jaloezieën en liefkoosde zijn kat. ‘Ga weg,’ fluisterde Ronny Hulth tegen de voordeur. ‘Ga weg. Wegwezen!’
Dat deed de recherchecommissaris uiteindelijk. Enerzijds dacht hij net als zijn chef dat de bejaarde in de omgeving ronddwaalde, anderzijds dacht hij dat er ook nog niets aan de hand was als de oude man de bus had genomen. Die Ronny Hulth was waarschijnlijk bij een vriendinnetje. De eerste stap morgenochtend zou zijn om hem op zijn werk op te zoeken. Als de bejaarde dan nog niet was gelokaliseerd.
Om twee minuten over negen kreeg de communicatiecentrale van het politiedistrict in Eskilstuna een telefoontje:
‘Ja, met Bertil Karlgren hier. Ik bel omdat ... ik bel eigenlijk namens mijn vrouw. Of tja ... ja, mijn vrouw, Gerda Karlgren, is een paar dagen in Flen bij onze dochter en haar echtgenoot op bezoek geweest. Ze krijgen een baby en dan ... daar zit altijd heel veel werk aan vast, dat kun je wel zeggen. Maar vandaag was het tijd om naar huis te gaan en ze nam de vroege middagbus naar huis, en de bus rijdt via Malmköping, we wonen in Strängnäs ... Tja, het is misschien niets, maar we hoorden op de radio over een verdwenen honderdjarige. Hebben jullie hem al gevonden? Nee? Tja, mijn vrouw zegt dat er in Malmköping een verschrikkelijk oude man in de bus stapte en dat hij een grote koffer bij zich had. Mijn vrouw zat achterin en de bejaarde zat voorin zodat ze hem niet zo goed heeft gezien en ze hoorde natuurlijk niet waar de oude man en de chauffeur over praatten. Wat zeg je, Gerda? O, Gerda zegt dat ze sowieso nooit iemand afluistert ... Maar in elk geval was het vreemd ... De oude man stapte halverwege Strängnäs al uit, hij was maar een klein stukje meegereden met zijn grote koffer. En hij zag er heel oud uit. Nee, Gerda weet niet welke halte het was, maar het was midden in het bos ... ergens halverwege. Tussen Malmköping en Strängnäs.’
Het gesprek werd opgenomen, uitgetypt en naar het hotel in Malmköping gefaxt waar commissaris Aronsson logeerde.