12
Enkele vragen van ouders over de geen-verliesmethode
De geen-verliesmethode om conflicten op te lossen wordt door de ouders in onze trainingen gemakkelijk begrepen en gezien als een veelbelovend alternatief. Maar als ze eenmaal zover zijn dat ze de methode thuis in praktijk kunnen gaan brengen, zijn veel ouders bang dat het bij hen niet zal lukken.
De theorie is fantastisch, maar werkt het in de praktijk ook echt? Mensen zijn soms wantrouwend als het om iets nieuws gaat en willen toch wel zeker zijn van de zaak alvorens ze datgene opgeven waaraan ze gewend zijn. Ouders experimenteren ook niet graag met hun kinderen.
Hier volgen een paar van de belangrijkste vragen die ouders hebben, en vervolgens de antwoorden, zodat ouders vertrouwen krijgen in de toepassing van deze methode.
METHODE III GEZIEN ALS ZWAKHEID VAN DE OUDERS
Sommige ouders vergelijken de methode in het begin met toegeven aan het kind, alsof ze een zwakke ouder zijn en hun eigen overtuiging geweld aandoen. Nadat in de groep het opgenomen gesprek van Bonnie en haar moeder was afgeluisterd over het probleem van het naar school gaan, protesteerde een van de vaders: ‘Nou, die moeder gaf gewoon het kind haar zin. Nu moet ze iedere middag een uur lang met een verwend kind spelen. Het kind heeft gewonnen, of niet soms?’ Natuurlijk heeft het kind gewonnen, maar de moeder won ook. Ze hoeft nu niet meer vijf ochtenden per week een emotioneel gevecht te leveren om haar kind naar school te krijgen.
Zo’n reactie is begrijpelijk, omdat mensen nog zo gewend zijn aan denken over conflicten in termen van winnen en verliezen. Ze denken dat als de een zijn zin krijgt, de ander automatisch de verliezer is. Want er moet toch een verliezer zijn?
Het is in eerste instantie voor ouders moeilijk te begrijpen dat het mogelijk is dat beide partijen krijgen wat ze willen. Methode III is niet methode II, waarbij het kind zijn zin krijgt ten koste van de ouders, die hun zin niet krijgen. Voor sommige ouders is dit een natuurlijke reactie: ‘Als ik methode I opgeef, dan zit ik met methode II. Als ik mijn zin niet krijg, dan krijgt het kind zijn zin.’ Dat is de bekende of/of-manier van denken over conflicten.
Ouders hebben tijd nodig om te kunnen begrijpen wat het fundamentele verschil is tussen methode II en methode III. Ze moeten steeds weer bedenken dat ze bij methode III zelf ook moeten zorgen dat ze krijgen waar ze behoefte aan hebben, dat ook zij de uiteindelijke oplossing moeten kunnen accepteren. Als ze het gevoel hebben dat ze aan het kind hebben toegegeven, dan hebben ze methode II gebruikt en niet methode III. In het conflict tussen Bonnie en haar moeder bijvoorbeeld (over waarom Bonnie niet naar school wilde), moet moeder echt accepteren dat ze op de afgesproken tijd ook uitsluitend aandacht aan haar kind besteedde. Als ze dit niet ziet zitten, zou ze inderdaad Bonnie haar zin geven.
Sommige ouders vinden het moeilijk in te zien dat ook Bonnies moeder erbij won, omdat ze niet langer ruzie en gezeur had ’s ochtends en geen schuldgevoelens meer had omdat ze Bonnie naar school stuurde. Tevens had ze de voldoening dat ze Bonnies onvervulde wensen ontdekte en dat ze er iets aan kon doen.
Soms zien ouders methode III toch als een gedwongen compromis; ze vinden dat een compromis sluiten hetzelfde is als toegeven, dat ze minder hebben bereikt, en dat zien ze dan als zwakheid. Methode III betekent inderdaad onderhandelen, maar niet zonder de moed net zo lang door te gaan met het zoeken naar een oplossing tot er een gevonden is die zowel aan de behoeften van de ouders als aan die van het kind tegemoetkomt. Een methode III-oplossing is geen compromis in de betekenis van met minder genoegen nemen dan je wilde bereiken, want de ervaring is dat de oplossingen die eruit ontstaan bijna altijd zowel ouder als kind meer geven dan ze ervan hadden verwacht. Het is het soort oplossingen dat men elegant mag noemen: voor beide partijen gunstig en vaak zelfs gunstiger dan men had verwacht. Methode III betekent dus niet dat de ouders moeten toegeven of over zich moeten laten lopen. Integendeel. Bekijk het volgende conflict maar eens, waarbij een heel gezin betrokken was, en let eens op hoeveel voldoening het gaf voor alle partijen.
De moeder vertelde ons:
‘Ik was plannen aan het maken voor de paasdagen. Zoals gewoonlijk leek het mij plezierig een uitgebreid diner klaar te maken en met het hele gezin te eten. Mijn drie zoons en mijn man bleken andere ideeën te hebben, dus moesten we een oplossing zien te vinden. Mijn man wilde het huis opschilderen en vond het vervelend tijd te verliezen met een uitgebreid diner. Mijn studerende zoon wilde een vriend mee naar huis nemen. Mijn zoon die op de middelbare school zat wilde naar ons weekendhuisje. De jongste had geen zin zijn nette kleren aan te doen en te moeten aanzitten aan een diner. Zelf legde ik er natuurlijk nogal de nadruk op dat ik vond dat we als gezin uitdrukking moesten geven aan het feit dat we bij elkaar hoorden, en dat ik het nodig vond daarbij samen te dineren. Uiteindelijk was de oplossing dat ik eten voor een picknick zou maken en dat we dat zouden meenemen naar het weekendhuisje nadat het huis geverfd was. Mijn studerende zoon zou met zijn vriend vader helpen met verven, en ook de anderen hielpen mee, zodat we eerder naar het huisje konden. Het resultaat was dat er nou eens niet met deuren werd geslagen en niemand boos was. Iedereen had het even fijn. Het was de beste Pasen die we ooit met z’n allen gehad hebben. De logé hielp mee met verven en het was de eerste keer dat onze zoons hun vader met iets hielpen zonder dat er eerst ruzie over was. Mijn man was enthousiast, de kinderen vonden het heerlijk en ik was tevreden over mijn eigen rol. En ik had maar half zoveel tijd aan het eten besteed als anders. Het werkte beter dan we hadden durven dromen. Nooit zal ik meer proberen alleen te bepalen wat er gebeuren moet.’
Een vader vertelde:
‘Onze dochter van vijftien wilde in de vakantie graag met een paar vriendinnen naar zee gaan, naar een badplaats “waar de jongens zijn” – en het bier, de hasj en de politie. Mijn vrouw en ik wilden niet graag dat onze dochter te maken zou krijgen met wat er allemaal, naar we gehoord hadden, gebeurt op die plekken waar honderden middelbare scholieren bijeenzijn. We vertelden haar wat ons dwarszat. Onze dochter luisterde wel, maar sloeg er geen acht op omdat ze zo vreselijk graag met haar vriendinnen naar zee wilde. Wij vreesden dat we slapeloze nachten zouden hebben en midden in de nacht gebeld zouden worden om haar uit de nesten te halen. Actief luisteren bracht iets verrassends aan het licht: dat ze hoofdzakelijk graag met een bepaald vriendinnetje mee wilde, dat ze ergens naartoe wilde waar jongens waren en dat ze naar het strand wilde om met een mooie bruine kleur terug te keren naar school. Twee dagen nadat het conflict was ontstaan, toen we nog geen oplossing hadden gevonden, kwam onze dochter zelf met een originele oplossing. Hadden we geen zin om een weekend naar zee te gaan? (“Dat hebben jullie al een hele tijd niet gedaan?”) Ze zou dan haar vriendinnetje mee kunnen nemen en we zouden met z’n allen kunnen logeren in een bungalow dicht bij de kust, waar waarschijnlijk ook wel jongens zouden zijn. We grepen haar oplossing als het ware met beide handen aan, opgelucht dat we een manier gevonden hadden om alle ongerustheid te vermijden die we gehad zouden hebben als ze zonder toezicht op een van die beruchte plekken was geweest. Zelf vond ze het ook fijn, omdat ze toch alles kon doen wat ze graag wilde. We voerden het plan uit. Nadat mijn vrouw en ik overdag door de duinen hadden gewandeld en de meisjes de hele dag aan het strand hadden gelegen, hadden we ’s avonds veel plezier samen. De meisjes waren wel een beetje teleurgesteld dat op dit speciale strand toevallig weinig jongens waren. Toch klaagden ze niet en uit niets bleek dat ze enige wrok jegens ons koesterden vanwege de oplossing die we bereikt hadden.’
Dit geval laat ook duidelijk zien dat sommige methode III-oplossingen niet helemaal perfect blijken te zijn. Soms kan een oplossing die aan ieders wensen tegemoet lijkt te komen voor één iemand uit het gezelschap teleurstellend blijken te zijn. Zoiets is niet altijd voorspelbaar. Toch ontstaat er dan in gezinnen die methode III toepassen geen wrok of bitterheid, waarschijnlijk doordat het duidelijk is dat niet de ouders de teleurstelling van het kind veroorzaken (zoals bij methode I), maar het toeval, of het lot, of het weer. Ze kunnen de schuld geven aan externe of onvoorziene omstandigheden, maar niet aan hun ouders. Een ander punt is natuurlijk dat methode III de kinderen het gevoel geeft dat het net zo goed hun oplossing is als die van hun ouders.
KUNNEN GROEPEN BESLISSINGEN NEMEN?
Sommigen geloven dat mensen alleen als individu en niet als groep een beslissing kunnen nemen, omdat de beslissing dan minder goed zal zijn. Iets wat de ouders ook vaak zeggen is: ‘Iemand zal tenslotte voor de groep moeten beslissen.’
Deze overtuiging blijft bestaan omdat zo weinig mensen de kans hebben gehad tot een effectieve besluitvormingsgroep te behoren. Hun hele leven lang krijgen volwassenen daar de kans niet voor, omdat de mensen die macht over hen hadden consequent methode I gebruikten om problemen op te lossen en conflicten op zogenaamd democratische wijze uit de weg te ruimen: ouders, leerkrachten, ooms, tantes, sportcoaches, militaire leiders, werkgevers enzovoort. De meeste volwassenen in onze democratische samenleving hebben maar zelden de kans gehad een groep mensen te zien die problemen en conflicten op democratische wijze oplosten. Geen wonder dat ouders nogal sceptisch staan tegenover het vermogen tot goede besluitvorming van groepen. Ze hebben nooit de kans gehad te zien hoe dat gaat. En dat terwijl mensen die het voor het zeggen hebben, beweren dat het heel belangrijk is om kinderen op te voeden tot verantwoordelijke burgers.
Misschien willen sommige ouders daarom wel zoveel bewijzen hebben voor het feit dat een gezin echt waardevolle beslissingen kan nemen om een probleem op te lossen, zelfs de problemen die vaak moeilijk en ingewikkeld zijn, zoals die over:
Taken in huis.
Karweitjes.
Gebruik van de televisie.
Vakanties.
Gedrag van de kinderen tijdens feestjes thuis.
Gebruik van de computer.
Bedtijd. Etenstijd.
Wat voor soort eten, consumptie van snacks.
Omgaan met social media en mobieltjes.
Wassen en strijken van kleding.
Omgaan met zakgeld.
Roken en blowen en drinken van alcohol.
Opruimen en schoonmaken van eigen kamer.
Deze lijst kan tot in het oneindige worden voortgezet, maar gezinnen kunnen als groep wel degelijk een beslissing nemen, wat steeds weer zal blijken als ze de geen-verliesmethode toepassen. Natuurlijk moeten ouders er wat voor overhebben om methode III te gebruiken en ze moeten zichzelf en de kinderen de gelegenheid geven om te ervaren hoe betrouwbaar een groep is als het erom gaat tot een creatieve en voor beide partijen aanvaardbare oplossing te komen.
METHODE III KOST VEEL TIJD
Het idee dat ze veel tijd moeten besteden aan het oplossen van een probleem baart de ouders nogal zorgen. Meneer W., die een drukke leidinggevende positie heeft en al het uiterste moet doen om aan de eisen die de baan hem stelt te kunnen voldoen, zegt: ‘Ik zou niet weten waar ik de tijd vandaan moest halen om erbij te gaan zitten en met ieder kind een uur lang te praten als er een conflict ontstaat. Dat is echt belachelijk.’ Mevrouw B., moeder van vijf jonge kinderen, zegt: ‘Ik zou nooit aan mijn werk toekomen als ik bij ieder van mijn vijf kinderen methode III zou moeten gebruiken. Ik heb zo al genoeg met ze te stellen.’
We kunnen niet ontkennen dat methode III tijd kost. Hoeveel tijd hangt af van het probleem en de bereidwilligheid van ouder en kind om naar een oplossing te zoeken. Hier volgen enkele bevindingen van ouders die echt probeerden iets te doen met methode III:
1. Veel conflicten zijn vrij snel af te handelen; men heeft er maar een paar tot misschien tien minuten voor nodig.
2. Voor sommige problemen heeft men meer tijd nodig, zoals problemen die gaan over zakgeld, karweitjes, televisie, bedtijd enzovoort. Maar zijn deze problemen eenmaal opgelost met behulp van methode III, dan blijven ze meestal opgelost. Anders dan bij de methode I-beslissingen komen conflicten die met methode III zijn opgelost niet steeds weer terug.
3. Op de lange duur besparen de ouders zich tijd, omdat ze niet uren bezig hoeven zijn met herinneren, achter het kind aan lopen, controleren, ruziemaken.
4. Als een gezin kennismaakt met methode III zullen de gesprekken in het begin meestal wel lang duren, omdat de kinderen en de ouders het nieuwe proces nog niet kennen en omdat de kinderen wellicht de goede bedoelingen van de ouders wantrouwen. Ze vragen zich af wat de ouders nu weer voor nieuwe truc hebben bedacht. Misschien zijn ze nog verbolgen door methode I of geven ze de voorkeur aan methode II als ze gewend waren hun zin te krijgen.
Waarschijnlijk het belangrijkste resultaat bij het gebruik van de geen-verliesmethode is de grote tijdsbesparing: dat er na enige tijd bijna geen conflicten meer ontstaan. ‘We hebben gewoonweg niets meer wat om een oplossing vraagt,’ vertelde een moeder een jaar nadat ze onze training had gevolgd.
Een andere moeder noemde de volgende voordelen van methode III-oplossingen in haar gezin:
‘We hebben de laatste tijd vrijwel geen conflicten gehad waarbij we methode III nog verder konden toepassen. Er zijn in ons gezin zo weinig ernstige ouder-kindconflicten geweest dat ik me er op dit moment echt geen kan herinneren, eenvoudigweg omdat alles zo gemakkelijk ging dat er geen echte conflicten ontstonden. Ik had gedacht dat er altijd wel conflicten zouden zijn, elk jaar weer, en ik weet zeker dat de meeste ouders dat ook dachten. Wat is de oorzaak? Nu ik erover nagedacht heb, begrijp ik het wel: methode III zorgt ervoor dat kinderen en ouders een volkomen andere houding tegenover elkaar aannemen. Omdat ze weten dat hun ouders ervan afgezien hebben macht te gebruiken om hun zin door te drijven – dus om te winnen zonder acht te slaan op de behoeften van het kind – hebben deze kinderen geen enkele reden meer om hun zin door te drijven of om zich hevig te verzetten tegen de macht van de ouders. Als gevolg daarvan botsen de behoeften niet meer en hevige ruzies komen vrijwel niet meer voor. De kinderen passen zich aan, omdat ze net zoveel rekening houden met de behoeften van de ouders als hun ouders met hun behoeften. Wanneer het kind graag iets wil, dan zegt het dat en zijn ouders kijken hoe ze zich daaraan kunnen aanpassen. Als de ouders iets willen, zeggen ze dat en het kind kijkt hoe het zich daaraan kan aanpassen. Zodra een van beiden problemen heeft bij die aanpassing, zien ze dat meer als een probleem dat opgelost moet worden dan als een gevecht dat uitgevochten moet worden.’
Er gebeurt nog meer: ouders en kinderen gaan methoden gebruiken om conflicten te voorkomen. Een dochter maakt er een gewoonte van een briefje voor haar vader neer te leggen om hem ergens aan te herinneren. Of ze vraagt haar ouders van tevoren of het hun uitkomt als ze voor de volgende vrijdag haar vriendin te eten uitnodigt. Ze vraagt dus geen toestemming. Toestemming vragen is een patroon dat ontstaan is door methode I en het houdt in dat ouders toestemming kunnen weigeren. In een gezin waar methode III gebruikt wordt, zegt het kind: ‘Ik zou graag dit of dat doen, als het jullie niet verhindert om te doen wat jullie van plan waren.’
HEBBEN OUDERS NIET HET RECHT OM METHODE I TE GEBRUIKEN OMDAT ZE VERSTANDIGER ZIJN?
De opvatting dat een ouder zijn macht mag gebruiken over zijn kinderen omdat hij verstandiger is of meer ervaring heeft, is nogal diepgeworteld. Gebruikelijke redeneringen zijn: ‘Wij weten het uit ervaring’, ‘We verbieden je dat voor je eigen bestwil’, ‘Als je ouder bent, zul je ons dankbaar zijn dat we je hiertoe gedwongen hebben’, ‘We willen je er alleen van weerhouden dezelfde fouten te maken die wij gemaakt hebben toen we jong waren’, ‘We kunnen gewoon niet goedvinden dat je iets doet waarvan we weten dat je er later spijt van zult krijgen’ enzovoort.
Veel ouders die zulke opmerkingen maken tegen hun kinderen geloven oprecht wat ze zeggen. De houding van ouders dat ze menen dat ze het recht hebben om macht te gebruiken, dat ze zelfs de verantwoordelijkheid hebben om macht te gebruiken omdat ze meer weten, verstandiger, wijzer, volwassener zijn of meer ervaring hebben, is heel moeilijk te veranderen. Hoe kan iemand de opvatting tegenspreken dat ouders verstandiger zijn en meer ervaring hebben dan kinderen? Het lijkt zo vanzelfsprekend. En toch, als we ouders in onze cursussen vragen of hun ouders wel eens onverstandige methode I-beslissingen namen, gaven ze dat allemaal toe. Ouders weten soms niet meer precies wat ze als kind ervaren hebben! Ze lijken vergeten te hebben dat kinderen soms beter dan hun ouders weten of ze slaap hebben of honger; dat ze beter hun eigen vriendjes, hun eigen verlangens en doelstellingen kennen; dat ze beter weten hoe ze behandeld worden door de diverse leerkrachten; dat ze beter de driften en behoeften van hun eigen lichaam kennen; dat ze beter weten van wie ze houden en van wie niet en wat ze belangrijk vinden en wat niet.
Zijn ouders werkelijk zoveel wijzer? Nee, in ieder geval niet als het gaat om de behoeften van hun kinderen. Ouders hebben natuurlijk wel veel waardevolle kennis en ervaring en die mogen ze ook best gebruiken.
Veel ouders kijken in het begin over het feit heen dat de wijsheid van ouder én kind betrokken is bij de geen-verliesmethode. Geen van beide wordt uitgesloten tijdens het proces, in tegenstelling tot methode I, waarbij het kind onmondig geacht wordt, of methode II, waarbij de kennis van de ouder genegeerd wordt.
De moeder van een hoogbegaafde tweeling vertelde over een geslaagde oplossing die bereikt werd tijdens een gesprek over de vraag of de meisjes een klas zouden overslaan – zodat hun schoolwerk wat uitdagender voor hen werd – of dat ze in dezelfde klas zouden blijven als hun vriendinnen. Dit soort problemen wordt van oudsher door ‘deskundigen’ opgelost: leerkrachten en ouders. In dit geval had de moeder er zo haar ideeën over, maar ze vertrouwde ook op de gevoelens van haar dochters, op hun vermogen hun eigen mogelijkheden op waarde te schatten, op hun oordeel wat het beste zou zijn. Nadat ze een paar dagen de voors en tegens hadden afgewogen, waarbij ze ook luisterden naar de ideeën en opmerkingen van hun moeder en tevens naar wat de leerkrachten te zeggen hadden, ging de tweeling akkoord met de oplossing dat ze een klas zouden overslaan. Het resultaat van het besluit bleek zonder meer gunstig, zowel wat betreft het geluk van de kinderen als wat betreft hun prestaties.
WERKT METHODE III OOK BIJ KLEINE KINDEREN?
‘Ik zie wel in dat methode III zal werken bij oudere kinderen die zich wat beter kunnen uitdrukken, en beter in staat tot logisch redeneren, maar ik zie niet hoe dat moet bij jongere kinderen van twee tot zes jaar. Ze zijn nog te jong om te weten wat goed voor hen is. Moet je dan niet methode I gebruiken?’
Deze vraag wordt in iedere oudergroep gesteld. De gevallen van gezinnen die methode III geprobeerd hebben met zeer jonge kinderen bewijzen echter dat het kan. Hier volgt een kort gesprek tussen een meisje van drie en haar moeder:
Laurie: Ik wil niet meer naar de speelzaal.
Moeder: Wil je niet meer naar juffrouw Willy als ik ga werken?
Laurie: Nee, ik wil er niet meer naartoe.
Moeder: Ik moet naar mijn werk en jij kunt niet alleen thuisblijven, maar je voelt je ongelukkig als je daarnaartoe moet. Wat kunnen we doen om het makkelijker voor je te maken om daar te blijven?
Laurie: (stilte) Misschien kan ik op de stoep blijven staan tot je wegrijdt.
Moeder: Maar juffrouw Willy wil graag dat je binnen bent bij de andere kinderen, anders weet ze niet waar je bent.
Laurie: Ik kan wel voor het raam kijken als je wegrijdt.
Moeder: Zou je dat fijn vinden?
Laurie: Ja.
Moeder: Goed, laten we dat dan de volgende keer proberen.
Een moeder gaf een voorbeeld van haar tweejarige dochter:
‘Ik stond op een avond te koken en mijn dochtertje zat heel blij geluiden te maken op haar hobbelpaard. Vervolgens pakte ze lintjes om het hobbelpaard te versieren. Ze werd rood, begon te schreeuwen en raakte steeds gefrustreerder. Haar geschreeuw maakte me boos en uit gewoonte knielde ik bij haar neer om haar te helpen. Maar ze weerde me af en bleef schreeuwen. Ik stond nu op het punt om haar met hobbelpaard en al op haar kamertje te zetten, met de deur dicht om het geschreeuw niet te hoeven horen. Plotseling werd me iets duidelijk. Ik knielde bij haar neer, legde mijn handen op die van haar en zei: “Je bent boos omdat je het zelf niet kunt, hè?” Ze knikte, hield op met schreeuwen, snikte nog een paar keer en ging daarna weer heerlijk schommelen. En ik dacht: zo simpel is het dus!’
Methode III kan ook verbazend goed werken bij peuters en zelfs bij baby’s. Het volgende voorval werd verteld door een vader op de training:
‘Onze dochter is nog maar vijf maanden en we gingen afgelopen zomer een maand lang met vakantie naar een huisje aan het meer waar je kon vissen. Vóór deze vakantie hadden we nogal geluk gehad, omdat onze baby nooit een voeding nodig had gehad tussen elf uur ’s avonds en zeven uur ’s morgens. Maar met de veranderde omgeving veranderde ook dat. Ze werd ’s nachts om vier uur wakker en wilde eten. Het was niet prettig om op dat uur te moeten opstaan. De nachten waren namelijk nog koud en de cv in het huisje stond ’s nachts uit. Dat betekende dat we ons in dekens moesten wikkelen en proberen warm te blijven gedurende het uur dat we nodig hadden om de voeding klaar te maken, de fles te warmen en het kind te voeden. We vonden dit een echte “behoefteconflictsituatie”, waar we samen een oplossing voor moesten bedenken. We besloten het kind een alternatief te bieden in de hoop dat ze dat zou accepteren. In plaats van haar wakker te maken en te voeden om elf uur, lieten we haar de volgende avond tot twaalf uur slapen en gaven haar toen de fles. De volgende morgen sliep ze tot vijf uur. Zover waren we in elk geval. De volgende avond zorgden we dat ze meer dronk dan ze normaal gewend was en legden haar om halfeen in bed. Het ging goed, ze pikte het. Die ochtend en alle volgende werd ze niet vóór zeven uur wakker, en dan stonden we toch op om te gaan vissen. Niemand verloor, we wonnen allemaal.’
Het is niet alleen mogelijk om methode III bij baby’s te gebruiken, het is zelfs belangrijk er zo vroeg mogelijk mee te beginnen. Hoe eerder men ermee begint, des te eerder zal het kind leren sociaal om te gaan met andere mensen, de behoeften van anderen respecteren en weten wanneer er rekening gehouden wordt met zijn eigen behoeften.
Ouders die met leren luisteren beginnen als hun kinderen al wat ouder zijn en hen kennis laten maken met methode III als ze gewend zijn aan de twee machtsstrijdmethoden, hebben het altijd veel moeilijker dan ouders die van het begin af aan methode III gebruikt hebben.
Een van de vaders vertelde in zijn groep dat hun al wat oudere zoon de eerste paar keer dat zijn vrouw en hij methode III uitprobeerden zei: ‘Wat heb je nou weer voor psychologisch trucje om ons zover te krijgen dat we doen wat jij wilt?’
Deze opmerkzame zoon, die gewend was aan oplossingen waarbij de ouders macht gebruikten, vond het erg moeilijk om erop te vertrouwen dat zijn ouders het echt goed bedoelden en dat ze werkelijk graag de geenverliesmethode wilden proberen. In het volgende hoofdstuk komt aan bod hoe we die weerstand van tieners kunnen hanteren.
MOET METHODE I NIET SOMS TOCH GEBRUIKT WORDEN?
Trainers van de training Effectief Communiceren met Kinderen weten dat in vrijwel iedere nieuwe groep ouders vragen hebben over de waarde en de grenzen van methode III:
‘Maar als je kind nou voor een auto de straat op rent, moet je dan niet methode I gebruiken?’
‘En als het kind acute blindedarmontsteking krijgt, moet je dan niet methode I gebruiken om hem naar het ziekenhuis te krijgen?’
Op beide vragen is het antwoord: ‘Ja, natuurlijk.’
Methode I is geoorloofd als er sprake is van direct gevaar, ernstige tijdnood of als de behoeften van de ouder zeer kritiek zijn. Van tijdnood is bijvoorbeeld sprake als de ouder de trein of bus wil halen, iets op de tv wil zien dat direct begint, of andere afspraken heeft. Als de eigen behoeften van de ouder zeer kritiek zijn, is deze meestal niet meer in staat om ook naar het kind te luisteren. Als de ouder over zijn toeren is, verdrietig of erg boos, kan hij beter methode I gebruiken en het kind bijvoorbeeld even wegsturen, dan geforceerd, tegennatuurlijk, methode III toepassen.
Na het gebruik van macht is het van belang dat de ouder achteraf uitleg geeft waarom hij dat gedaan heeft, excuus aanbiedt, luistert naar de boosheid erover bij het kind, het weer goedmaakt, en samen met het kind kijkt hoe een dergelijke situatie een volgende keer te voorkomen is. Verder kunnen we preventief te werk gaan door vooruitlopend op een situatie waarin het kind voor een auto de straat op rent of naar het ziekenhuis moet, methoden te gebruiken waar geen macht aan te pas komt.
Bij kinderen die ziek zijn en geopereerd moeten worden, of injecties of geneesmiddelen moeten hebben, kunnen methoden zonder macht uiterst effectief werken. In het volgende geval van een negenjarig meisje ging de moeder met het kind naar een specialist voor een serie injecties die ze tweemaal per week moest hebben tegen haar hooikoorts. De moeder paste alleen maar actief luisteren toe.
Sophie: (in een lange monoloog) Ik wil die prikken niet… Wie wil er nou graag prikken…? Het doet pijn… En het gaat misschien heel lang duren… Twee keer per week… Ik blijf liever snotteren en niezen… Waarom moet ik dit nou van je?
Moeder: Ben je bang voor de pijn?
Sophie: Mam, weet je nog dat ik een heleboel splinters in mijn voet had? Toen moest ik ook een prik.
Moeder: Ja, dat weet ik nog. Je kreeg een tetanusprik nadat de dokter de splinters eruit gehaald had.
Sophie: En de zuster praatte tegen me en zei dat ik naar het plaatje aan de muur moest kijken en ik merkte niet eens dat de naald erin ging.
Moeder: Sommige zusters kunnen prikken geven zonder dat je merkt dat je ze krijgt.
Sophie: (als ze er zijn) Ik ga niet naar binnen.
Moeder: (over haar schouder terwijl ze naar binnen loopt) Je wilt liever niet mee, hè?
Sophie: (loopt overdreven langzaam naar binnen)
De moeder vertelde wat er verder gebeurde. Sophie ging ten slotte naar binnen, kreeg haar prikken en ze kreeg een compliment van de zuster omdat ze zo goed meewerkte. Sophies moeder vertelde ook nog:
‘Als het gebeurd was vóór ik de training had gedaan, zou ik tegen haar gezegd hebben dat we toch moesten doen wat de dokter gezegd had, of ik zou gezegd hebben dat de behandeling bij mij ook zo goed hielp, of dat de prikken niet echt zo’n pijn deden. Of ik zou gezegd hebben dat ze maar blij moest zijn dat ze niets anders had, of ik was misschien ongeduldig geworden en zou gezegd hebben dat ze maar eens moest ophouden met zeuren. Ik zou haar in ieder geval nooit de kans gegeven hebben zich die zuster te herinneren die je prikken gaf zonder dat je het merkte.’
ZAL HET KIND ZIJN RESPECT VOOR MIJ NIET VERLIEZEN?
Sommige ouders zijn bang dat als ze methode III gebruiken hun kinderen het respect voor hen verliezen. Ze zeggen dan:
‘Ik ben bang dat de kinderen over me heen zullen lopen.’
‘Moeten kinderen niet tegen hun ouders opkijken?’
‘Ik vind dat kinderen het gezag van hun ouders moeten eerbiedigen.’
‘Is het de bedoeling dat ouders hun kinderen als gelijken behandelen?’
Veel ouders weten niet precies wat de term ‘respect’ inhoudt. Soms bedoelen ze als ze de term gebruiken, zoals in ‘mijn gezag respecteren’, eigenlijk meer ‘bang zijn voor’. Ze zijn bevreesd dat de kinderen hun angst voor de ouders verliezen en dan niet meer gehoorzamen of zich zullen verzetten tegen pogingen hen in het gareel te houden. Als we hun dat voorhouden, zeggen sommige ouders: ‘Nee, dat bedoel ik niet. Ik wil dat ze respect hebben voor mijn talenten, mijn kennis enzovoort. Ik denk niet dat ik het prettig zou vinden als ze bang voor me zouden zijn.’
Zulke ouders vragen we: ‘Wanneer respecteer je een andere volwassene om zijn vaardigheden en zijn kennis?’ Meestal antwoorden ze dan: ‘Hij zou moeten hebben laten zien wat hij kan. Hij zou mijn respect op de een of andere manier verdiend moeten hebben.’ Over het algemeen komen die ouders er wel achter dat ook zij het respect van hun kinderen moeten verdienen door te laten zien wat ze kunnen en wat ze weten.
Wanneer ze er goed over nadenken weten de meeste ouders wel dat je iemands respect niet kunt afdwingen – je moet het verdienen. Als hun vaardigheden en kennis het respect waardig zijn, zullen hun kinderen hen wel respecteren. Zo niet, dan niet.
Ouders die methode III gaan gebruiken in plaats van de win-verliesmethode, ontdekken meestal dat hun kinderen een nieuw soort respect voor hen hebben gekregen, dat niet gebaseerd is op angst maar op het feit dat ze een andere opvatting hebben gekregen over de ouder als mens. Een schoolhoofd schreef me de volgende ontroerende brief:
‘Wat de training voor me heeft betekend kan ik het beste illustreren door je te vertellen over mijn stiefdochter, die mij, vanaf het moment dat ik in haar leven kwam – ze was toen tweeënhalf – niet aardig vond. Het deed me veel pijn dat ze me zo minachtte. Over het algemeen kan ik goed met kinderen opschieten, maar met Brenda ging het niet. Ik begon een hekel aan haar te krijgen. Het werd zo erg dat ik op een ochtend een droom had waarin mijn gevoelens voor haar zo vijandig waren dat ik door de intensiteit van de negatieve gevoelens met een schok wakker werd. Ik wist toen dat ik hulp nodig had. En ik ging in therapie. Ik leerde me wel enigszins te ontspannen, maar Brenda vond me nog steeds niet aardig. Zes maanden na de therapie, Brenda was toen tien jaar, begon ik met de training Effectief Communiceren met Kinderen. Binnen het jaar was de relatie tussen mij en Brenda zo goed als ik me maar wensen kon. Ze is nu dertien. We respecteren elkaar, we vinden elkaar aardig, we lachen samen, we discussiëren, we spelen, werken en huilen soms samen. Een maand geleden gaf Brenda me mijn “einddiploma”. We aten met het hele gezin in een Chinees restaurant. Terwijl we onze gelukskoekjes openmaakten, las Brenda stil het hare, overhandigde het me toen en zei: “Deze moet voor jou zijn, pap.” Ik las: Gij zult gelukkig zijn in je kinderen en zij in u. Je begrijpt dat ik je dankbaar ben voor de nieuwe communicatievaardigheden die ik op de training heb geleerd.’
Het respect dat Brenda voor haar stiefvader had is, zoals veel ouders zullen toegeven, het soort respect dat ze eigenlijk graag van hun kinderen wensen. Met methode III raken kinderen het op angst gebaseerde respect kwijt, maar een ouder verliest weinig, als hij in plaats daarvan een veel beter soort respect krijgt…