9

Onvermijdelijke conflicten tussen ouder en kind: wie wint er?

Alle ouders komen wel eens voor situaties te staan waarbij noch een gesprek, noch een verandering van omgeving het gedrag van het kind zal veranderen. Het kind blijft zich gedragen op een manier die botst met de behoeften van de ouders. Dit soort situaties zijn onvermijdelijk in de ouder-kindrelatie, omdat het kind er nu eenmaal behoefte aan heeft zich op een bepaalde manier te gedragen, zelfs al is hij zich ervan bewust dat zijn gedrag in conflict is met wat zijn ouders willen.

Erik blijft maar computerspelletjes spelen, al heeft zijn moeder hem herhaaldelijk gezegd dat zij bij de computer moet.

Anja heeft met haar dochter Marieke afgesproken dat ze de keuken opruimt, maar als ze thuiskomt van haar werk staat de aanrecht nog vol met vuile vaat.

Suzanne wil niet toegeven aan de gevoelens van haar ouders over haar plan een weekend met vrienden naar zee te gaan. Ze wil per se gaan, ook al weet ze dat haar ouders er moeite mee hebben.

Dit soort conflictsituaties tussen de behoeften van de ouders en die van het kind zijn niet alleen onvermijdelijk in ieder gezin, maar komen ongetwijfeld heel regelmatig voor. Het kunnen onbelangrijke meningsverschillen zijn, maar ook uiterst kritieke strijdpunten. Het zijn relatieproblemen. Ze liggen niet uitsluitend bij het kind, noch uitsluitend bij de ouder. Zowel de ouder als het kind is bij het probleem betrokken: hun beider behoeften staan op het spel. Het probleem ligt dus in de relatie. Het zijn de problemen die blijven omdat de driedelige confronterende ik-boodschap met overschakelen het gedrag dat voor de ouder onaanvaardbaar was niet heeft kunnen veranderen.

Een conflict is het moment van de waarheid in een relatie, een crisis die de relatie kan verzwakken of versterken, een kritieke gebeurtenis die misschien een blijvende wrevel of een gevoel van opluchting kan geven. Conflicten kunnen mensen van elkaar verwijderen of in een hechtere, vertrouwelijker eenheid samenbrengen. Ze kunnen een gewapende strijd veroorzaken of een dieper wederzijds begrip.

image

Problemen opgelost door confronterende

ik-boodschappen

onopgeloste conflicten

De belangrijkste factor in ouder-kindrelaties is waarschijnlijk wel de manier waarop conflicten opgelost worden. Jammer genoeg proberen de meeste ouders conflicten op te lossen door het gebruik van twee fundamentele benaderingen, die ineffectief maar ook schadelijk kunnen zijn voor zowel het kind als de relatie.

Maar weinig ouders kunnen accepteren dat conflicten er nu eenmaal bij horen en lang niet altijd slecht hoeven te zijn, of iets wat ze ten koste van alles moeten zien te voorkomen, zowel tussen hen en de kinderen als tussen kinderen onder elkaar. Je hoort echtparen weleens zeggen dat ze nog nooit een ernstig conflict hebben gehad, alsof dat betekent dat hun relatie dan goed zou zijn.

Ouders zeggen weleens tegen hun kinderen: ‘Luister goed, ik wil niet dat jullie vanavond aan tafel ruziemaken. We willen gezellig samen eten.’ Of: ‘Houd onmiddellijk op met dat geruzie aan tafel.’ Ouders van tieners hoor je soms klagen dat er, nu hun kinderen ouder zijn, veel meer onenigheid en ruzie in het gezin is: ‘We waren het over de meeste dingen wel eens met elkaar.’ Of: ‘Onze dochter was altijd zo’n gemakkelijk kind, maar we kunnen nu helemaal niet meer met haar meevoelen en zij niet met ons.’

De meeste ouders kunnen er niet tegen als er conflicten ontstaan. Ze hebben het er erg moeilijk mee en weten meestal niet hoe ze die constructief kunnen benaderen. Eigenlijk zou het een nogal vreemde relatie zijn als na verloop van tijd de behoefte van de een niet in conflict zou komen met die van de ander. Overal waar twee mensen of groepen mensen samenleven, moeten er wel conflicten ontstaan, gewoon omdat ieder mens anders is, anders denkt, andere behoeften en gevoelens heeft, die soms niet samengaan met die van anderen.

Conflicten zijn daarom niet noodzakelijkerwijs slecht; ze zijn een reëel bestanddeel van iedere relatie. In feite kan een relatie waarin schijnbaar geen conflict bestaat veel ongezonder zijn dan een relatie waarin geregeld conflicten voorkomen. Een goed voorbeeld hiervoor is een huwelijk waarin de vrouw zich altijd neerlegt bij de wensen van een dominerende echtgenoot, of een ouder-kindrelatie waarin het kind zo doodsbang is voor zijn ouder dat hij op geen enkele manier tegen hem in durft te gaan.

De meeste mensen kennen wel gezinnen, vooral grote gezinnen, waarin zich constant conflicten voordoen, en toch zijn deze gezinnen wonderbaarlijk gelukkig en gezond. Daarentegen lees ik weleens krantenberichten over jongeren die vandalisme plegen en van wie de ouders zeggen volkomen verbaasd te zijn dat hun zoon zoiets heeft kunnen doen. Ze hadden nooit moeilijkheden met hem; het was altijd zo’n gemakkelijk kind.

Conflicten in het gezin die openlijk geuit worden en geaccepteerd worden als een natuurlijk verschijnsel, zijn voor het kind veel gezonder dan de meeste mensen denken.

In zo’n gezin heeft het kind de kans met conflicten te oefenen en te leren hoe hij daarmee om kan gaan. Op deze manier is hij beter voorbereid op de conflictsituaties die hij onvermijdelijk in zijn latere leven zal tegenkomen. Het is dan wel van belang dat hij in het gezin leert hoe de conflicten constructief opgelost kunnen worden. Niet hoeveel conflicten er zijn is van belang, maar de wijze waarop ze worden opgelost. Dit is de belangrijkste factor om te bepalen of een relatie gezond of ongezond is, wederzijds bevredigend of niet-bevredigend, diepgaand of oppervlakkig, intiem of afstandelijk.

DE MACHTSSTRIJD TUSSEN OUDER EN KIND

Veel ouders denken bij het oplossen van een conflict in termen van een winnende en een verliezende partij. Deze win-verliesoriëntatie is nu net het grondprobleem van ouders: moeten ze streng zijn (de ouder wint) of moeten ze toegeeflijk zijn (het kind wint)?

Voor de meeste ouders is het hele probleem van discipline bij de opvoeding een kwestie van streng of toegeeflijk zijn, van hard of zacht aanpakken, van autoritair of tolerant zijn. Omdat ze vastzitten in deze of/of-benadering zien ze de relatie met hun kinderen als een strijd om de macht, of als een gevecht om uit te maken wie er wint. Sommige ouders en hun kinderen lijken zelfs met elkaar in oorlog en ze denken er alleen maar aan wie er kan winnen en wie verliezen. Ze praten zelfs op deze manier over hun strijd. Een vader zei:

‘Je moet al vroeg beginnen met ze duidelijk te maken wie de baas is. Zo niet, dan profiteren ze van je. Dat is de fout die mijn vrouw maakt. Uiteindelijk laat ze de kinderen ieder gevecht winnen. Ze geeft in laatste instantie altijd toe en de kinderen weten dat.’

Een moeder van een tiener zei het als volgt:

‘Ik probeer mijn zoon vaak zijn zin te geven, maar meestal ben ik degene die eronder lijdt. Hij loopt gewoon over me heen. Als ik hem een vinger geef, neemt hij de hele hand.’

Een andere moeder is ervan overtuigd dat ze niet gaat verliezen in de ‘strijd om de piercing’:

‘Het kan me niet schelen wat zij ervan vindt en het maakt me niet uit wat andere ouders doen: mijn dochter krijgt geen piercing! Dit is iets waarin ik nu eens niet zal toegeven. Dit gevecht ga ik winnen.’

Ook de kinderen zien de relatie met hun ouders als een machtsstrijd van winnen en verliezen. Rosalie, een intelligent kind van vijftien, die haar ouders zorgen baart omdat ze niet met hen wil praten, zei in een van onze gesprekken:

‘Wat heeft het voor zin te praten? Zij winnen toch altijd. Dat weet ik al van tevoren. Zij krijgen toch altijd hun zin. Zij zijn tenslotte de ouders. Zij weten altijd dat ze gelijk hebben. Dus maak ik gewoon geen ruzie meer met ze. Ik ga gewoon weg en praat niet tegen hen. Natuurlijk vinden ze het vervelend als ik dat doe. Maar het kan me niets schelen.’

Murat, een middelbare scholier, heeft geleerd de win-verlieshouding van zijn ouders op een andere manier aan te pakken:

‘Als ik echt iets wil, ga ik nooit naar mijn moeder, want zij zegt toch onmiddellijk “nee”. Ik wacht tot mijn vader thuiskomt. Meestal krijg ik hem wel zover dat hij aan mijn kant staat. Hij is veel toegeeflijker en met hem erbij krijg ik wel mijn zin.’

Als er conflicten ontstaan tussen ouders en kinderen, proberen de meeste ouders ze in hun eigen voordeel op te lossen zodat de ouder wint en het kind verliest. Andere ouders, misschien wat minder in aantal dan de ‘winnaars’, geven hun kinderen consequent hun zin uit angst voor ruzie, of omdat ze bang zijn dat het kind gefrustreerd zal raken. In deze gezinnen wint het kind en verliest de ouder. Het grootste probleem van ouders is dat ze in de opvoeding alleen maar deze win-verliesbenaderingen kennen.

DE TWEE WIN-VERLIESBENADERINGEN

In de oudertraining heten we de twee win-verliesbenaderingen voor het oplossen van conflicten: methode I en methode II. Bij elke methode gaat het erom dat de ene partij wint en de andere verliest; de een krijgt zijn zin, de ander niet. Methode I werkt als volgt bij conflicten tussen ouder en kind:

Tussen ouder en kind ontstaat een behoefteconflictsituatie. De ouder beslist wat de oplossing moet zijn. Hij vertelt welke oplossing hij gekozen heeft en hoopt dat het kind die zal accepteren. Als het kind de oplossing niet goed vindt, zal de ouder eerst met overredingskracht proberen het kind zodanig te beïnvloeden dat het de oplossing wel aanvaardt. Als dat niet lukt, probeert de ouder meestal door gebruik van macht en autoriteit het kind tot meegaandheid te dwingen.

Het volgende conflict tussen een vader en zijn twaalfjarige dochter werd opgelost met methode I.

Joke zet de tv aan en gaat kijken naar een muziekprogramma.

Vader: Joke, ik wil graag de andere zender op voor het journaal.

Joke: Nee, dat wil ik niet. Ik vind dit leuk om naar te kijken.

Vader: Dat kan wel zijn, maar toch zet je nu de tv om.

Joke: Je wilt altijd als ik wil kijken ook kijken. Ik doe het niet!

Vader: Ik waarschuw je: je geeft mij nu die afstandsbediening, anders kijk je de hele week geen tv meer!

Joke (boos): Nou, goed, jij je zin. Ik ga wel boven zitten. Ik mag hier ook nooit wat.

De vader kreeg zijn zin. Zijn oplossing, namelijk dat Joke niet naar haar programma mocht kijken, werd uitgevoerd, hoewel Joke niet wilde. De vader won en Joke verloor. Joke vond het geen gelukkige oplossing, maar ze gaf toe omdat haar vader dreigde macht te gebruiken (straf).

Methode II werkt in conflicten tussen ouder en kind als volgt:

Tussen ouder en kind ontstaat een behoefteconflictsituatie. De ouder kan wel of niet een oplossing bij de hand hebben. Als hij een oplossing heeft, zal hij trachten het kind over te halen zijn oplossing te accepteren. Het wordt duidelijk dat het kind zelf een oplossing heeft en probeert de ouder over te halen die te accepteren. Als de ouder zich verzet, zal het kind proberen zijn macht te gebruiken om de ouder tot inschikkelijkheid te dwingen. De ouder geeft ten slotte toe.

In het conflict over de televisie zou methode II als volgt gaan: Joke zet de tv aan en gaat kijken naar een muziekprogramma.

Vader: Joke, ik wil graag de andere zender op voor het journaal.

Joke: Nee, dat wil ik niet. Ik vind dit leuk om naar te kijken.

Vader: O, nou, dat is wel vervelend, want ik wil zo graag even het nieuws zien.

Joke: Nee, ík blijf kijken. Kijk jij maar een andere keer.

Vader: Nou, jammer dat je er zo over denkt.

Joke: Houd even je mond, zo kan ik toch niks horen! Als je me niet laat kijken, blijf ik de hele week boos op je.

Vader (boos): Oké, laat dan maar. Jij je zin.

Joke kon haar zin doordrijven. Zij won en haar vader verloor. De vader was bepaald niet gelukkig met de oplossing. Toch gaf hij toe omdat Joke dreigde haar macht te zullen gebruiken (in dit geval boos worden op haar vader). Methode I en methode II lijken erg veel op elkaar, hoewel de uitkomst totaal verschillend is. In beide gevallen wil ieder zijn eigen zin doen en probeert hij de ander over te halen dit te accepteren. In beide methoden is de houding van de twee personen: ‘Ik wil mijn zin hebben en ik zal vechten om mijn zin te krijgen.’

Bij methode I houdt de ouder geen rekening met de behoeften van het kind. Bij methode II houdt het kind geen rekening met de behoeften van de ouder. In beide gevallen voelt een van beiden zich verslagen en is meestal boos op de ander omdat die de oorzaak is van zijn verlies. Bij beide methoden is er sprake van een machtsstrijd en de tegenstanders schrikken er niet voor terug hun macht te gebruiken als ze willen winnen.

WAAROM METHODE I NIET DOELTREFFEND IS

Ouders die zich voor het oplossen van conflicten op methode I verlaten, betalen een hoge prijs voor hun ‘winst’. De gevolgen van methode I zijn gemakkelijk voorspelbaar: het kind zal weinig gemotiveerd zijn om de oplossing uit te voeren en wrevel tegen zijn ouders koesteren; de ouders zullen moeilijkheden hebben bij het ten uitvoer brengen van hun oplossing, en het kind krijgt geen gelegenheid om zelfdiscipline te ontwikkelen.

Als een ouder zijn oplossing voor een conflict doordrijft, zal het kind nauwelijks gemotiveerd zijn en weinig zin hebben te doen wat er besloten is, omdat hij geen inbreng heeft gehad en geen inspraak heeft gekregen. Iedere motivatie die het kind heeft, zal extrinsiek zijn en komt van buitenaf. Hij schikt zich wel, maar alleen uit angst voor straf of onenigheid met zijn ouders. Het kind wil niet nakomen wat er besloten is, maar voelt zich ertoe gedwongen. Daarom zoeken kinderen zo vaak manieren om onder een methode I-oplossing uit te komen. Als ze er niet onderuit kunnen, doen ze gewoonlijk net alsof en met een minimum aan moeite, zodat ze doen wat er van hen geëist werd, maar meer ook niet.

Kinderen koesteren vaak wrevel tegen hun ouders als ze gedwongen zijn beslissingen op te volgen die genomen zijn volgens methode I. Ze vinden het oneerlijk, en hun boosheid en verontwaardiging zijn uiteraard gericht tegen de ouders, omdat ze die verantwoordelijk achten. Ouders die methode I toepassen, bereiken soms wel meegaandheid en gehoorzaamheid, maar de prijs die ze daarvoor betalen is de vijandigheid van hun kinderen. Kijk maar eens naar kinderen die door hun ouders net geconfronteerd zijn met een oplossing volgens methode I. Op hun gezicht staan bijna altijd verontwaardiging en boosheid te lezen; soms zeggen ze iets vijandigs of vliegen hun ouders zelfs aan.

Methode I legt de kiem voor een steeds verslechterende relatie tussen de ouders en het kind. Wrok en boosheid nemen de plaats in van liefde en genegenheid.

Ouders die methode I gebruiken, betalen ook een andere hoge prijs: het kost hun namelijk veel tijd om een besluit ten uitvoer te laten brengen en te controleren of het kind wel steeds doet wat afgesproken is; ze moeten mopperen, het kind eraan herinneren, steeds weer aansporen enzovoort. Ouders verdedigen hun gebruik van methode I vaak op grond van het feit dat het een snelle manier is om conflicten op te lossen. Dat voordeel is echter meer schijn dan werkelijkheid, omdat het naderhand de ouders veel tijd kost te zorgen dat de beslissing ook uitgevoerd wordt. Ouders die zeggen dat ze altijd op hun kinderen moeten mopperen, zijn steevast degenen die methode I gebruiken. Ik heb veel gesprekken gehad met ouders die allemaal leken op het nu volgende:

Ouder: Onze kinderen zijn thuis erg weinig behulpzaam. Ze zijn er bijna niet toe te bewegen eens iets te doen. Iedere zaterdag weer is het een strijd om ze het werk dat gedaan moet worden te laten doen. We moeten er gewoon bij blijven staan om te zorgen dat het gebeurt.

Adviseur: Hoe wordt er besloten wat er gedaan moet worden?

Ouder: Nou, dat beslissen wij natuurlijk. Wij weten wat er gedaan moet worden. Iedere zaterdagochtend maken we een lijst, de kinderen bekijken die lijst en weten dan wat er gedaan moet worden.

Adviseur: Hebben de kinderen er wel zin in?

Ouder: Absoluut niet.

Adviseur: Ze hebben dus het idee dat ze moeten.

Ouder: Dat klopt.

Adviseur: Heb je de kinderen ooit de kans gegeven mee te praten als er besloten wordt wat er gedaan moet worden? Hebben ze inspraak bij het vaststellen van de noodzakelijke werkzaamheden?

Ouder: Nee.

Adviseur: Hebben ze ooit een kans gehad te beslissen wie wat zou kunnen doen?

Ouder: Nee, wij verdelen de diverse taken zo eerlijk mogelijk.

Adviseur: Dus je beslist wat er gedaan moet worden en wie het moet doen.

Ouder: Ja.

Maar weinig ouders leggen verband tussen gebrek aan motivatie bij de kinderen en het feit dat de beslissingen over karweitjes meestal genomen worden volgens methode I. Een kind dat niet erg behulpzaam is, is gewoon een kind wiens ouders door hun besluitvorming volgens methode I hem de kans hebben ontnomen om mee te helpen. Behulpzaamheid wordt niet gekweekt door het kind te dwingen iets te doen.

Een ander voorspelbaar resultaat van methode I is dat het kind geen gelegenheid krijgt om zelfdiscipline te ontwikkelen, verantwoordelijk gedrag dat van hemzelf uitgaat en dat hij zelf ontwikkeld heeft. Een van de meest algemeen geaccepteerde fabeltjes over het opvoeden van kinderen is dat als ouders hun kinderen als ze klein zijn dwingen bepaalde dingen te doen, deze kinderen dan gedisciplineerde en verantwoordelijke mensen worden. Hoewel het waar is dat sommige kinderen op streng ouderlijk gezag reageren met gehoorzaamheid, aanpassing en onderdanigheid, groeien ze in de regel op tot mensen die afhankelijk zijn van extern gezag om hun gedrag te bepalen. Als opgroeiende jongeren en volwassenen vertonen ze een gebrek aan innerlijke controle. Ze gaan door het leven switchend van de ene autoriteit naar de andere teneinde de antwoorden op hun vragen te vinden of om ijkpunten te zoeken voor hun gedrag. Deze mensen hebben geen zelfdiscipline, geen innerlijke controle, geen eigen verantwoordelijkheid. Ze hebben immers nooit de kans gehad deze eigenschappen aan te leren. Ik hoop dat ouders in elk geval één ding uit dit boek zullen leren, namelijk dat ze iedere keer als ze een kind dwingen iets te doen door hun macht of autoriteit te gebruiken, ze dat kind de kans ontnemen om zelfdiscipline en eigen verantwoordelijkheid te leren.

Charles, de zeventienjarige zoon van strenge ouders, die steeds hun macht gebruikten om hem te dwingen zijn huiswerk te maken, deed de volgende bekentenis:

‘Altijd als mijn ouders niet thuis zijn, ga ik dingen doen waar ik zelf zin in heb. Ik ben er zo aan gewend dat ze me dwingen mijn huiswerk te gaan maken, dat ik uit mezelf niet de kracht heb het te doen als ze er niet zijn.’

De meeste ouders in onze groepen hebben nooit de gelegenheid gehad de resultaten van hun strenge opvoeding kritisch te bekijken. Men denkt dat het zo hoort; dat dit de manier is om gezag te gebruiken. Er is echter een wezenlijk verschil tussen gezag hebben en macht uitoefenen. Gezag krijgt men altijd over iemand op basis van kennis, ervaring, functie en dergelijke. Ook kinderen verlenen hun ouders gezag. Niemand vraagt erom dat er macht tegen hen gebruikt wordt.

Wie zich realiseert welke schadelijke gevolgen methode I kan hebben, is meestal bereid deze waarheid onder ogen te zien. Tenslotte zijn ouders ook eens kinderen geweest die dezelfde gewoonten hadden aangeleerd om om te gaan met de macht van hún ouders.

WAAROM METHODE II NIET DOELTREFFEND IS

Wat gebeurt er met kinderen die opgroeien in een gezin waar zíj meestal winnen en hun ouders verliezen? Wat voor uitwerking heeft het op kinderen als zij meestal hun zin krijgen? Het is duidelijk dat deze kinderen anders zullen zijn dan kinderen uit gezinnen waar vooral methode I wordt gebruikt voor het oplossen van conflicten. Kinderen die mogen doen wat ze willen zijn meestal niet zo opstandig, afhankelijk, onderdanig of teruggetrokken. Ze hebben geen manieren hoeven te ontwikkelen om met ouderlijke macht om te gaan. Methode II zet het kind aan zíjn macht over zijn ouders te gebruiken, ten koste van hen.

Deze kinderen leren op het juiste moment opstandig te worden om de ouder naar hun hand te zetten, om de ouder zich schuldig te doen voelen, om gemene, vernederende dingen tegen hun ouders te zeggen. Zulke kinderen zijn vaak wild, onbeheerst, onhandelbaar en impulsief. Ze hebben geleerd dat hun behoeften belangrijker zijn dan de verlangens van wie ook. Ze missen ook de innerlijke beheersing over hun gedrag en worden uiterst egocentrisch en veeleisend.

Deze kinderen hebben dikwijls geen enkel respect voor andermans eigendommen of gevoelens. Het leven is voor hen hebben, hebben, hebben en nemen, nemen, nemen. ‘Ik’ komt op de eerste plaats. Dergelijke kinderen zijn zelden coöperatief of behulpzaam.

In de relatie met leeftijdgenoten hebben deze kinderen vaak ernstige moeilijkheden. Andere kinderen houden niet van verwende kinderen; ze vinden het vervelend om met ze om te gaan. Kinderen uit gezinnen waar methode II prevaleert, zijn zo gewend hun zin te krijgen bij hun ouders dat ze dat ook willen in de omgang met andere kinderen.

Op school hebben ze vaak aanpassingsmoeilijkheden, omdat de school nu eenmaal een instelling is die voornamelijk op methode I is gebaseerd. Kinderen die gewend zijn aan methode II krijgen het zwaar te verduren als ze voor het eerst naar school gaan en ontdekken dat de meeste leerkrachten tijdens hun opleiding hebben geleerd conflicten op te lossen met methode I.

Het ernstigste effect van methode II is waarschijnlijk het feit dat kinderen zich vaak erg onzeker gaan voelen omtrent de genegenheid van hun ouders. Dit is een zeer begrijpelijke reactie als we bedenken hoe moeilijk het voor ouders is liefde en acceptatie te blijven voelen voor een kind dat gewoonlijk zijn zin krijgt ten koste van de ouder. In methode I-gezinnen is de wrok gericht van het kind naar de ouders, in methode II-gezinnen van de ouders naar het kind. Het methode II-kind voelt dat zijn ouders dikwijls verontwaardigd, geïrriteerd en boos zijn. Als hij later van zijn leeftijdgenoten en waarschijnlijk ook andere volwassenen dezelfde boodschappen krijgt, is het niet verwonderlijk dat hij zich onbemind gaat voelen, omdat hij, inderdaad, vaak niet geliefd is.

Hoewel sommige onderzoeken hebben aangetoond dat kinderen uit methode II-gezinnen waarschijnlijk creatiever zijn dan die uit methode I-gezinnen, betalen ouders een hoge prijs voor het hebben van creatieve kinderen: meestal kunnen ze hun eigen kinderen niet uitstaan.

In een methode II-gezin zijn de ouders het slachtoffer. Zij zeggen bijvoorbeeld:

‘Hij krijgt meestal zijn zin, er is geen land met hem te bezeilen.’

‘Ik zal blij zijn als alle kinderen naar school zijn, zodat ik een beetje rust krijg.’

‘Ik vind het ouderschap heel zwaar. Je moet altijd voor ze bezig zijn.’

‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik ze soms niet kan uitstaan. Dan moet ik gewoon even weg.’

‘Ze realiseren zich nooit dat ik ook een leven heb.’

‘Soms – en ik voel me gewoon schuldig als ik het zeg – zou ik ze wel met hun grootouders willen meesturen.’

‘Ik schaam me om ze ergens mee naartoe te nemen of zelfs maar om vrienden uit te nodigen, omdat ze dan die kinderen van me zien.’

Voor methode II-ouders is het ouderschap zelden een genoegen. Het is jammer en verdrietig kinderen groot te moeten brengen van wie je niet kunt houden of met wie je niet graag omgaat.

NOG MEER PROBLEMEN DIE VERBONDEN ZIJN MET METHODE I EN II

Er zijn maar weinig ouders die uitsluitend methode I of methode II gebruiken. In veel gezinnen zal de ene ouder bijna uitsluitend methode I toepassen, waar de ander meer geneigd is methode II te gebruiken. Er zijn bewijzen dat kinderen uit dit soort gezinnen nog meer kans lopen ernstige emotionele problemen te krijgen. Misschien is inconsistentie nog wel schadelijker dan een extreem vasthouden aan een van beide methoden.

Sommige ouders beginnen met methode II, maar als het kind ouder wordt, en derhalve zelfstandiger en ondernemender, gaan ze geleidelijk over op methode I. Kennelijk kan het voor het kind schadelijk zijn eraan gewend te raken dat hij altijd zijn zin krijgt om dan plotseling het omgekeerde te ervaren. Andere ouders beginnen met methode I en gaan dan gaandeweg methode II toepassen. Dat komt vooral veel voor bij ouders met een kind dat al jong verzet biedt en rebelleert tegen het ouderlijk gezag. Geleidelijk aan geven de ouders de moed op en beginnen te zwichten voor het kind.

Ook zijn er ouders die bij hun eerste kind methode I toepassen en bij het tweede omzwaaien naar methode II, in de hoop dat het dan beter gaat. In deze gezinnen komt het voor dat het eerste kind een enorme rancune toont ten opzichte van het tweede kind, omdat deze zich dingen kan permitteren die het eerste kind nooit mocht. Soms denkt zo’n kind dan het bewijs te hebben dat zijn ouders veel meer van het tweede kind houden.

Het meest voorkomende patroon is dat de ouders het kind tijdenlang overal zijn zin in geven, tot zijn gedrag zo onuitstaanbaar wordt dat zij zonder overgang methode I gaan gebruiken. Dan gaan ze zich schuldig voelen en vallen ze van lieverlee weer terug op methode II en dan begint alles weer van voren af aan. Een van de ouders wist dit duidelijk uit te drukken:

‘Ik voed mijn kinderen in vrijheid op, totdat ik ze niet meer uit kan staan. Dan ga ik ineens de baas spelen, totdat ik mezelf niet meer kan uitstaan.’

Soms zitten ouders echter helemaal vast aan methode I of methode II. Door overtuiging of gewoonte kan iemand aanhanger zijn van methode I. Door ervaring komt hij er dan achter dat deze methode niet zo goed werkt en hij zal zich misschien zelfs schuldig voelen omdat hij die methode gebruikte. Hij vindt het helemaal niet leuk om streng en dominant te zijn, of om te straffen. Toch kent hij maar één alternatief, en dat is methode II, waarbij het kind zijn zin krijgt. Intuïtief weet deze ouder dat dat niet beter is, of misschien wel slechter. Dus houdt hij vast aan methode I, zelfs als blijkt dat het zijn kinderen benadeelt of dat de relatie verslechtert.

De meeste methode II-ouders spelen niet graag de baas omdat ze uit principe tegen het gebruik van macht bij kinderen zijn. Misschien ook staat hun karakter hun niet toe de nodige kracht te gebruiken of misschien kunnen ze niet tegen ruzie. Er zijn mensen die methode II gemakkelijker vinden omdat ze bang zijn voor conflicten met hun kinderen. (Meestal zijn ze ook bang voor conflicten met andere mensen.) Zulke ouders proberen tot iedere prijs de vrede te bewaren. Ze nemen niet het risico hun kinderen ergens toe te dwingen, ze geven de moed op of onderwerpen zich.

Het dilemma van bijna alle ouders schijnt te zijn dat ze vastzitten aan of methode I of methode II, of weifelen tussen de twee omdat ze geen ander alternatief kennen voor deze twee ineffectieve win-verliesmethoden. De meeste ouders weten goed welke methode ze het meest gebruiken. Ze realiseren zich ook dat beide methoden niet effectief zijn. Het is alsof ze weten dat ze in de problemen zitten, welke methode ze ook gebruiken, maar ze weten niet hoe ze het anders moeten doen.