3

Zo luisteren dat kinderen met je willen praten: de taal van acceptatie

Aan het einde van haar wekelijkse bezoek stond een vijftienjarig meisje op, wachtte even voor ze naar de deur liep en zei tegen me:

‘Het is fijn dat ik nu eens tegen iemand kan praten over wat ik echt voel. Ik heb nooit eerder met iemand over deze dingen gepraat. Met mijn ouders heb ik nooit zo goed kunnen praten.’

En de ouders van een jongen van zestien die het op school niet kon bolwerken, vroegen:

‘Hoe kunnen we Frans zover krijgen dat hij ons in vertrouwen neemt? We weten nooit wat er in hem omgaat. We weten dat hij ongelukkig is, maar we hebben geen idee wat er met hem aan de hand is.’

Een intelligent dertienjarig meisje had, kort nadat ze met twee vriendinnen van huis was weggelopen, het volgende veelzeggende commentaar over de relatie met haar moeder:

‘Het kwam zelfs zover dat we helemaal niet meer met elkaar konden praten, zelfs niet over de kleinste dingetjes… zoals huiswerk. Als ik weleens bang was dat ik een schriftelijke overhoring verpest had en haar vertelde dat ik het niet goed had gedaan, zei ze: “Waarom dan niet?” en dan werd ze boos op me. Ik begon dus maar tegen haar te liegen. Dat wilde ik helemaal niet, maar ik deed het toch en op de lange duur kon het me ook niets meer schelen… Op het laatst waren we net twee heel verschillende mensen die met elkaar praatten. We lieten geen van beiden onze echte gevoelens blijken… of wat we werkelijk dachten.’

Bovenstaande voorbeelden zijn niet ongebruikelijk en geven aan hoe kinderen hun ouders buiten kunnen sluiten, omdat ze weigeren hun gevoelens met hen te delen. Kinderen leren dat een gesprek met ouders geen uitkomst biedt en vaak niet veilig is. Als gevolg daarvan missen veel ouders talloze kansen om hun kinderen te helpen met problemen waar ze in het leven mee te maken krijgen.

Waarom zwijgen kinderen tegen hun ouders over de dingen die hen echt dwarszitten? Waarom kunnen maar zo weinig ouders een relatie in stand houden waarin ze hun kind kunnen helpen?

En waarom valt het kinderen gemakkelijker met professionele hulpverleners te praten dan met hun ouders? Waarom lukt het een hulpverlener wel om met kinderen een relatie aan te gaan waarin hij hulp kan bieden? Wat is het verschil in aanpak?

De laatste jaren hebben psychologen een paar antwoorden gevonden op deze vragen. Door onderzoek en klinische ervaring is duidelijk geworden wat er nodig is voor een effectieve, hulp biedende relatie. Een van de belangrijkste ingrediënten blijkt de ‘taal van de acceptatie’ te zijn.

DE KRACHT VAN ACCEPTATIETAAL

Wanneer iemand in staat is de ander te accepteren en hem dat ook kan laten merken of weet te vertellen, heeft hij het vermogen de ander te helpen. Het feit dat hij de ander neemt zoals hij is, is een belangrijke factor in een relatie waarin de ander kan groeien, zich kan ontwikkelen en kan leren problemen op te lossen. De ander krijgt een kans productiever en creatiever te worden en zodoende wat hij in zich heeft ten volle te verwezenlijken. Het is een mooie paradox van het leven: als een mens voelt dat de ander hem werkelijk accepteert zoals hij is, kan hij – vanuit die gedachte – gaan bedenken wat hij in zichzelf wil veranderen, hoe hij wil groeien, hoe hij helemaal zichzelf kan worden met alles wat hij in zich heeft.

Acceptatie is als de vruchtbare grond waarin de bloembol zich kan ontwikkelen tot de prachtige bloem die erin besloten ligt. De grond stelt de bol alleen maar in staat tot bloei te komen. De grond geeft ruimte aan het vermogen van de bol om te groeien, maar het vermogen zit in de bol. Net als de bol heeft een kind het helemaal in zich om tot ontwikkeling te komen. Acceptatie is de vruchtbare grond – die het kind alleen in staat stelt te verwezenlijken wat in hem is.

Waarom heeft acceptatie door de ouders zo’n belangrijke positieve invloed op het kind? Dat begrijpen de meeste ouders niet goed. Men denkt vaak dat als je een kind accepteert, het precies zo zal blijven als het is. De beste manier om een kind te helpen in de toekomst een goed mens te worden, zou dan zijn hem te vertellen wat je niet in hem kunt accepteren.

Daarom gebruiken de meeste ouders zo vaak niet-accepterende taal tegen hun kinderen, omdat ze denken dat dat de beste manier is om hen te helpen. Het klimaat dat zij voor de groei van hun kinderen scheppen, zit vol met evaluatie, oordelen, kritiek, vermanende en moraliserende woorden, waarschuwingen en bevelen. Kortom, ze zenden boodschappen uit die inhouden dat het kind niet wordt geaccepteerd zoals het is.

Een dertienjarig meisje, nog maar kort in opstand tegen de waarden en maatstaven van haar ouders, zei eens:

‘Ze vertellen me zo vaak hoe slecht ik ben, hoe dom mijn opvattingen zijn en hoe onbetrouwbaar ik ben, dat ik alleen nog maar meer dingen doe die ze niet prettig vinden. Als ze me toch al zo slecht en dom vinden, kan ik net zo goed mijn gang gaan en het ook werkelijk doen.’

Dit meisje was verstandig genoeg om te begrijpen dat hoe vaker je een kind vertelt hoe slecht hij is, des te slechter hij zal worden. Kinderen worden vaak precies wat hun ouders hun steeds verwijten te zijn.

Behalve dit gevolg heeft niet-accepterende taal nog een teleurstellend effect: de kinderen willen niet meer met hun ouders praten. Ze leren dat het veel gemakkelijker is om hun gevoelens en problemen voor zich te houden.

De taal van de acceptatie geeft het kind de gelegenheid zich te uiten. Die geeft hem de vrijheid zijn gevoelens en problemen met iemand te delen. Professionele therapeuten en begeleiders van kinderen weten hoe belangrijk acceptatie is. De meest succesvolle therapeuten zijn zij die hun cliënten kunnen laten voelen dat ze werkelijk geaccepteerd worden. Daarom hoort men mensen zo vaak zeggen dat ze zich in therapie helemaal niet beoordeeld voelen door de therapeut. Ze vertellen dat ze zich helemaal vrij voelen om hem het ergste over zichzelf te vertellen, dat ze het idee hebben dat hij hen zou accepteren ongeacht wat ze hem vertelden of wat ze voelden. Deze acceptatie is een van de belangrijkste elementen die bijdragen tot de ontwikkeling en verandering die mensen kunnen ondergaan door professionele hulpverleners.

Aan de andere kant hebben we van deze deskundigen geleerd dat niet-acceptatie de mensen doet dichtklappen, hen defensief maakt, hen bang maakt om te praten en om naar zichzelf te kijken. Een deel van het succes van de professionele hulpverlener is dus het feit dat hij mensen weet te helpen, waardoor ze veranderen en tot ontwikkeling komen, door middel van acceptatie.

Als ouders leren hoe ze kunnen aangeven dat ze het kind accepteren, hebben ze iets tot hun beschikking dat een opvallende uitwerking kan hebben. Ze kunnen invloed uitoefenen zodat het kind leert zichzelf te accepteren, van zichzelf te houden en een gevoel van eigenwaarde te krijgen. Ze kunnen hem helpen in zijn ontwikkeling en in zijn streven tot zelfverwerkelijking. Ze kunnen ertoe bijdragen dat hij minder afhankelijk wordt en daardoor zelfstandigheid en vermogen tot zelfbeschikking bereikt. Dan kan hij leren de problemen, die hij zonder twijfel in het leven zal krijgen, zelf op te lossen, en het geeft hem de kracht om de teleurstellingen en moeilijkheden van het kind-zijn en het volwassen-worden het hoofd te bieden.

Het belangrijkste dat men met het uitdrukken van acceptatie kan bereiken, is dat het kind diep vanbinnen voelt dat men van hem houdt. Want ‘een ander accepteren zoals hij is’ wil niets anders zeggen dan ‘werkelijk van iemand houden’. Iemand die zich geaccepteerd weet, voelt dat men van hem houdt. En door de psychologie is duidelijk geworden hoe belangrijk het voor een mens is te weten dat er iemand van hem houdt. Dat bevordert de ontwikkeling van geest en lichaam, en is waarschijnlijk de meest effectieve therapeutische kracht die we kennen voor het herstellen van zowel psychische als fysieke schade.

LATEN MERKEN DAT JE HET KIND ACCEPTEERT

Een ouder kan dan wel acceptatie voelen voor zijn kind, maar kan hij die ook aan het kind duidelijk maken? Als het kind de acceptatie van de ouder niet merkt, kan hij er ook niets mee doen. Ouders kunnen leren hoe ze het kind moeten laten voelen dat het wordt geaccepteerd.

Daar heeft men specifieke vaardigheden voor nodig. De meeste ouders denken echter dat acceptatie iets passiefs is – een gemoedstoestand, een houding, een gevoel. Echte acceptatie komt van binnenuit, maar om het effectief te laten werken voor een ander moet men er uiting aan geven of het duidelijk laten blijken. Niemand weet zeker of de ander hem accepteert tot de ander dat op een bepaalde actieve manier laat blijken.

Een professionele hulpverlener, die voor effectieve hulpverlening afhankelijk is van zijn vermogen de cliënt te laten merken dat hij geaccepteerd wordt, heeft jaren nodig om te leren hoe hij deze houding kan inpassen in zijn eigen communicatie-gewoonten. Door training en ervaring verwerven deze deskundigen vaardigheden om acceptatie kenbaar te maken. Ze leren dat wat ze zeggen en hoe ze het zeggen uitmaakt of ze kunnen helpen of niet.

Praten kan helen en een positieve verandering op gang brengen, maar de manier van praten moet dan de juiste zijn. Dit geldt voor ouders. De manier waarop ze met hun kinderen praten, bepaalt of ze hulp bieden of juist niet. De effectieve ouder kan net als de effectieve deskundige leren hoe hij zijn acceptatie moet uiten en dezelfde communicatieve vaardigheden verwerven.

Tijdens onze trainingen vragen ouders wel eens sceptisch: ‘Kan een leek zoals ik dezelfde vaardigheden aanleren als een professionele hulpverlener?’ Het antwoord is ‘ja’. In de trainingen is aangetoond dat de meeste ouders kunnen leren hun kinderen op effectieve wijze te helpen. Er is geen wetenschappelijke kennis van de psychologie nodig om een goede begeleider te zijn. Het is in de eerste plaats een kwestie van leren hoe je constructief met mensen kunt praten.

Psychologen noemen dat therapeutische communicatie, wat betekent dat een bepaald soort boodschappen een therapeutisch of gezondmakend effect hebben op andere mensen. Ze voelen zich er beter door, worden aangespoord te praten, kunnen hun gevoelens beter uiten en krijgen een positief gevoel van eigenwaarde of zelfvertrouwen. Het vermindert hun angst, ze voelen zich minder bedreigd, waardoor het voor hen gemakkelijker wordt hun persoonlijkheid te ontwikkelen en constructief te veranderen. Als men op andere manieren met mensen praat, kan dat niet-helpend of zelfs destructief zijn. Door zulke boodschappen voelen de mensen zich vaak beoordeeld of schuldig. Ze voelen zich beperkt in het uiten van eerlijke gevoelens, ze voelen zich bedreigd en minderwaardig, en dat tast hun zelfvertrouwen aan. Ontwikkeling en positieve verandering worden tegengegaan doordat zo iemand geneigd is zijn persoonlijkheid des te sterker te verdedigen.

Omdat niet zoveel ouders deze therapeutische vaardigheid intuïtief bezitten, moeten de meesten een proces doormaken waarbij ze eerst hun afbrekende communicatiegewoonten afleren en dan de opbouwende methoden aanleren. Dat betekent dat de ouders eerst moeten laten zien hoe zij gewoonlijk met hun kinderen communiceerden om zelf te ontdekken waar hun manier van praten afbrekend en niet-helpend is. Daarna kunnen ze nieuwe methoden aanleren om te reageren op hun kinderen.

NON-VERBAAL OVERBRENGEN VAN ACCEPTATIE

Wij zenden boodschappen via het gesproken woord (wat we zeggen) of via wat men in de sociale wetenschappen non-verbale boodschappen (wat we niet zeggen) noemt. Non-verbale boodschappen worden vertolkt via gebaren, houdingen, gelaatsuitdrukkingen of andere gedragspatronen.

Ook non-verbaal kun je je acceptatie of je niet-acceptatie tonen. Dit gaat vaak ongemerkt, maar je kunt het ook bewust gebruiken. Een glimlach, een knipoog, een aai over de bol zijn non-verbale uitingen van acceptatie. Daarentegen breng je met een gefronste wenkbrauw, een klakkende tong en door van iemand weg te kijken gevoelens van niet-acceptatie over.

NIET INGRIJPEN OM AAN TE GEVEN DAT JE HET KIND ACCEPTEERT

Ouders kunnen een kind hun acceptatie tonen door zich niet in zijn activiteiten te mengen. Neem een kind dat probeert een zandkasteel te bouwen op het strand. De ouder die het kind zijn gang laat gaan en zelf met iets anders bezig is, waarbij hij het kind vrijlaat om fouten te maken of een heel eigen kasteel te bouwen (waarschijnlijk heel anders dan de ouder het zou doen, misschien lijkt het zelfs niet op een kasteel) – die ouder geeft non-verbaal zijn acceptatie weer.

Het kind zijn gang laten gaan als hij met iets bezig is, is een sterke non-verbale manier om acceptatie uit te drukken. Veel ouders realiseren zich helemaal niet hoe vaak zij hun niet-acceptatie laten blijken door zich met iets te bemoeien, in te grijpen, te controleren of zich op te dringen. Maar al te vaak laten volwassenen kinderen niet met rust. Ze dringen hun kamers binnen als ze alleen willen zijn, of bemoeien zich met persoonlijke en intieme gedachten, waarbij niet wordt toegestaan dat ze zich afzonderen. Dit is vaak het gevolg van de angst en de bezorgdheid van de ouders of van hun eigen gevoel van onzekerheid.

Ouders willen altijd dat hun kinderen iets leren (‘Kijk, zo moet je een kasteel maken’). Ze vinden het vervelend als hun kinderen een fout maken (‘Je moet het kasteel verder bij het water vandaan bouwen, dan kunnen de golven er niet bij komen’). Ze willen trots kunnen zijn op de verrichtingen van hun kinderen (‘Kijk eens wat een mooi kasteel onze Jimmy heeft gemaakt’). Ze leggen kinderen volwassen ideeën van goed en fout op (‘Waarom maak je geen gracht rond het kasteel?’). Heimelijk ambiëren ze van alles voor hun kinderen (‘Je zult zo nooit wat leren als je de hele middag dáármee bezig bent’). Ze zijn overdreven bezorgd over wat anderen van hun kinderen vinden (‘Je kunt toch wel een veel beter kasteel bouwen?’). Ze willen het gevoel hebben dat hun kind hen nodig heeft (‘Laat papa je maar helpen’).

Het kan voor een kind dat lekker aan het spelen is duidelijk betekenen dat je hem accepteert als je niets doet, meer zelfs dan als je je steeds met hem bemoeit. Het lijkt alsof ouders het kind dit soort afzondering niet vaak genoeg toestaan. Dat is begrijpelijk, want het is erg moeilijk om toe te kijken en niets te doen.

‘Bij het eerste feestje dat onze dochter in de eerste klas van de middelbare school gaf, voelde ik me vreselijk afgewezen toen ze tegen me zei dat ze mijn fantasierijke en opbouwende ideeën voor het vermaak van haar gasten niet nodig had. Pas toen ik hersteld was van mijn frustratie over haar vraag me er niet mee te bemoeien, begreep ik dat ik non-verbale boodschappen had doorgegeven die mijn niet-acceptatie toonden: “Je kunt nog niet helemaal alleen een feestje organiseren”, “Je hebt mijn hulp nodig”, “Ik vertrouw je inzicht niet”, “Je kunt geen goede gastvrouw zijn”, “Je zou een fout kunnen maken”, “Ik wil niet dat dit feestje een mislukking wordt” enzovoort.’

‘Niets doen’ betekent niet dat men ook geen belangstelling heeft voor de activiteiten van het kind. De band met jonge kinderen kan juist versterkt worden tijdens het gezamenlijk spelen. Alleen moet de volwassene zelf waken voor reacties zoals hierboven beschreven, om het spel niet te veel te beïnvloeden. Samen spelen kan als het kind aangeeft er prijs op te stellen en als de ouder in staat is het kind in het spel te ‘volgen’ in plaats van het spel zelf te ‘leiden’ of ‘over te nemen’.

PASSIEF LUISTEREN OM AAN TE GEVEN DAT JE HET KIND ACCEPTEERT

Niets zeggen kan ook duidelijke acceptatie uitdrukken. Zwijgen, passief luisteren, is een sterke non-verbale boodschap en kan effectief gebruikt worden om iemand te laten merken dat je hem echt accepteert. Professionele begeleiders weten dit goed en zwijgen veelvuldig gedurende een onderhoud met hun cliënten. Iemand die zijn eerste gesprek met een psycholoog of een psychiater beschrijft, vertelt vaak: ‘Hij zei helemaal niets; ik praatte maar door.’ Of: ‘Ik heb hem de vreselijkste dingen over mijzelf verteld en hij had niet eens kritiek.’ Of: ‘Ik had niet gedacht dat ik hem iets zou durven vertellen, maar ik ben een uur aan het woord geweest.’

Wat deze mensen beschrijven is hun ervaring – en misschien zelfs hun eerste ervaring – van een gesprek met iemand die alleen maar luisterde. Het kan een bijzondere ervaring zijn als iemand door zijn zwijgen laat merken dat hij de ander accepteert. Niets zeggen kan dus in feite heel duidelijk iets uitdrukken, zoals blijkt uit het volgende voorval tussen een moeder en haar dochter die net thuis is uit school:

Dochter: Ik ben vandaag de klas uit gestuurd.

Moeder: O, ja?

Dochter: Ja, meneer Franks zei dat ik te veel praatte onder de les.

Moeder: O.

Dochter: Ik kan die man niet uitstaan. Hij zit maar te zeuren over z’n saaie weekend of z’n kleinkinderen, en hij vindt dat we nog geïnteresseerd moeten zijn ook. Het is ontzettend vervelend.

Moeder: Mm-mm.

Dochter: Je kunt toch niet zomaar niets zitten doen in de klas? Je wordt er stapel van. Jeanine en ik zitten altijd grapjes te maken als hij bezig is. Hij is echt de afschuwelijkste leraar die je je kunt voorstellen. Ik word er echt gek van als we een slechte leraar hebben.

Moeder: (Zwijgt.)

Dochter: Bij een goede leraar doe ik echt wel mijn best, maar als we zo iemand als meneer Franks hebben, heb ik helemaal geen zin meer om iets te leren. Waarom laten ze zo’n vent lesgeven?

Moeder: (Haalt de schouders op.)

Dochter: Ik denk dat ik er maar aan moet wennen, want er zullen wel meer slechte leraren zijn. Er zijn meer slechte dan goede, en als ik me door de slechte eronder laat krijgen, haal ik nooit de cijfers die ik nodig heb om naar de universiteit te kunnen. Ik heb er alleen maar mezelf mee, geloof ik.

Uit dit korte verhaal blijkt duidelijk hoe belangrijk zwijgen kan zijn. Doordat de moeder passief bleef luisteren, kreeg het kind de gelegenheid verder te komen dan alleen maar het feit te vertellen dat ze de klas uit gestuurd was. Ze kon toegeven waarom ze gestraft was, haar boosheid ten opzichte van de leraar luchten, nadenken over de gevolgen als ze zo bleef reageren op slechte leraren, en ten slotte helemaal zelf tot de conclusie komen dat ze in feite alleen maar zichzelf schade berokkende door dit gedrag. In de korte periode dat het kind geaccepteerd werd, maakte ze een ontwikkeling door. Ze kon haar gevoelens uiten, ze werd geholpen om zelf het probleem waarmee ze gekomen was op te lossen. Uit deze situatie ontstond haar eigen constructieve oplossing, hoe aarzelend die ook was.

Het zwijgen van de moeder vergemakkelijkte dit kleine groeimoment, dit ontwikkelingsproces voor een organisme dat bezig is van binnenuit te veranderen. Wat zou het jammer zijn geweest als de moeder deze gelegenheid om bij te dragen aan de ontwikkeling van het kind voorbij had laten gaan, als ze tussenbeide was gekomen met zulke typische niet-accepterende reacties als:

‘Wat vertel je me nou? Ben je de klas uit gestuurd? Mooie boel. Nou, dat was dan je verdiende loon.’

‘Zo slecht zal meneer Franks toch niet zijn?’

‘Kind, je moet eens leren je een beetje te beheersen.’

‘Je moet je maar leren aanpassen aan allerlei soorten leraren.’

Al deze boodschappen – en er zijn er nog veel meer die ouders in dit soort situaties plegen te geven – zouden het meisje niet alleen verteld hebben dat de ouder haar niet accepteerde, ze zouden ook onmiddellijk alle verdere communicatie onmogelijk gemaakt hebben en haar ervan weerhouden hebben een oplossing te zoeken.

Door niets te zeggen en niets te doen kunnen we dus acceptatie uitdrukken. En acceptatie brengt constructieve groei en verandering teweeg.

VERBAAL OVERBRENGEN VAN ACCEPTATIE

De meeste ouders realiseren zich dat men niet lang kan blijven zwijgen in een interactie tussen mensen. Mensen hebben een verbale uitwisseling nodig. Ouders moeten tegen hun kinderen praten en kinderen hebben gesprekken met hun ouders nodig om een vertrouwelijke, wezenlijke relatie met elkaar te kunnen hebben.

Praten is noodzakelijk, maar de manier waarop ouders tegen hun kinderen praten is waar het om gaat. Er is veel te observeren aan een ouder-kindrelatie door alleen maar te kijken naar het verbale communicatiepatroon tussen die ouder en het kind, en in het bijzonder naar de manier waarop de ouder reageert op de boodschappen van het kind. Ouders zouden eens moeten letten op hoe ze verbaal reageren op kinderen, omdat daarin de sleutel ligt voor de effectiviteit van iedere ouder.

In de cursus wordt een oefening gedaan om ouders te helpen bij het herkennen van het soort verbale reacties die ze gebruiken als hun kinderen bij hen komen met emoties of problemen. Als je deze oefening nu zou willen proberen, heb je alleen maar papier en een pen nodig. Stel dat je kind van vijftien op een avond onder het eten verklaart:

‘Deze school is waardeloos. Het enige wat je leert zijn een hoop stomme feiten, waar je niets aan hebt. Ik heb besloten niet meer naar school te gaan. Je hebt geen diploma nodig om iets te bereiken. Je kunt op een heleboel manieren succes hebben.’

Schrijf nu precies op wat je antwoord op deze boodschap zou zijn. Schrijf je verbale communicatie op – de exacte woorden die je zou gebruiken als reactie op deze boodschap van je kind.

Probeer als je hiermee klaar bent een andere situatie. Je achtjarige dochter zegt tegen je:

‘Ik weet niet wat ik heb. Thea vond me eerst wel aardig, maar nu niet meer. Ze komt hier nooit meer spelen. En als ik naar haar toe ga, speelt ze altijd met Joyce. Ze spelen dan samen en hebben veel plezier, en ik sta er maar bij te kijken. Ik vind ze allebei vervelend.’

Schrijf ook nu weer je exacte antwoord, je reactie op deze boodschap van je dochter op.

Daarna de volgende situatie, waarbij je elfjarige kind tegen je zegt:

‘Waarom moet ik eigenlijk voor de tuin zorgen en de vuilniszakken buiten zetten? Johnny hoeft van zijn moeder nooit dat soort werk te doen. Jullie zijn niet eerlijk. Dat is geen werk voor kinderen. Niemand moet zoveel doen als ik.’

Schrijf je antwoord op.

Nog een situatie. Je zoon van vijf raakt steeds gefrustreerder als het hem niet lukt na het eten de aandacht van zijn ouders en hun gasten te trekken. Je bent in druk gesprek gewikkeld met elkaar, na elkaar lang niet gezien te hebben. Je schrikt erg als je zoontje plotseling hard schreeuwt:

‘Jullie zijn superstom! Ik vind jullie lekker toch niet aardig.’

Schrijf weer precies op wat je zou antwoorden op deze veelzeggende boodschap.

De diverse manieren waarop je op deze boodschappen reageert, kunnen worden onderverdeeld in categorieën. De verbale reacties van de ouders vallen in ongeveer twaalf verschillende categorieën uiteen. Je vindt ze hierna. Vergelijk je antwoorden hiermee en ga na in welke categorie je reacties het best passen.

1.  Bevelen, dirigeren, commanderen

Tegen het kind zeggen dat hij iets moet doen, hem een opdracht of een bevel geven:

‘Het kan me niet schelen wat andere ouders doen, jij verzorgt de tuin.’

‘Sla niet zo’n toon aan.’

‘Maak dat je wegkomt en ga spelen met Thea en Joyce.’

‘Houd op met zeuren.’

2.  Waarschuwen, berispen, dreigen

Het kind vertellen wat de gevolgen zullen zijn als hij iets doet:

‘Als je dat doet, zul je er spijt van krijgen.’

‘Nog zo’n opmerking en je kunt de kamer uit.

’ ‘Dat zou ik maar niet doen als ik jou was.’

3.  Vermanen, moraliseren, preken

Het kind vertellen wat hij moet of hoort te doen:

‘Dat moet je niet doen.’

‘Je hoort dat gewoon te doen…’

‘Je hoort altijd respect te hebben voor ouderen.’

4.  Adviseren, oplossingen of suggesties aandragen

Het kind vertellen hoe hij een probleem moet oplossen, hem advies geven en suggesties doen, antwoorden of oplossingen voor hem zoeken:

‘Waarom vraag je niet of Thea en Joyce hier komen spelen?’

‘Denk nog even goed na voor je zo’n drastisch besluit neemt.’

‘Ik stel voor dat je daar eens met je leraren over praat.’

‘Ga maar een ander vriendinnetje zoeken.’

5.  De les lezen, beleren, logische argumenten aanvoeren

Het kind proberen te beïnvloeden met feiten, tegenargumenten, logica, informatie en je eigen opvattingen:

‘Leren en studeren kan de mooiste ervaring van je leven zijn.’

‘Kinderen moeten leren hoe ze met elkaar moeten omgaan.’

‘Ik zal je wat feiten geven over degenen die wél een middelbare opleiding hebben afgerond.’

‘Als kinderen leren om thuis een paar verantwoordelijkheden op zich te nemen, zullen het ook verantwoordelijke volwassenen worden.’

‘Bekijk het eens zo: je moeder heeft af en toe een beetje hulp nodig.’

‘Toen ik zo oud was als jij, moest ik twee keer zoveel doen.’

6.  Oordelen, bekritiseren, het ermee oneens zijn, beschuldigen

Een negatieve evaluatie of beoordeling van het kind:

‘Je denkt niet helder.’

‘Dat is een onvolwassen opvatting.’ ‘Dat heb je helemaal mis.’

‘Ik ben het niet met je eens.’

7.  Prijzen, het ermee eens zijn

Een positieve beoordeling of evaluatie geven, het ermee eens zijn:

‘Nou, ik vind dat je er leuk uitziet.’

‘Je hebt alle mogelijkheden om te slagen.’

‘Volgens mij heb je gelijk.’

‘Ik ben het met je eens.’

8.  Schelden, belachelijk maken, beschaamd maken

Zorgen dat het kind zich belachelijk voelt, hem in een hokje plaatsen, hem beschaamd doen staan:

‘Je bent een verwend kind.’

‘Luister eens even, eigenwijs mormel.’

‘Je gedraagt je als een wild beest.’

‘Jij je zin, baby!’

9.  Interpreteren, analyseren, diagnose stellen

Het kind vertellen wat zijn motieven zijn of analyseren waarom hij iets doet of zegt; kenbaar maken dat je hem doorhebt of weet wat er met hem aan de hand is:

‘Je bent gewoon jaloers op Thea.’

‘Dat zeg je om mij te ergeren.’

‘Dat geloof je zelf niet.’

‘Je voelt je alleen maar zo omdat het op school niet goed gaat.’

10. Geruststellen, sussen, troosten, ondersteunen

Zorgen dat het kind zich beter voelt; hem zijn nare gevoelens uit het hoofd praten; de hevigheid van zijn gevoelens verminderen:

‘Morgen voel je je vast beter.’

‘Alle kinderen hebben dat weleens.’

‘Maak je geen zorgen, het komt wel weer goed.’

‘Maar je zou een heel goede student kunnen zijn.’

‘Dat dacht ik vroeger ook altijd.’

‘Ik weet best dat het soms vervelend kan zijn op school.’ ‘Gewoonlijk kun je toch wel goed opschieten met andere kinderen?’

11. Doorvragen, ondervragen, vragen stellen

Proberen om redenen, motieven, oorzaken te vinden, meer informatie zien te krijgen om het probleem te helpen oplossen:

‘Sinds wanneer voel je je zo?’

‘Waarom denk je dat je een hekel hebt aan school?’

‘Zeggen de kinderen ooit tegen je waarom ze niet met je willen spelen?’

‘Met hoeveel andere kinderen heb je over het huiswerk gepraat?’ ‘Waar heb je dat idee vandaan?’

‘Wat wil je dan gaan doen als je niet meer naar school wilt?’

12. Uit de weg gaan, afleiden, toegeven, over iets anders praten

Proberen het kind af te leiden van het probleem; zelf het probleem uit de weg gaan; het kind afleiding bezorgen; het probleem ridiculiseren en opzijschuiven:

‘Vergeet het nou maar.’

‘Laten we er aan tafel maar niet over praten.’

‘Kom, laten we het over iets leuks hebben.’

‘Hoe gaat het eigenlijk met basketbal?’

‘Waarom probeer je niet de school in brand te steken?’

‘Daar hebben we het al zo vaak over gehad.’

Als al je antwoorden in te passen zijn in een van deze categorieën reageer je als de meeste ouders doen. Als één van je antwoorden niet in een van de twaalf categorieën past, wacht dan nog even tot we nog een paar categorische antwoorden introduceren, verderop in dit boek. Misschien passen ze daarin. Als we deze oefening tijdens de training doen, blijkt 90 procent van de antwoorden van de ouders in deze twaalf categorieën te vallen. De meeste vaders en moeders zijn verbaasd over deze unanimiteit. Ook geldt voor de meesten dat ze er nog nooit door iemand op gewezen zijn hoe ze met hun kinderen praten, welke communicatiepatronen ze gebruiken als ze reageren op de gevoelens en problemen van hun kinderen.

Ouders stellen dan vaak de vervolgvraag: ‘Wat doen we ermee, nu we weten hoe we praten? Wat moeten we opmaken uit de ontdekking dat we allemaal deze twaalf typerende categorieën gebruiken?’

DE TWAALF COMMUNICATIEBLOKKADES

Om te begrijpen welke effecten dit soort typerende antwoorden hebben op kinderen of op de ouder-kindrelatie, laten we ouders eerst zien dat hun verbale reacties meestal meer dan één betekenis of één boodschap hebben. Als men bijvoorbeeld tegen een kind dat net heeft geklaagd dat haar vriendinnetje niet meer met haar wil spelen, zegt: ‘Volgens mij moet je aardiger tegen Thea zijn, dan wil ze misschien wel met je spelen’, dan vertel je het kind veel meer dan alleen maar de inhoud van je suggestie. Het kind kan er een (of alle) van de volgende verborgen boodschappen uit opmaken en concluderen:

‘Je accepteert niet dat ik me zo voel, dus wil je dat ik verander.’

‘Je vertrouwt er niet op dat ik dit probleem zelf kan oplossen.’

‘Je vindt dus dat het mijn schuld is.’

‘Je vindt dat ik niet zo slim ben als jij.’

‘Je vindt dat ik iets slechts of verkeerds doe.’

Of als het kind zegt: ‘Ik kan de school en alles wat erbij hoort niet meer verdragen’, en je antwoordt: ‘O, dat gevoel hebben we allemaal weleens gehad, dat gaat wel weer over’, dan zou het kind dit soort verborgen berichten kunnen oppikken:

‘Je vindt mijn gevoelens dus niet zo belangrijk.’

‘Zoals ik me nu voel, kun je me niet accepteren.’

‘Je denkt dat het niet aan de school ligt, maar aan mij.’

‘Je neemt me dus niet zo serieus.’

‘Je vindt kennelijk dat mijn oordeel over de school er niet toe doet.’

‘Het kan je kennelijk niets schelen hoe ik me voel.’

Wanneer ouders iets tegen een kind zeggen, zeggen ze vaak iets over hem. Daarom heeft communicatie met een kind zo’n enorme uitwerking op hem als mens, en uiteindelijk ook op de relatie tussen hem en zijn ouders. Iedere keer dat je tegen een kind praat, voeg je een volgende steen toe die de relatie tussen jullie beiden afbakent. En iedere boodschap vertelt het kind iets over wat je van hem vindt. Hij bouwt geleidelijk aan een beeld op van hoe je hem ziet als mens. Een gesprek kan voor het kind en voor de relatie opbouwend zijn, maar het kan ook afbrekend zijn.

Dat de twaalf categorieën afbrekend kunnen werken, ontdekten ouders toen we hun vroegen zich een situatie te herinneren waarin bij hen hetzelfde gebeurde. Je kwam bij een kennis of vriendin en sprak over je gevoel en die kennis of vriendin reageerde zoals hierboven beschreven. Ouders vertelden in de training dat deze reacties meestal een afbrekend effect hadden op hen of op hun relatie met die persoon. Een paar van deze effecten:

‘Ik kan dan niet meer praten, dan houd ik mijn mond maar.’

‘Ik word er defensief en opstandig van.’

‘Ik word dan gedwongen om ertegenin te gaan, om een tegenaanval te doen.’

‘Ik voel me er onbekwaam en minderwaardig door.’

‘Ik word er haatdragend en boos van.’

‘Ik krijg het gevoel dat ik gedwongen word mezelf te veranderen, dat ik niet geaccepteerd word zoals ik ben.’

‘Ik krijg er schuldgevoelens van.’

‘Ik krijg dan het gevoel dat de ander mij het niet toevertrouwt mijn eigen problemen op te lossen.’

‘Ik krijg het gevoel dat ik bevoogdend behandeld word, alsof ik een kind ben.’

‘Ze geven me het idee dat ik niet begrepen word.’

‘Ik krijg dan het gevoel dat mijn gevoelens niet gerechtvaardigd zijn.’

‘Ik voel me erdoor geremd.’

‘Ik raak erdoor gefrustreerd.’

‘Ze geven me het gevoel dat ik in de getuigenbank sta om ondervraagd te worden.’ ‘Ik krijg het idee dat degene die luistert niet in me geïnteresseerd is.’

Vanzelfsprekend zijn de gevolgen die deze ouders ervaren bij kinderen niet anders. Ook kinderen ervaren deze gevoelens als er op deze manier met hen gecommuniceerd wordt. Dit zijn nou net de twaalf soorten verbale reacties die professionele therapeuten en begeleiders leren vermijden als ze met kinderen of volwassenen werken. Dit soort antwoorden kunnen niet anders dan niet-therapeutisch of afbrekend zijn. Professionals hebben heel andere methoden om te reageren op boodschappen van kinderen en deze geven minder risico dat het kind erdoor dichtklapt, er zich schuldig door voelt, dat zijn gevoel van eigenwaarde erdoor vermindert, dat hij zich defensief opstelt, of dat er haatgevoelens worden opgewekt, dat het kind zich niet geaccepteerd voelt en dergelijke.

In het aanhangsel van dit boek hebben we deze twaalf typerende reacties op een rij gezet en daar gaan we wat dieper in op de afbrekende effecten die ze kunnen hebben. We noemen ze blokkades in de communicatie.

Als ouders zich realiseren hoezeer ze zich verlaten op dit soort reacties, vragen ze altijd met enig ongeduld: ‘Hoe moeten we dan wel reageren? Welke methoden zijn er dan nog?’ De meeste ouders kunnen geen alternatieven bedenken. Toch zijn die er wel.

EENVOUDIGE METHODEN OM DE DEUR OPEN TE ZETTEN

Een van de meest effectieve en opbouwende methoden om te reageren op de ‘gevoelsboodschappen’ of ‘probleemboodschappen’ van kinderen, is de methode die het kind uitnodigt om meer te zeggen. Dergelijke reacties verraden niet de ideeën, oordelen of gevoelens van de luisteraar, maar ze nodigen het kind uit om zijn eigen ideeën, oordelen of gevoelens naar voren te brengen. Ze openen de deur voor hem, ze nodigen hem uit te praten. De eenvoudigste zijn opzettelijk vage reacties, zoals:

‘Juist, ja.’

‘O.’

‘Mm. Hmm.’

‘Stel je voor.’

‘Dat is interessant.’

‘Nee toch.’

‘Je meent het.’

’t Is toch niet waar?’

‘Zo, heb je dat gedaan?’

‘O, ja?’

Andere reacties zijn wat duidelijker en houden een uitnodiging in om te praten of nog meer te zeggen, zoals:

‘Vertel het me maar.’

‘Ik wil er best wat meer over horen.’

‘Vertel eens verder.’

‘Ik ben benieuwd wat jij ervan vindt.’

‘Wil je erover praten?’

‘Laten we het er eens over hebben.’

‘Vertel me nu het hele verhaal maar.’

‘Vertel maar op, ik luister.’

‘Ik krijg de indruk dat je er wel meer over wilt zeggen.’

‘Je vindt het echt belangrijk.’

Dit soort opmerkingen kunnen krachtige factoren zijn die het de ander gemakkelijker maken om zich te uiten. Ze moedigen hem aan om te gaan praten of te blijven praten. Ze laten het initiatief ook bij hém. Hij krijgt dan ook niet het idee dat het gras hem voor de voeten wordt weggemaaid, zoals wanneer men zelf advies geeft, de ander moraliserend toespreekt, of iets dergelijks. Door op deze manier te reageren kan men zijn eigen gevoelens en gedachten buiten het communicatieproces houden. Ouders zullen verbaasd staan over de reacties van kinderen en opgroeiende jongeren als met deze eenvoudige methoden het ijs gebroken wordt. Jonge mensen krijgen de moed om zich dichterbij te wagen, zich te uiten en letterlijk hun gevoelens en ideeën te spuien. Net als volwassenen vinden jonge mensen het heerlijk om te praten, en gewoonlijk doen ze dat ook als iemand hun de gelegenheid geeft.

Bovengenoemde methoden vertellen het kind dat hij geaccepteerd wordt en dat men respect voor hem heeft als mens. De onderliggende boodschap die het kind zo van de ouder ervaart is:

‘Je hebt het recht je gevoelens te uiten.’

‘Ik respecteer je als mens met je eigen gevoelens en ideeën.’

‘Ik kan nog wat van je leren.’

‘Ik wil echt horen hoe je erover denkt.’

‘Jouw ideeën zijn de moeite waard gehoord te worden.’

‘Ik interesseer me voor je.’

Wie zou er niet gunstig reageren als men hem zo tegemoetkomt? Welke volwassene vindt het niet fijn zich gerespecteerd, belangrijk of geaccepteerd te weten? Voor kinderen geldt hetzelfde. Zo gauw ze maar met een enkel woord worden aangemoedigd, overladen ze de ander met hun ideeën en expressiviteit. En in ieder geval zal men iets over hen of over zichzelf leren.

ACTIEF LUISTEREN

Er is nog een andere manier om te reageren op de boodschappen van jonge mensen, en die is oneindig veel effectiever dan de vorige, die slechts de deur openen voor het kind om te praten. Maar voor ouders is het nodig dat ze leren de deur open te houden.

Veel effectiever dan passief luisteren (acceptatie tonen, zwijgen en de deur openzetten), is actief luisteren, wat een opmerkelijke manier is om de ‘zender’ met de ‘ontvanger’ in contact te brengen. Zowel de zender als de ontvanger is actief bij het proces betrokken. Maar om actief te leren luisteren, moeten de ouders meestal eerst meer leren begrijpen van het communicatieproces tussen twee mensen. Een paar schema’s zullen ons daarbij helpen.

Wanneer een kind besluit zijn ouders iets te vertellen, doet hij dat omdat hij daar behoefte aan heeft, omdat er iets in hem omgaat. Hij wil iets, voelt zich niet prettig of is ergens van streek door geraakt. Hij heeft een probleem, en we zeggen dan dat het organisme van het kind uit zijn evenwicht is. Teneinde het organisme weer in evenwicht te brengen, besluit het kind te praten. Stel dat het kind honger heeft.

image

Om zijn hongergevoel (toestand waarbij het evenwicht verstoord is) kwijt te raken, wordt het kind een zender; hij brengt dus iets over wat hem naar hij denkt eten zal verschaffen. Hij kan niet precies weergeven wat er binnen in hem gebeurt (zijn hongergevoel), want honger is een ingewikkelde reeks fysiologische processen die plaatsvinden in het organisme en die buiten het organisme niet kunnen bestaan. Daarom moet hij, om een ander te vertellen van zijn hongergevoel, een signaal kiezen waarvan hij denkt dat het voor de ander ‘Ik heb honger’ betekent. Het kiezen van het juiste signaal noemt men ‘het in code brengen’. Het kind kiest dus een code.

image

Stel dat dit bepaalde kind de volgende code kiest: ‘Wanneer is het eten klaar, pap?’ Deze code of combinatie van verbale symbolen wordt dan uitgezonden en de ontvanger (vader) neemt het bericht op.

image

Wanneer de vader dit gecodeerde bericht ontvangt, moet hij deze boodschap ontcijferen. Hij moet een decoderingsproces doormaken, zodat hij de betekenis ervan kan begrijpen in termen van wat er in het kind omgaat.

image

Als de vader deze boodschap op de juiste wijze ontcijfert, zal hij begrijpen dat het kind honger heeft. Maar als hij de boodschap toevallig anders opvat, namelijk als dat het kind gauw wil eten om nog buiten te kunnen spelen voor hij naar bed moet, zou hij het verkeerd begrijpen; het communicatieproces is dan mislukt. Maar daar zit nu het probleem: het kind noch de vader weet dat, omdat het kind de gedachten van zijn vader evenmin kan zien als de vader de gedachten van het kind.

Zo gaat het communicatieproces tussen twee mensen zo vaak fout: de ontvanger begrijpt de boodschap van de zender verkeerd en geen van beiden is zich daarvan bewust.

Maar stel nu dat de vader besluit te controleren of zijn ontcijferen wel goed is geweest, om er zeker van te zijn dat hij het niet verkeerd heeft begrepen. Hij kan dat doen door het kind letterlijk te vertellen wat hij denkt: het resultaat dus van zijn decoderingsproces. ‘Je wilt graag nog buiten spelen voor je naar bed moet?’ En nu, omdat hij weet dat zijn vader het verkeerd heeft begrepen, kan het kind hem vertellen dat hij de boodschap onjuist heeft ontcijferd.

Kind: Nee, dat bedoel ik niet, pap. Ik heb echt honger en hoop dat het eten gauw klaar is.

Vader: O, heb je echt honger? Helaas kunnen we pas eten als je moeder thuis is, over een uur.

Kind: Dat duurt lang. Mag ik dan nu nog een banaan?

Toen de vader meedeelde hoe hij de boodschap van het kind eerst had begrepen, was hij bezig met ‘actief luisteren’.

In dit specifieke geval begreep hij de boodschap van het kind verkeerd, maar doordat het kind vertelde wat hij wel bedoelde door een andere code uit te zenden, werd zijn bericht goed begrepen. Als de vader de eerste keer al juist gedecodeerd had, had het proces zo voorgesteld kunnen worden:

image

Hier volgen nog enkele voorbeelden van actief luisteren:

1. Kind: (Huilend.) Kees heeft mijn vrachtauto afgepakt.

Ouder: Dat vind je vervelend, hè? Je vindt dat niet eerlijk?

Kind: Nee, ik vind het niet eerlijk.

2. Kind: Ik heb niemand om mee te spelen nu Hugo met zijn vader en moeder op vakantie is. Ik verveel me rot.

Ouder: Je mist Hugo zeker erg, en je weet niet wat je moet doen?

Kind: Ja, ik wou dat ik iets kon bedenken.

3. Kind: Tjee, wat ik nou weer voor lerares voor Engels heb. Ik vind haar echt niet aardig. Ze moppert aan één stuk door.

Ouder: Je bent teleurgesteld over deze nieuwe docent?

Kind: Nou, dat ben ik zeker.

4. Kind: Wat denk je, pap? Ik ben in het basketbalteam gekozen.

Ouder: Daar ben je zeker wel trots op?

Kind: Nou en of!

5. Kind: Pap, wat vond jij vroeger nou leuk aan een meisje?

Ouder: Je wilt weten wat je moet doen zodat jongens je leuk vinden?

Kind: Ja. Ze zien me om de een of andere reden niet staan en ik weet niet waarom.

In al deze voorbeelden heeft de ouder de gevoelens van het kind, dus dat wat er in hem omging, juist ontcijferd. Het kind bevestigt steeds de juistheid van dit decoderingsproces door een antwoord dat aangeeft: ‘Je hebt me goed begrepen.’ Bij actief luisteren probeert de ontvanger te begrijpen wat de zender voelt of wat zijn boodschap betekent. Dan zegt hij in zijn eigen woorden (code) wat hij heeft begrepen en geeft zo de zender de gelegenheid het te checken. De ontvanger zendt zelf geen boodschap uit: hij evalueert niet, geeft geen mening, advies, logische oplossing, en stelt geen vraag. Hij geeft alleen maar weer wat hij uit de boodschap van de zender heeft opgemaakt, niets meer en niets minder.

Hieronder volgt een gesprek, waarin de ouder steeds actief luistert. Merk op dat het kind steeds aangeeft of de ouder het goed heeft begrepen. En let er ook op dat het kind, doordat de ouder actief luistert, het gemakkelijker lijkt te vinden om meer te zeggen, er dieper op in te gaan en hoe dat haar gedachten verder ontwikkelt. Voel je de beweging die erin zit? Kijk maar eens hoe het kind uit zichzelf haar probleem nog eens definieert, hoe aarzelend het bepaalde inzichten over zichzelf ontwikkelt en daardoor op de goede weg is om het probleem op te lossen.

Sandra: Ik wou dat ik ook eens af en toe verkouden was, net als Marijke. Ze boft maar.

Vader: Je voelt je kennelijk een beetje de dupe.

Sandra: Ja, zij mag af en toe thuisblijven, ik nooit.

Vader: Lijkt het je wel wat om vaker thuis te kunnen blijven?

Sandra: Ja, ik vind het niet leuk om iedere dag naar school te moeten. Iedere dag weer, ik ben het spuugzat.

Vader: Je vindt het echt vervelend op school, hè?

Sandra: Soms heb ik er gewoon een hekel aan.

Vader: Staat school je echt tegen?

Sandra: Ja, ik heb een hekel aan huiswerk, aan de lessen en aan de leraren.

Vader: Je hebt dus aan alles op school een hekel.

Sandra: Nou, niet aan alle leraren, twee maar. Een van de twee kan ik niet uitstaan, zij is de allerergste.

Vader: Je hebt dus vooral een hekel aan één lerares?

Sandra: Nou en of, die mevrouw Betel. Ik kan haar niet luchten of zien. En we hebben haar nog het hele jaar ook.

Vader: Je zit dus nog een hele tijd met haar opgescheept.

Sandra: Ja, ik weet niet hoe ik dat moet uithouden. Weet je wat ze doet? Iedere dag krijgen we een lange preek. Ze staat daar dan glimlachend voor de klas, zó (demonstreert), en vertelt hoe een verantwoordelijke leerling zich zou moeten gedragen, en dan leest ze al die dingen op die je moet doen om voor haar vak een voldoende te krijgen. Het is verschrikkelijk.

Vader: Je vindt het niet leuk dat allemaal te moeten aanhoren?

Sandra: Nee, want het lijkt zo volkomen onmogelijk om een voldoende te halen, tenzij je je als een lievelingetje van haar gedraagt.

Vader: Zo te horen voel je je al verslagen nog voor je begonnen bent omdat je op deze manier geen mooi cijfer kunt halen.

Sandra: Ja, en ik wil ook geen lievelingetje van haar worden, want dan lig je eruit bij de andere kinderen. Ik ben toch al niet zo populair. Ik geloof niet dat veel meisjes me aardig vinden (tranen).

Vader: Voel je je niet geaccepteerd in de klas? Zit dat je dwars?

Sandra: Ja, natuurlijk. Er is een groepje meisjes op school dat heel erg populair is. Ze kennen iedereen. Ik wil zo graag ook met ze omgaan, maar ik weet niet hoe ik dat moet doen.

Vader: Je weet niet hoe je het moet aanpakken om erbij te horen?

Sandra: Nee, ik heb geen idee hoe je in dat groepje kunt komen. Het zijn lang niet allemaal de mooiste meisjes. En ze hebben ook lang niet altijd de beste cijfers. Ik weet het gewoon niet (vertwijfeld).

Vader: Je loopt te piekeren wat je moet doen om bij dat groepje te horen.

Sandra: Nou, weet je, ze zijn allemaal op zich best aardig. Ze praten veel en ze hebben veel vrienden. Ze zeggen je als eerste gedag en praten nogal gemakkelijk. Dat kan ik niet. Ik ben niet goed in dat soort dingen.

Vader: Je denkt dus dat het daaraan ligt?

Sandra: Ik weet dat ik niet zo gemakkelijk praat. Ik kan het wel met één meisje, maar niet als er een heel stel is. Dan houd ik mijn mond. Dan weet ik niets te bedenken.

Vader: Met één meisje tegelijk gaat het wel, maar als er veel meisjes zijn is dat dus anders?

Sandra: Ik ben altijd bang dat ik iets doms of verkeerds zal zeggen. Dus dan sta ik er maar een beetje bij en dan voel ik me buitengesloten. Dat is vreselijk.

Vader: Dat geef je echt een akelig gevoel?

Sandra: Ik vind het heel erg om er niet bij te horen, maar ik durf niet aan het gesprek mee te doen.

In dit korte voorval tussen een meisje en haar vader zet de vader zijn gedachten en gevoelens opzij om haar gevoelens en gedachten te kunnen beluisteren, te ontcijferen en te begrijpen. Let erop dat de antwoorden van de vader gewoonlijk beginnen met ‘jij’ om de beleving van het kind te achterhalen. De intonatie is meestal vragend. Ook gebruikt de vader geen enkele keer een van de twaalf blokkades in de communicatie. Door zich consequent toe te leggen op actief luisteren, toonde hij begrip en medeleven voor de gevoelens van zijn dochter, maar hij liet de verantwoordelijkheid van het probleem bij haar.

WAAROM ZOUDEN OUDERS WILLEN LEREN ACTIEF TE LUISTEREN?

Sommige ouders die kennisnemen van deze nieuwe vaardigheden zeggen weleens:

‘Het komt me zo onnatuurlijk voor.’

‘Zo praten mensen toch niet?’

‘Ik zou me idioot voelen als ik mijn kinderen zulke antwoorden gaf.’

‘Mijn dochter zou denken dat ik gek geworden was als ik actief zou gaan luisteren.’

Dat zijn begrijpelijke reacties, omdat ouders zo gewend zijn om te bevelen, te preken, te vragen, te oordelen, te dreigen, te vermanen, of gerust te stellen. Het is heel logisch dat ze zich afvragen of het wel de moeite waard is om te veranderen en te leren actief te luisteren.

Een van de vaders in een oudergroep die er nogal sceptisch tegenover stond, raakte overtuigd na een ervaring met zijn vijftienjarige dochter, die volgde na de les waarin hij actief luisteren had geleerd:

‘Ik wil hier in de training graag vertellen over een verbazingwekkende ervaring die ik deze week had. Mijn dochter Janneke en ik wisselen al twee jaar nog louter beleefdheden uit als: “Mag ik het brood even?” of: “Waar is de afstandsbediening?” of ik krijg een mededeling over hoe laat ze thuis is. Een paar avonden geleden zat ze met haar vriend aan de keukentafel toen ik thuiskwam. Ik hoorde dat ze hem vertelde dat ze zo’n hekel had aan school en hoe vervelend ze de meeste van haar vriendinnen vond. Ik besloot op hetzelfde moment erbij te gaan zitten en niets anders te doen dan actief te luisteren. Nu wil ik niet beweren dat ik geweldig werk leverde, maar ik stond verbaasd van mezelf. Ik deed het niet slecht. En of je het geloven wilt of niet, ze begonnen allebei tegen me te praten en hielden dat twee uur lang vol. In die twee uur leerde ik mijn dochter beter kennen dan in de afgelopen vijf jaar. Bovendien was ze de rest van de week vriendelijker tegen me dan voorheen. Wat een verandering!’

Deze verbaasde vader is niet de enige. Veel ouders hebben onmiddellijk succes als ze de nieuwe vaardigheid uitproberen. Zelfs nog voor ze het actief luisteren goed beheersen.

Veel mensen denken dat ze van hun emoties af kunnen komen door ze te onderdrukken, te vergeten, of ergens anders aan te denken. Maar in werkelijkheid worden mensen juist bevrijd van hun problemen als men ze aanmoedigt er openlijk over te praten.

Actief luisteren heeft een soort helende werking. Het helpt kinderen precies te ontdekken wat ze voelen. Nadat ze hun gevoelens hebben uitgesproken, verdwijnen deze vaak als bij toverslag.

Actief luisteren helpt kinderen om minder bang te zijn voor negatieve gevoelens. Ouders leren in de trainingen dat gevoelens erbij horen en niet slecht zijn. Als een ouder door actief te luisteren laat merken dat hij de gevoelens van het kind accepteert, helpt hij het kind ze ook te accepteren. Het kind leert van de reactie van de ouder dat gevoelens, positief en negatief, erbij horen.

Actief luisteren bevordert een warme relatie tussen ouders en kind. De ervaring dat je gehoord en begrepen wordt door de ander geeft zoveel voldoening dat de zender genegenheid voelt ten opzichte van de luisteraar. Vooral kinderen reageren liefdevol en ook in de luisteraar worden soortgelijke gevoelens opgeroepen. Deze gaat genegenheid en betrokkenheid met de zender voelen. Als men een ander meevoelend en nauwkeurig aanhoort, gaat men die ander begrijpen en zijn kijk op de wereld waarderen. In zekere zin voelt men zich die ander gedurende de periode dat men zich in zijn plaats stelt. Als men zich helemaal inleeft in de ander, voelt men betrokkenheid, zorg en liefde. Met een ander meevoelen is hem als apart individu zien en je toch bij hem willen voegen en met hem samen zijn. Het betekent dat je voor een korte periode zijn metgezel wordt. Zo’n handeling gaat gepaard met diepe genegenheid en liefde. Ouders die leren actief te luisteren en mee te voelen, ontdekken een nieuw soort waardering en respect en een diep gevoel van genegenheid. Het kind, op zijn beurt, reageert met soortgelijke gevoelens op zijn ouders.

Actief luisteren maakt het voor het kind gemakkelijker zijn problemen op te lossen. Als mensen een probleem kunnen bespreken, leidt dat tot betere resultaten dan wanneer ze er alleen over denken. Omdat actief luisteren het praten zo gemakkelijk kan maken, wordt iemand die naar een oplossing voor zijn problemen zoekt erdoor geholpen. Iedereen kent wel uitdrukkingen als: ‘Laat me je als klankbord gebruiken’, of: ‘Ik wil dit probleem graag met je bespreken’, of: ‘Misschien helpt het als ik er met je over praat.’ Actief luisteren geeft het kind een kans. Wanneer ouders op de problemen van hun kinderen reageren met actief luisteren, zullen ze merken dat de kinderen vaak zelf gaan denken. Een kind zal zelf zijn problemen gaan analyseren en ten slotte tot constructieve oplossingen komen. Actief luisteren zet het kind aan tot zelf denken, tot het zoeken van een eigen diagnose voor zijn probleem en tot het ontdekken van zijn eigen oplossingen. Actief luisteren schept vertrouwen, terwijl adviezen, logica, aanwijzingen en dergelijke wantrouwen inhouden, omdat men het kind daarmee zijn verantwoordelijkheid om het probleem op te lossen ontneemt. Actief luisteren is daarom een van de meest effectieve methoden om een kind zijn eigen weg te laten vinden, verantwoordelijk te laten zijn voor zijn eigen daden en zelfstandig te laten worden.

Door actief te luisteren wordt het kind ertoe gebracht meer open te staan voor de gedachten en gevoelens van de ouders. Over het algemeen is het de ervaring dat wanneer iemand bereid is naar jouw standpunt te luisteren, het gemakkelijker is ook naar hém te luisteren. Kinderen zullen meer openstaan voor de boodschappen van hun ouders als hun ouders hen eerst aanhoren. Als ouders klagen dat hun kinderen niet naar hen luisteren, is het zeer waarschijnlijk dat die ouders niet effectief naar hun kinderen luisteren.

VOORWAARDEN OM ACTIEF TE KUNNEN LUISTEREN

Actief luisteren is niet zomaar een eenvoudig techniekje dat ouders even uit hun ‘gereedschapskist’ halen als hun kinderen problemen hebben. Het is een vaardigheid waarbij een serie fundamentele attitudes aan het werk wordt gezet. Zonder deze attitudes zal de vaardigheid zelden effectief zijn. Er zal dan iets mechanisch en onoprechts in doorklinken. Hier volgen een paar fundamentele voorwaarden waaraan voldaan moet zijn als een ouder actief luistert. Zonder deze attitudes kan de vaardigheid niet effectief zijn:

1.  Je moet echt willen horen wat het kind te zeggen heeft. Dat betekent dat je er de tijd voor moet nemen. Als je geen tijd hebt, moet je dat zeggen.

2.  Je moet hem werkelijk graag willen helpen met het probleem dat hij op dat moment heeft. Zo niet, wacht dan tot je dat wel wilt.

3.  Je moet in staat zijn zijn gevoelens te accepteren, wat deze ook mogen zijn en hoezeer ze ook verschillen van de jouwe of van de gevoelens die het kind volgens jou zou behoren te hebben. Het duurt even voor men zich deze houding heeft eigen gemaakt.

4.  Je moet er een rotsvast vertrouwen in hebben dat het kind zijn eigen gevoelens kan hanteren, ze kan verwerken en oplossingen kan vinden voor zijn problemen. Je komt tot dit vertrouwen als je ziet dat je kind zijn eigen problemen oplost.

5.  Je moet niet vergeten dat gevoelens van voorbijgaande aard zijn. Gevoelens veranderen: haat kan veranderen in liefde, ontmoediging kan vrij snel vervangen worden door hoop. Daarom hoef je ook niet bang te zijn als er gevoelens geuit worden; ze zullen zich niet voorgoed vastzetten in het kind. Door actief te luisteren zul je daarachter komen. Bovendien kun je er niet op rekenen dat het gevoel vervaagt als je het niet noemt of bagatelliseert of het kind het niet laat uiten. Haat kan blijven bestaan, ook al noem je het niet. Een gevoel dat wél benoemd wordt, kan een plaats krijgen en verwerkt worden.

6.  Je moet je kind kunnen zien als een apart individu, een uniek mens dat niet aan je vastzit, een onafhankelijk individu met zijn eigen leven en zijn eigen identiteit. Omdat hij op zichzelf staat, kun je hem zijn gevoelens laten, zijn eigen manier om de dingen te zien. Alleen als je hem ziet als een ander individu kun je het kind te hulp komen. Je mag wel bij hem zijn als hij problemen doormaakt, maar je mag hem niet als een deel van jezelf beschouwen.

HET RISICO VAN ACTIEF LUISTEREN

Actief luisteren verlangt van de ontvanger duidelijk dat hij zijn eigen gedachten en gevoelens opzijzet om uitsluitend aandacht te geven aan de boodschap van het kind. Men wordt gedwongen nauwkeurig toe te horen. Als de ouder de boodschap wil begrijpen zoals het kind deze heeft bedoeld, moet hij zich in het kind verplaatsen, in zijn belevingswereld en zijn realiteit; pas dan kan hij de betekenis horen die de zender bedoelde. De actief-luister-reactie is niets anders dan de check van de ouder op de nauwkeurigheid van zijn ontvangst, hoewel ook de zender (het kind) de verzekering krijgt dat hij goed is begrepen als hij hoort dat zijn boodschap nauwkeurig wordt teruggegeven.

Er gebeurt iets met je als je actief gaat luisteren. Precies begrijpen wat een ander denkt of vanuit zijn standpunt voelt, jezelf tijdelijk in zijn plaats stellen – daarmee loop je het risico dat je eigen opvattingen en attitudes gaan veranderen. Met andere woorden, sommige mensen veranderen inderdaad door wat ze van anderen horen als ze hen werkelijk verstaan. Als men openstaat voor de ervaring van de ander, is het mogelijk dat men zijn eigen ervaringen moet gaan herzien. Dit kan beangstigend zijn. Een defensief iemand kan het zich niet veroorloven zich bloot te stellen aan ideeën en standpunten die anders zijn dan de zijne. Maar iemand die flexibel is, is niet bang om te veranderen. En kinderen met flexibele ouders reageren positief als ze zien dat hun ouders bereid zijn te veranderen en zich menselijk opstellen. Zulke kinderen kunnen dan zelf ook coöperatief worden.