11
De geen-verliesmethode voor het oplossen van conflicten
Voor ouders die vastzitten in een van de twee win-verliesmethoden waar macht aan te pas komt, is het een openbaring als ze horen dat er een alternatief is. Ouders voelen zich vrijwel zonder uitzondering opgelucht als ze leren dat er nog een derde methode is. Hoewel de methode gemakkelijk te begrijpen is, hebben de ouders wel training, oefening en begeleiding nodig om er vaardigheid in te krijgen.
Dit alternatief is de geen-verliesmethode voor het oplossen van conflicten: er is niemand die verliest, beide partijen boeken zelfs winst. Wij noemen het methode III. Het is een nieuw model voor het oplossen van conflicten tussen ouder en kind, maar deze methode wordt ook elders toegepast. Echtparen gebruiken de methode vaak om hun meningsverschillen op te lossen door samen iets overeen te komen waarmee beiden het eens zijn. Zakenrelaties gebruiken de methode om overeenstemming te bereiken bij hun veelvuldige conflicten. Vakbonden en directies van bedrijven gebruiken haar om te onderhandelen over contracten waar beide organisaties zich volgens de overeenkomst aan zullen houden. Talloze juridische conflicten worden opgelost doordat zonder tussenkomst van de rechter een schikking wordt getroffen door middel van methode III waarin beide partijen zich kunnen vinden.
Methode III wordt veel toegepast om conflicten op te lossen tussen twee mensen die evenveel of vrijwel evenveel macht hebben. Als er tussen twee mensen weinig of geen verschil in macht bestaat, zijn er logische en vanzelfsprekende redenen waarom ze geen van beiden proberen macht te gebruiken om de conflicten op te lossen. Een methode gebruiken die gestoeld is op macht als er geen machtsvoordeel bestaat, is gewoon dom; zo iemand zou uitgelachen worden.
Stel je een echtpaar voor waarbij de vrouw tegen haar man zegt: ‘Ik heb besloten dat jij nu moe bent en gaat slapen.’ De man zal ongetwijfeld antwoorden: ‘Ik heb besloten dat ik nog een tijdje opblijf.’ Of een man die tegen zijn vrouw zegt: ‘Ik heb besloten dat jij nu Chinees gaat halen en anders krijg je morgen de auto niet.’
In zo’n situatie is het gebruik van methode I nogal dwaas. Mensen die een gelijke of vrijwel gelijke hoeveelheid macht hebben, dus een relatie op voet van gelijkheid, zullen zelden proberen methode I te gebruiken.
Als ze het bij gelegenheid toch proberen, zal de andere partij in ieder geval niet toestaan dat het conflict op die manier opgelost wordt. Maar als iemand denkt of zeker weet dat hij meer macht heeft dan de ander, kan hij in de verleiding komen om methode I te gebruiken. Als de ander dan ook inderdaad gelooft dat de eerste meer macht heeft, kan hij bijna niet anders dan zich onderwerpen, tenzij hij besluit zich te verzetten en te vechten met de macht die hij denkt te bezitten.
Het is dus wel duidelijk dat methode III een methode is waar geen macht aan te pas komt – of beter gezegd: het is een methode waarbij beide partijen winst boeken en in ieder geval geen verlies lijden. Conflicten worden zodanig opgelost dat beide partijen winnen, omdat de oplossing voor beide acceptabel is. Het is het oplossen van conflicten door wederzijdse acceptatie van de uiteindelijke oplossing. In dit hoofdstuk wordt de werking beschreven en in de twee volgende hoofdstukken de problemen die ouders hebben met het accepteren en in praktijk brengen van deze methode. Allereerst een korte omschrijving van methode III:
Ouder en kind bevinden zich in een behoefteconflict. De ouder vraagt het kind om samen met hem naar een oplossing te zoeken die voor beiden aanvaardbaar zal zijn. Beiden kunnen ze mogelijke oplossingen voorstellen. Deze worden dan kritisch bekeken en uiteindelijk beslissen ze samen welke eindoplossing voor beiden acceptabel zou zijn. Nadat er een oplossing is gekozen, hoeft de een geen moeite meer te doen de ander naar zijn kant over te halen, omdat ze beiden de oplossing hebben aanvaard. Er is dus geen macht nodig om iemand ergens toe te dwingen, omdat geen van beiden zich tegen de beslissing verzet.
Terug naar het eerder beschreven televisieprobleem. Volgens het verslag van de ouder werd het met methode III als volgt opgelost: Joke zet de tv aan en gaat kijken naar een muziekprogramma.
Vader: Joke, ik wil graag straks de andere zender op voor het journaal.
Joke: Nee, dat wil ik niet. Ik vind dit leuk om naar te kijken.
Vader: O, dat vind ik wel vervelend. Ik wilde graag even het nieuws zien.
Joke: Ja, maar ik moet hier echt naar kijken!
Vader: Is het zo belangrijk voor je om nu te kijken?
Joke: Ja, want straks komt er een optreden van mijn favoriete popgroep.
Vader: Is het belangrijk voor je om dat te zien?
Joke: Nou, iedereen kijkt ernaar. Morgen willen we gaan oefenen om ze na te doen met alle pasjes en zo.
Vader: Je wilt het graag zien om de pasjes te kunnen leren.
Vader: Ja, dan hebben we wel een probleem. Jij wilt graag het programma zien, maar ik zit er wel mee dat ik dan het journaal mis. Kunnen we dit niet oplossen?
Joke: Nou, kun je niet later op de avond kijken?
Vader: Dat is een idee. Alleen wil ik vanavond nog wat werken, dus dat wordt voor mij ook lastig.
Joke: Zal ik het anders opnemen?
Vader: Ik vind het prima. Zou dat voor jou ook oké zijn?
Joke: Ja, wel prima eigenlijk, dan kan ik ’t net zo vaak zien tot ik de pasjes kan! Vader: Gebruik mijn laptop maar even.
Joke: Ik zal de tv snel omzetten, anders mis je het journaal nog.
Wat gebeurde hier nou? Joke en haar vader kwamen kennelijk tot een oplossing die voor beiden acceptabel was. En nog in vrij korte tijd ook. Er kwam geen macht aan te pas, bij de vader noch bij Joke. En ten slotte gingen ze als vrienden uiteen. Vader bood aan zijn laptop uit te lenen en Joke zette snel de tv om zodat haar vader het journaal niet zou missen. Omdat aan hun eigen behoeften was voldaan, voelden ze ruimte om op elkaar te letten en naar elkaars behoeften te kijken.
Hierna volgt nog een probleem van het soort dat de meeste ouders wel kennen en dat volgens methode III wordt opgelost. We hoeven je niet te vertellen hoe het probleem zou worden aangepakt volgens methode I of methode II. De meeste ouders weten maar al te goed hoe zonder resultaat de win-verliesgevechten zijn over het opruimen en netjes houden van de kamer van een kind. Volgens het verslag van een van de moeders, die de training Effectief Communiceren met Kinderen helemaal had gevolgd, gebeurde het volgende:
Moeder: Ellie, ik heb er meer dan genoeg van om altijd te moeten praten over je kamer. Je kleren liggen op de grond en als ik de was wil doen moet ik eerst uitzoeken wat vies is en wat schoon. Dat vind ik heel frustrerend en het kost me zeeën van tijd.
Ellie: Sorry hoor, maar ik heb geen tijd om schoon te maken of om op te ruimen. Ik moet naar voetbaltraining, heb huiswerk en… ik doe het volgens jou toch nooit goed genoeg.
Moeder: Oké, dus jij hebt ’t druk, en ik heb geen zin meer om voor jouw kamer te zorgen. Zullen we eens iets proberen wat ik op de cursus geleerd heb? We kunnen een oplossing zoeken waar we het allebei helemaal mee eens zijn. Doe je mee?
Ellie: Ik wil het wel proberen, maar het komt er toch op neer dat ik mijn kamer op orde moet houden.
Moeder: Nee, ik stel voor dat we een oplossing zoeken waar we allebei mee kunnen leven, dus niet alleen ik.
Ellie: Nou… jij vindt koken vervelend en schoonmaken leuk. En ik vind schoonmaken vervelend en koken leuk. Als ik nou eens twee keer per week kook en jij een of twee keer per week mijn kamer opruimt?
Moeder: Denk je echt dat dat gaat lukken?
Ellie: Ja, ik denk het wel!
Moeder: Oké, laten we het dan maar proberen. Zet je dan ook de vaat in de afwasmachine?
Ellie: Natuurlijk.
Moeder: Fantastisch! Dan wordt je kamer tenminste schoongemaakt en is de was sneller voor elkaar.
Deze twee voorbeelden voor het oplossen van conflicten laten een belangrijk aspect zien, dat niet altijd direct begrepen wordt. Door methode III te gebruiken zullen er in verschillende gezinnen ook verschillende oplossingen voor hetzelfde probleem ontstaan. Het is een manier om een oplossing te vinden die voor zowel ouder als kind acceptabel is. Het is geen methode om een pasklare oplossing te vinden die het ‘best’ is voor alle gezinnen. Bij het televisieprobleem zou een ander gezin met methode III misschien op het idee gekomen zijn dat Joke bij de buren of een vriendin zou gaan kijken. In weer een ander gezin zou vader naar het nieuws later hebben gekeken of Joke naar het muziekprogramma via Uitzending gemist hebben gekeken. Om dit soort problemen te voorkomen zou een gezin ook kunnen besluiten een tweede tv of laptop aan te schaffen.
Veel boeken die handelen over de opvoeding zijn oplossingsgericht. Ouders wordt aangeraden om een bepaald probleem bij de opvoeding op te lossen volgens een soort standaard-recept dat door deskundigen is samengesteld. Zo kregen ouders de beste oplossingen voor problemen over het naar bed gaan, voor problemen met kinderen die zitten te treuzelen aan tafel, voor het televisieprobleem, voor het kamer-opruimprobleem, de karweitjes die gedaan moeten worden en ga zo maar door.
Bij Effectief Communiceren met Kinderen hoeven ouders slechts één enkele methode aan te leren voor het oplossen van conflicten, een methode die bruikbaar is met kinderen van alle leeftijden. Met die benadering zijn er geen oplossingen die het ‘best’ zijn voor alle of zelfs maar de meeste gezinnen. Een oplossing die voor het ene gezin de beste is – acceptabel voor die bepaalde ouder en dat kind – hoeft nog niet de beste te zijn voor een ander gezin.
In het volgende voorbeeld werd in een gezin met methode III een conflict opgelost betreffende de verzorging van een konijn. Een moeder vertelde het volgende:
‘Guus van zeven jaar heeft een konijn. Het beestje staat buiten in de tuin en heeft elke dag water en eten nodig. Het gebeurt nogal eens dat Guus zijn konijn vergeet. Ik vind dat zielig, want het is afhankelijk en zit dan te wachten. Dus vraag ik Guus bijna dagelijks of hij zijn konijn al verzorgd heeft. Soms is dat gebeurd en soms niet. Als ik Guus zeg het beest nu meteen eten te geven, reageert hij vaak boos en geïrriteerd en zegt: “Dat doe ik zo wel.” Zo roept de verzorging van het konijn regelmatig wederzijdse irritatie op.
Voor de oplossing van dit probleem werd methode III gebruikt. Zelf wilde ik graag dat het konijn dagelijks verzorgd werd en dat ik mij daar geen zorgen over hoefde te maken. Toen ik naar Guus luisterde, kwam naar voren dat hij de verzorging een hele klus vond en de zorg graag wilde delen. Hierover zijn we gaan brainstormen en onder andere de volgende oplossingen kwamen naar voren:
1. het konijn weggeven;
2. de buurman vragen het konijn te verzorgen tegelijkertijd met het zijne;
3. de ouders gaan de zorg overnemen;
4. Guus gaat het konijn delen met zijn zus, die het beest dan ook voor een deel gaat verzorgen;
5. het konijn binnenzetten en pas naar buiten als hij eten heeft gekregen;
6. het konijn naar de kinderboerderij brengen;
7. het konijn ruilen voor een hamster;
8. Guus zorgt er alleen in de weekeinden en vakanties voor en niet elke dag voor schooltijd;
9. Guus kan er geld mee verdienen als hij het uit zichzelf doet;
10. moeder zal er nooit meer naar vragen, zelfs niet als het konijn honger heeft.
Na het evalueren van de oplossingen kwam het volgende eruit: Guus zal nog vier dagen voor zijn konijn zorgen, vader gaat het één dag doen en ik doe het samen met mijn dochter ook één dag. Er zal hiervoor een schema gemaakt worden waarop aangekruist wordt wanneer het konijn eten heeft gehad, zodat ik dat kan zien.
Op de dagen dat Guus voor zijn konijn zou zorgen, deed hij dat meteen ’s morgens zodat hij een kruis kon zetten als het gedaan was. Hij lette er zelfs op of wij het wel deden. Na een maand ging Guus ook op de andere dagen als hij niet aan de beurt was om het konijn eten te geven en de lijst aan te kruisen. Dit gebeurde spontaan. Na drie maanden was de lijst niet meer nodig. Het ritme zat er bij Guus in en het konijn kreeg elke dag zijn eten zonder dat ik mij zorgen hoefde te maken.’
Methode III is dus een methode waarmee iedere ouder en ieder kind op hun eigen manier elk conflict dat ze met elkaar hebben kunnen oplossen door eigen, unieke oplossingen te zoeken die voor beiden acceptabel zijn.
Niet alleen blijkt deze methode een veel realistischer benadering in de opvoeding te zijn, het vereenvoudigt ook de taak ouders tot effectief ouderschap op te leiden. Nu er een methode is waarmee de meeste ouders kunnen leren conflicten op te lossen, kan gewerkt worden aan preventieve cursussen voor jonge en toekomstige ouders. Effectief ouderschap aanleren is misschien toch niet zo ingewikkeld als men gedacht heeft.
WAAROM METHODE III ZO EFFECTIEF IS
HET KIND WORDT
GEMOTIVEERD OM
DE OPLOSSING IN PRAKTIJK TE BRENGEN
Het oplossen van conflicten volgens methode III heeft tot gevolg dat het kind veel gemotiveerder is om te doen wat er besloten is, omdat het participatieprincipe hier een rol speelt. Iemand zal veel meer gemotiveerd zijn om te doen wat er besloten is als hij aan de besluitvorming heeft meegewerkt dan om een besluit uit te voeren dat hem door een ander is opgedrongen. Dit is het verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie.
De validiteit van dit principe is keer op keer bewezen door experimenten in het bedrijfsleven. Als de werknemers zeggenschap hebben gehad bij het nemen van een besluit, voeren ze dat besluit met meer motivatie uit dan een besluit dat door de bedrijfsleiding eenzijdig genomen is. En leidinggevenden die hun teamleden een hoge mate van participatie toestaan bij zaken die henzelf betreffen, behouden een hoge productiviteit, een hoge mate van voldoening in het werk en een hoog moreel, en er is dan weinig verloop.
Hoewel methode III geen garantie geeft dat kinderen altijd met veel plezier de oplossing ten uitvoer brengen die voor een bepaald conflict is overeengekomen, vergroot ze de mogelijkheid dat ze dat wel zullen doen. Kinderen hebben het gevoel dat een beslissing volgens methode III ook hún beslissing is. Ze hebben bijgedragen tot de oplossing en voelen zich ook verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. Ook reageren ze gunstig op het feit dat hun ouders niet geprobeerd hebben hun zin door te drijven. Oplossingen die met methode III bereikt zijn, zijn vaak het idee van het kind zelf. Natuurlijk vergroot dit zijn behoefte om te zorgen dat het werkt.
Een ouder gaf het volgende voorbeeld van conflictoplossing volgens methode III: Wilbur, een jongetje van vierenhalf, wilde niet met zijn moeder mee naar een stel vriendinnen van haar. Een van die vriendinnen had een dochtertje, Sara, dat veel met Wilbur speelde. Wilbur verzette zich hevig en zijn moeder was stomverbaasd.
Moeder: Je wilt niet mee naar Sara.
Wilbur: Nee.
Moeder: Je hebt echt geen zin om te gaan, hè? Vind je iets daar niet leuk? Wilbur: Ja, Vanessa. (Vanessa is het oudere zusje van Sara.)
Moeder: Maak je je druk om Vanessa?
Wilbur: Ja. Ik ben bang dat ze me schopt en slaat. Daarom wil ik niet.
Moeder: Je bent bang dat Vanessa je pijn zal doen en daarom wil je liever thuisblijven.
Wilbur: Ja.
Moeder: Dat is dan wel een probleem. Ik wil heel graag met mijn vriendinnen praten. Maar jij wilt niet vanwege Vanessa. Wat kunnen we hieraan doen?
Wilbur: Thuisblijven.
Moeder: Dat zou ik weer niet leuk vinden. Waarom blijf je niet bij me als we daar zijn? Dan hoef je niet met Vanessa te spelen.
Wilbur: Eh… wacht… ik weet het! Ik weet wat ik kan doen om te zorgen dat Vanessa me niet slaat! (Hij rent naar zijn kamer en komt terug met een carnavalsmasker van een spook.) Zo is ze bang voor me en slaat ze niet!
Moeder: Zo durf je wel mee.
Wilbur: Ja, en dan pak ik ook nog mijn ridderhelm en schild en zwaard! Mogen die ook mee?
Dit voorval toont aan hoe sterk een kind gemotiveerd kan zijn om een beslissing kracht bij te zetten en uit te voeren als hij bij de besluitvorming betrokken was. Bij het nemen van een beslissing volgens methode III schijnen kinderen het gevoel te hebben dat ze zich ergens toe verplichten: ze hebben een deel van zichzelf in het oplossen van het probleem gelegd. Ook de ouder laat merken dat hij erop vertrouwt dat het kind zich aan de afspraak houdt. Als kinderen voelen dat men hen vertrouwt, zullen ze zich ook veel betrouwbaarder gedragen.
MEER KANS OP EEN KWALITEITSOPLOSSING
Behalve dat er oplossingen uit voortkomen die meer kans hebben geaccepteerd en uitgevoerd te worden, zal methode III veel meer dan methode I en II oplossingen geven van een hogere kwaliteit. Het zijn creatieve oplossingen die voor zowel ouders als kind goed zijn en waar geen van beiden uit zichzelf op gekomen zou zijn. De manier waarop het kameropruimprobleem opgelost werd in het gezin waarvan de dochter een deel van de kooktaak op zich nam, illustreert hoe enorm creatief een oplossing kan zijn. Zowel moeder als dochter gaf toe dat ze zich over de uiteindelijke oplossing verbaasde.
Een andere oplossing van hoge kwaliteit ontstond in een gezin dat methode III gebruikte om een conflict op te lossen tussen de ouders en hun twee dochtertjes over het eten van een toetje. De tweeling van vijf jaar likten hun bakjes met vla en yoghurt altijd met hun vingers leeg. Het toetje zat daarna op hun neus of wangen of in hun haar en de vla van hun vingers kwam aan hun kleding, de stoelen en het tafelkleed. Een gewone ik-boodschap werkte niet. De meisjes zetten hun gedrag voort. Daarom werd methode III gebruikt. Als gezamenlijke oplossing werd ervoor gekozen dat de kinderen één keer in de week hun toetje in de badkamer zouden eten. Daarna konden ze meteen onder de douche. Het werd een leuke familiebelevenis waar men veel plezier mee had. Natuurlijk werkt dit alleen in gezinnen waarbij alle partijen instemmen met de oplossing.
DOOR METHODE III ONTWIKKELEN KINDEREN
HUN DENKVERMOGEN
Methode III stimuleert kinderen – verlangt in feite van ze – om na te denken. De ouder seint naar het kind: ‘We hebben een conflict, laten we er samen eens over nadenken; laten we samen naar een oplossing zoeken.’ Methode III is zowel voor de ouder als het kind een intellectuele oefening in redenering. Het is bijna als een moeilijke puzzel en men moet er op dezelfde manier ‘goed over nadenken’ of het ‘uitpuzzelen’. Onderzoek zou kunnen aantonen of kinderen uit methode III-gezinnen hun geestelijke vermogens beter ontwikkelen dan kinderen uit gezinnen waar methode I of II gebruikt wordt.
MINDER VIJANDIGHEID — MEER LIEFDE
Ouders die methode III consequent gebruiken, vertellen doorgaans dat hun kinderen veel minder verdedigend reageren. Dat is niet verwonderlijk, want waar twee mensen het eens zijn over een oplossing ontstaat er zelden weerstand of wrok. Als ouder en kind een conflict ‘doorgewerkt’ hebben, hebben ze het gevoel veel dichter tot elkaar te zijn gekomen. Ze vinden het niet alleen fijn dat het conflict uit de wereld is, maar ze vinden het beiden fijn dat ze niet verloren hebben. Ten slotte stelt ieder van beiden de bereidheid van de ander op prijs rekening te houden met zijn behoeften en zijn (gerechtvaardigde) eisen te respecteren. Op deze manier versterkt en verdiept methode III een relatie.
Veel ouders vertelden dat direct nadat een conflict is opgelost er een speciaal soort plezierige stemming heerst. Er wordt gelachen, men geeft uitdrukking aan zijn gevoelens voor elkaar en er wordt meer geknuffeld. Zulke uitingen van plezier en genegenheid blijken uit het volgende fragment van een bandopname van een gesprek met een moeder, haar twee dochters en een zoon, alle drie in de tienerleeftijd. Het gezin had net een weekend achter de rug waarin diverse conflicten waren opgelost met methode III:
Anna: We kunnen nu veel beter met elkaar opschieten, we vinden elkaar aardig.
Gespreksleider: Je voelt dus dat er een verschil is in je hele houding, de manier waarop jullie over elkaar denken.
Wilma: Ja, ik houd nu echt van ze. Ik heb respect voor mama en ik vind Theo ook aardig; over het geheel genomen denk ik er nu veel beter over.
Gespreksleider: Je vindt het dus eigenlijk fijn dat je bij ze hoort?
Theo: Ja, ik vind ons een geweldig stel.
Een moeder schreef, een jaar nadat ze een training had gedaan, het volgende:
‘De veranderingen in de relaties in ons gezin zijn klein geweest, maar heel echt. Vooral de oudere kinderen zijn blij met deze veranderingen. Er hing een soort “emotionele mist” in huis – een kritische houding, gevoelens van verontwaardiging en vijandigheid, maar ingehouden, tot iets een explosie zou veroorzaken. Sinds we de oudercursus hebben gedaan en onze nieuwe vaardigheden met de kinderen zijn gaan delen, is die “mist” verdwenen. De lucht is weer helder en blijft dat ook. Er zijn geen spanningen in huis behalve die welke nodig zijn om het dagelijks leven aan te kunnen. We handelen de problemen af op het moment dat ze ontstaan en we proberen allemaal ontvankelijk te zijn voor de gevoelens van zowel anderen als van onszelf. Mijn zoon van achttien zegt dat hij de spanning bij vrienden thuis kan voelen en hij vertelt hoe prettig hij het vindt dat er bij ons geen spanningen meer zijn. En omdat we vrijuit met elkaar kunnen praten, staan de kinderen open voor mijn waarden en mijn opvattingen over het leven. En hun ideeën zijn voor mij van grote waarde.’
ER IS MINDER DOORZETTINGSVERMOGEN NODIG
Methode III vereist veel minder inspanning, want zodra de kinderen hebben ingestemd met een acceptabele oplossing, doen ze gewoonlijk wat er besloten is, al was het maar omdat ze het fijn vinden dat ze niet gedwongen zijn een oplossing te accepteren die verlies inhoudt.
Bij methode I is erg veel doorzettingsvermogen nodig, omdat de oplossing van de ouders voor het kind vaak niet aanvaardbaar is. Hoe minder acceptabel een oplossing is voor degene die hem moet uitvoeren, hoe meer doorzettingsvermogen er nodig is: men moet zeuren, vleien, herinneren, controleren enzovoort. Een vader gaf hier als volgt uiting aan:
‘Bij ons thuis was er op zaterdagmorgen altijd ruzie. Iedere zaterdag weer moest ik met de kinderen strijd leveren over de taken die ze in en rond het huis hadden. Het was altijd hetzelfde liedje: een flinke ruzie, boosheid en nukkige gezichten. Toen we methode III gingen gebruiken om het takenprobleem op te lossen, leek het wel of de kinderen uit zichzelf gingen doen wat er van hen verwacht werd. Ze hoefden er niet aan herinnerd te worden en wij hoefden ze niet aan te sporen.’
METHODE III ELIMINEERT DE NOODZAAK VAN MACHT
Bij de geen-verliesmethode is het niet nodig – voor de ouder noch voor het kind – om macht te gebruiken. Waar bij methode I en II een machtsstrijd ontstaat, vraagt methode III om een heel andere houding. Ouder en kind bestrijden elkaar niet, maar werken samen aan een gemeenschappelijke taak. Zodoende worden kinderen niet gedwongen allerlei methoden te ontwikkelen om zich te verzetten tegen de macht van de ouders.
Bij methode III respecteren de ouders de behoeften van het kind. Maar ze vergeten hun eigen behoeften daarbij niet. Met deze methode vertelt de ouder het kind: ‘Ik respecteer je behoeften en jouw recht om die behoeften te vervullen, maar ik heb mijn eigen behoeften en tevens het recht om ook daaraan te voldoen. Laten we dus een oplossing zoeken die voor ons beiden acceptabel is. Op die manier komen we tegemoet aan jouw behoeften en tevens aan die van mij. Niemand verliest – we winnen allebei.’ Een zestienjarig meisje kwam op een avond thuis en zei tegen haar ouders:
‘Weet je, ik vind het gewoon raar dat al mijn vrienden steeds maar praten en zeuren over hun ouders en hoe onredelijk die wel zijn. Ze praten er steeds over dat ze kwaad op hen zijn en dat ze een hekel aan hen hebben. Ik sta er maar zo’n beetje bij zonder iets te zeggen, want ik voel dat helemaal niet zo, absoluut niet. Iemand vroeg me waarom ik geen hekel aan mijn ouders had, wat er bij ons zo anders was. Ik wist eerst niet wat ik moest zeggen, maar toen ik erover had nagedacht, vertelde ik dat je bij ons thuis weet dat je nergens toe gedwongen wordt door je ouders. Je hoeft niet bang te zijn dat ze iets van je zullen eisen of je zullen straffen. Je hebt altijd het gevoel dat je in ieder geval een kans hebt.’
Ouders die de training volgen, hebben vrij snel door hoe belangrijk het is om een gezin te hebben waaruit macht kan worden geweerd. Ze zien wat voor stimulerends eruit voortvloeit, namelijk de kans kinderen groot te brengen die geen moeite hoeven te doen om allerlei schadelijke, defensieve afweermechanismen aan te leren.
Die kinderen hebben minder de behoefte gedragspatronen te ontwikkelen die gebaseerd zijn op verzet en opstandigheid (er is niets om je tegen te verzetten of opstandig over te zijn). Het is niet nodig dat ze leren zich te onderwerpen en passief te schikken (er is geen autoriteit om je aan te onttrekken of voor te zwichten). Ze hoeven zich niet terug te trekken en te ontsnappen (er is niets om je voor terug te trekken of aan te ontsnappen). Het is niet nodig dat ze wraak nemen of hun ouders kleineren (de ouders proberen niet te winnen door hun geestelijk overwicht te gebruiken).
DOOR METHODE III KOMEN DE WERKELIJKE PROBLEMEN NAAR BOVEN
Met methode I missen de ouders vaak de kans om te ontdekken wat er nu eigenlijk aan de hand is met het kind. Ouders die snel met overhaaste oplossingen komen en dan hun macht gebruiken om die oplossing door te drijven, geven het kind niet de kans te vertellen wat er eigenlijk aan de hand is en wat de reden is dat ze zich op een bepaalde manier gedragen. Methode I weerhoudt de ouders ervan op zoek te gaan naar de oorzaak van het probleem, en laat hen niet iets wezenlijkers bijdragen aan de groei en ontwikkeling van hun kind.
Methode III brengt echter een kettingreactie op gang. Het kind krijgt de gelegenheid in te gaan op het werkelijke probleem dat hem ertoe brengt zich op een bepaalde manier te gedragen. Als het echte probleem eenmaal blootligt, blijkt een gepaste oplossing vaak als vanzelfsprekend te ontstaan. Methode III is eigenlijk een probleemoplossend proces: over het algemeen geeft het ouder en kind de gelegenheid eerst te definiëren wat het probleem nu eigenlijk is, wat de kans vergroot dat ze uiteindelijk een oplossing vinden voor het echte probleem, niet voor het probleem dat zich in eerste instantie voordeed en dat zo vaak een oppervlakkig of symptomatisch probleem blijkt te zijn. Een goed voorbeeld hiervan is het ‘jassenprobleem’, dat uiteindelijk veroorzaakt bleek te worden doordat het kind bang was op school voor gek te lopen met een lelijke jas. Hier volgen nog enkele voorbeelden.
Scott van vier wilde plotseling niet meer naar school, hoewel hij er al een paar maanden heen is gegaan. Eerst dwong zijn moeder hem er een aantal ochtenden toe, maar daarna probeerde ze het probleem op te lossen. Ze vertelde dat het maar tien minuten duurde voor ze achter de werkelijke oorzaak was: Scott was bang dat zijn moeder hem niet zou komen ophalen en de tijd die verliep tussen het uitgaan van de school en de komst van zijn moeder kwam hem oneindig lang voor. Hij dacht ook dat zijn moeder hem kwijt wilde, omdat zij hem naar school stuurde.
Moeder vertelde Scott wat haar gevoelens waren: dat ze hem niet kwijt wilde en dat ze het fijn vond als hij thuis was. Maar dat ze de school ook belangrijk vond. Het probleemoplossend proces van methode III bood diverse oplossingen en ze kozen voor het volgende: moeder zou op het schoolplein zijn voor de school uitging, zodat Scott haar kon zien staan. De moeder vertelde dat Scott daarna vrolijk naar school ging en dat hij het vaak over hun afspraak had om te laten zien hoe belangrijk dat voor hem was.
Een dergelijk conflict werd in een ander gezin op weer een andere manier opgelost, omdat tijdens het methode III-proces bleek wat het werkelijke probleem was. In dit gezin wilde Bonnie van vier jaar niet uit bed komen en zich aankleden om naar school te gaan, wat voor het hele gezin iedere morgen weer een probleem was.
Hier volgt een nogal lang, maar prachtig en ontroerend, letterlijk verslag van een opgenomen gesprek, waarin Bonnie en haar moeder tot een creatieve oplossing komen. Dit gesprek illustreert niet alleen hoe tijdens het proces de ouder een onderliggend probleem kan ontdekken, maar ook hoe belangrijk actief luisteren is bij methode III en hoe men met deze methode een algehele acceptatie van de oplossing kan bereiken. Ten slotte wordt haarscherp duidelijk dat bij methode III zowel kinderen als ouders het belangrijk vinden dat de oplossing die samen gevonden wordt ook wordt uitgevoerd.
De moeder had net een probleem opgelost dat alle vier de kinderen betrof. Nu richt ze zich tot Bonnie om een probleem te bespreken dat ze alleen met haar heeft.
Moeder: Bonnie, ik zit met een probleem waar ik met je over wil praten en dat is dat je ’s morgens zo treuzelt met aankleden, waardoor we allemaal erg laat zijn en Theo soms zelfs de bus naar school mist. Ik moet altijd naar boven om je te helpen en dan heb ik geen tijd om het ontbijt klaar te maken; ik moet me voortdurend haasten en tegelijk naar Theo roepen dat hij op moet schieten om de bus te halen. Het is echt een groot probleem.
Bonnie: (heftig) Maar ik wil me ’s morgens niet aankleden.
Moeder: Je hebt dus geen zin om je aan te kleden en naar school te gaan?
Bonnie: Ik wil niet naar school. Ik wil thuisblijven en boekjes kijken als ik helemaal wakker en helemaal aangekleed ben.
Moeder: Blijf je dan liever thuis?
Bonnie: Ja.
Moeder: Blijf je liever thuis om met mij te spelen?
Bonnie: Ja, fijn spelletjes doen en boekjes kijken.
Moeder: Krijg je daar misschien niet genoeg gelegenheid voor?
Bonnie: Nee, ik kan nooit spelletjes doen zoals we met verjaardagen doen, dat doen we op school nooit, we doen op school andere spelletjes.
Moeder: Vind je de spelletjes op school wel leuk?
Bonnie: Niet zo erg… We doen altijd hetzelfde.
Moeder: Eerst vond je ze wel leuk, maar je vindt het niet leuk om altijd dezelfde spelletjes te doen?
Bonnie: Ja, daarom wil ik thuis weleens spelletjes doen.
Moeder: Omdat we dan andere spelletjes doen dan op school en omdat je het niet leuk vindt elke dag hetzelfde te doen?
Bonnie: Ja, ik vind er niets aan om elke dag hetzelfde te doen.
Moeder: Het is veel leuker om eens iets anders te doen, hè?
Bonnie: Ja, ik wil thuis ook weleens dingetjes maken.
Moeder: Maken jullie op school weleens iets?
Bonnie: Nee, we kleuren of verven alleen, of we tekenen.
Moeder: Het lijkt erop dat je het het ergste vindt dat jullie op school steeds hetzelfde doen, is dat zo?
Bonnie: Nou, niet altijd, we doen niet altijd hetzelfde.
Moeder: Doen jullie niet altijd hetzelfde?
Bonnie: (een beetje in de war) Ik doe altijd dezelfde dingen, maar soms leren we iets nieuws, maar dat vind ik niet leuk. Ik wil liever thuisblijven.
Moeder: Vind je het niet leuk om nieuwe dingen te leren?
Bonnie: (ongeduldig) Jawel, maar…
Moeder: Maar je blijft toch liever thuis.
Bonnie: (opgelucht) Ja, ik vind het fijn om thuis te blijven en spelletjes te doen en boekjes te kijken en thuis te zijn en te slapen, als jij maar thuis bent.
Moeder: Alleen als ik thuis ben?
Bonnie: Als jij de hele dag thuisblijft, wil ik ook thuisblijven. Als je weggaat, wil ik wel naar school.
Moeder: Dat klinkt alsof je vindt dat mama niet genoeg thuis is.
Bonnie: Ja, je moet ’s morgens altijd weg om les te geven of ’s avonds.
Moeder: En jij zou willen dat ik niet zoveel wegging?
Bonnie: Ja.
Moeder: Vind je dat je me te weinig ziet?
Bonnie: Iedere avond zie ik Susan, de oppas, als je weg bent…
Moeder: En je zou liever hebben dat ik thuis was.
Bonnie: Ja.
Moeder: En je vindt dat als ik ’s morgens toch thuis ben…
Bonnie: Dan blijf ik ook thuis.
Moeder: Je wilt dus graag thuisblijven om mama te zien.
Bonnie: Ja.
Moeder: Nou, laten we eens kijken. Ik moet soms weg om les te geven. Maar misschien kunnen we er wel wat op bedenken. Weet jij wat?
Bonnie: (aarzelend) Nee…
Moeder: Ik heb bedacht dat we misschien ’s middags meer samen kunnen doen, als Rick slaapt.
Bonnie: (verheugd) Dat zou fijn zijn!
Moeder: Dat lijkt je wel wat.
Bonnie: Ja.
Moeder: Je wilt mama graag een tijdje voor jezelf hebben.
Bonnie: Ja, zonder Ria, Theo en Rick erbij, alleen jij en ik, dan kunnen we spelletjes doen en voorlezen… Maar ik wil niet dat je voorleest, omdat ik dan slaperig word. Als je voorleest… Dat gebeurt altijd…
Moeder: Ja, dat is waar. Dus je wilt liever in plaats van een uurtje slapen… Dat is weer een ander probleem. Je wilt de laatste tijd ook nooit meer slapen ’s middags. Misschien is dat ook helemaal niet meer nodig.
Bonnie: Ik hoef niet te rusten, daar hadden we het helemaal niet over.
Moeder: Dat is waar, daar hadden we het niet over, maar ik dacht dat we in de tijd die je anders zou slapen misschien wat voor onszelf konden doen.
Bonnie: Alleen wij samen…
Moeder: Mm-mm. Misschien hoef je dan ’s morgens niet zo nodig thuis te blijven. Denk je dat we het probleem zo kunnen oplossen?
Bonnie: Ik begrijp helemaal niet wat je bedoelt.
Moeder: Ik zei dat als we ’s middags een paar uur hebben dat we samen kunnen zijn en alleen de dingen doen die jij wilt, en mama echt helemaal niets doet – alleen de dingen die jij wilt –, dat je dan ’s morgens gewoon naar school kunt, als je weet dat we ’s middags tijd hebben voor elkaar.
Bonnie: Ja dat zou ik wel willen. Dan ga ik ’s morgens wel naar school en als het tijd is om te slapen – dan ga jij niet werken. Jij blijft thuis en dan doen we wat ik leuk vind.
Moeder: Dan doen we waar jij zin in hebt en ga ik niet werken.
Bonnie: (heftig) Nee, niet werken.
Moeder: Goed, zullen we dat dan proberen? We beginnen meteen, morgen al.
Bonnie: Oké, maar we moeten het opschrijven, anders vergeet jij het.
Moeder: Als ik het vergeet, moeten we ons probleem opnieuw oplossen.
Bonnie: Ja, maar mam, je moet het opschrijven en op de deur prikken, zodat je het niet vergeet, en het in de keuken opschrijven om eraan te denken, en als ik dan thuiskom uit school vergeet je het niet want dan zie je het briefje, en als je opstaat denk je er ook aan want dan zie je het briefje op de deur.
Moeder: En dan zal ik het niet per ongeluk vergeten en zelf een uurtje gaan rusten of gaan werken in huis.
Bonnie: Ja.
Moeder: Oké, dat is dus een goed idee, ik zal het opschrijven.
Bonnie: Doe het maar vanavond als ik slaap.
Moeder: Goed.
Bonnie: En dan kun je gerust naar je vergadering gaan.
Moeder: Oké, ik geloof dat we het probleem wel opgelost hebben, hè? Bonnie: (helemaal gelukkig) Ja.
Deze moeder, die op zo’n effectieve wijze methode III toepaste om dit vrij algemene en moeilijke probleem op te lossen, vertelde later dat Bonnie ’s morgens niet meer zeurde en treuzelde. Een paar weken later verklaarde Bonnie dat ze liever buiten wilde spelen dan zoveel tijd met haar moeder door te brengen. Hieruit kunnen we leren dat zodra de werkelijke behoeften van een kind ontdekt zijn door het oplossen van een probleem, en er een oplossing gevonden is die past bij die behoeften, het probleem verdwijnt.
KINDEREN BEHANDELEN ALS VOLWASSENEN
Ouders die de geen-verliesmethode – methode III – gebruiken, vertellen het kind daarmee dat ze zijn behoeften ook belangrijk vinden en dat ze erop vertrouwen dat de kinderen op hun beurt ook rekening houden met de behoeften van hun ouders. Op die manier behandelen we kinderen zoals we onze vrienden of onze echtgeno(o)t(e) behandelen. Kinderen vinden het prettig op die manier benaderd te worden omdat ze het fijn vinden vertrouwd te worden en als gelijke te worden behandeld. Methode I behandelt kinderen alsof ze onvolwassen en onverantwoordelijk zijn, zonder enig verstand. Het volgende verhaal is afkomstig van ouders die samen de training volgden:
Vader: Ik wil het eens met je hebben over het naar bed gaan. Elke avond moeten je moeder of ik of wij alle twee achter je aan lopen en zeuren en je soms zelfs dwingen om naar bed te gaan op de gewone tijd, om acht uur. Ik vind dat heel vervelend en ik vraag me af wat je er zelf van vindt.
Laura: Ik vind het niet leuk als je tegen me zeurt… en ik heb geen zin om zo vroeg naar bed te gaan. Ik ben geen kleine meid meer en ik mag best later opblijven dan Sander (twee jaar jongere broer).
Moeder: Jij vindt dat je op dezelfde manier behandeld wordt als Sander en dat vind je dus niet eerlijk.
Laura: Nee, want ik ben twee jaar ouder dan Sander.
Vader: Je vindt dus dat we je ook moeten behandelen als een ouder kind.
Laura: Ja!
Moeder: Misschien heb je wel gelijk. Maar als we jou langer laten opblijven en je dan treuzelt met naar bed gaan, dan ben ik bang dat je erg laat gaat slapen.
Laura: Maar ik zal niet treuzelen, als ik maar iets langer mag opblijven.
Vader: Misschien kun je ons laten zien dat je best wat beter kunt meewerken en dat je dan wat langer mag opblijven.
Laura: Dat is ook niet eerlijk!
Vader: Je vindt het niet eerlijk dat je er wat voor moet doen om langer op te mogen blijven, hè?
Laura: Ik vind dat ik langer mag opblijven omdat ik ouder ben. (Stilte.) Als ik nou eens om acht uur naar bed ging en dan tot halfnegen bleef lezen?
Moeder: Dan zou je dus op de normale tijd in bed liggen, maar het licht zou nog een tijdje kunnen aanblijven en dan kun je nog wat lezen.
Laura: Ja, ik vind het fijn om in bed te lezen.
Vader: Dat lijkt me een goede oplossing, maar wie let er op de tijd?
Laura: Dat zal ik wel doen. Precies om halfnegen doe ik het licht uit.
Moeder: Het lijkt me een uitstekend idee, Laura. Zullen we dat maar eens proberen?
Het resultaat was volgens deze ouder als volgt:
‘Daarna hadden we geen problemen meer met het naar bed gaan. Als Laura’s licht soms na halfnegen nog niet uit was, zei een van ons zoiets als: “Het is halfnegen geweest, Laura, en we hebben afgesproken dat om halfnegen het licht uitgaat.” Ze accepteerde dat soort herinneringen zonder meer. Deze oplossing gaf Laura het idee dat ze al groot was, omdat ze net als haar ouders in bed mocht lezen.’
Vooral het feit dat een ouder kind meer ‘rechten’ heeft dan een jonger kind werd erkend en dat is vaak voldoende om verzet bij het kind weg te nemen.
METHODE III ALS ‘THERAPIE’ VOOR HET KIND
Over het algemeen ontstaan er door methode III veranderingen in het gedrag van een kind die veel lijken op de veranderingen die plaatsvinden bij een behandeling door een psychotherapeut. De methode heeft voor het oplossen van problemen en conflicten dus therapeutische mogelijkheden. Een van de vaders uit onze oudergroepen gaf twee voorbeelden waarbij het gebruik van methode III onmiddellijk ‘therapeutische’ veranderingen teweegbracht bij zijn zoon van vijf:
‘Hij was sterk geïnteresseerd geraakt in geld en nam vaak geld weg van mijn bureau. We hadden een gesprek met hem volgens methode III, waarbij we besloten hem iedere dag tien cent zakgeld te geven. Het resultaat was dat hij geen geld meer wegnam en sindsdien heel consequent geld spaart om dingen die hij graag wil hebben te kopen.’
‘We maakten ons zorgen over de interesse van onze vijfjarige zoon voor agressieve tekenfilms op de televisie, waar hij nachtmerries van kreeg. Een ander programma op dezelfde tijd was vrij leerzaam en niet beangstigend. Hij vond dat ook een leuk programma, maar koos het zelden. In onze methode III-sessie besloten we dat hij de ene avond naar het ene en de andere avond naar het andere programma zou kijken. Het resultaat was dat zijn nachtmerries afnamen en dat hij na verloop van tijd vaker naar het leerzame programma keek dan naar de agressieve tekenfilms.’
Ook andere ouders vertelden over opmerkelijke veranderingen bij hun kinderen nadat ze een tijdlang methode III gebruikt hadden: betere cijfers op school, betere relaties met andere kinderen, meer openheid in het uiten van gevoelens, minder driftbuien, minder tegenzin tegen school, huiswerk wordt beter gedaan, kind wordt zelfstandiger, krijgt meer zelfvertrouwen, is over het algemeen gelukkiger, de eetgewoonten worden beter, en meer van dergelijke verbeteringen waar de ouders blij mee waren.